Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden » The drunken driver

Schrijfwedstrijden

12 maart 2010 - 21:05

1563

4

863



The drunken driver


Elf jaar geleden. Elf ondraaglijk lange jaren zijn voorbij gegaan. Maar elf jaren, al lijken het voor mij minstens elf eeuwen. Al die tijd kon ik het niet aan om hier te komen. Het kon niet goed gaan, ik zou instorten of krankzinnig worden van verdriet, dat ik nog steeds geen plek kan geven. Eigenlijk weet ik nog steeds niet of ik dat nu wel kan, ik weet alleen dat ik toch ga, het moet ooit.

Mijn pas vertraagt even als ik langs de overblijfselen van een huisje, iets verderop, loop. Al elf jaar staat het leeg, elf jaar geleden vertrok ik, en ik kwam nooit meer terug. Ik heb geprobeerd om het te verkopen, maar het is niet gelukt. En nu is het een bouwval, die vroeg of laat helemaal zal verdwijnen in de natuur. Erg veel tijd besteed ik er niet aan, het is een afgelopen hoofdstuk, en nu moet ik verder naar mijn doel, hoe moeilijk dat ook is.

Ik merk dat de continu aanwezige wind afneemt als ik de brede spleet tussen de twee rotsen in loop. Mijn ogen merken een klein steentje op, dat samen met wat zand naar beneden valt.
Eigenlijk mag alles van mij wel vallen. De rotsen die instorten, en zich als een loodzware deken boven me sluiten. Dat alles in één keer voorbij is, en ik dan eindelijk weer bij hem ben. Maar als ik de nis in de rotsen, aan de kant van de lange, verlaten weg bereik, zijn de muren van rotsen nog altijd aanwezig. Alleen het kleine brokje steen dat net viel mist.

Ik tril helemaal. Mijn adem stokt, en ik wend mijn blik naar de grond. Hier is het, hier ligt hij. Meteen voel ik alle herinneringen weer even heftig als toen opkomen. Al snel trekken tranen brede rivieren over mijn wangen. Moeizaam zet ik een stap vooruit, waardoor ik vlak voor het kleine grafmonument sta. Ik kan het niet meer, het lukt niet. Mijn benen worden slapper, ik val op mijn knieën op de harde rotsen, vlak voor het gladde, granieten plateautje. Uit mijn keel komen alleen maar hardere snikken. Ik zie het weer voor me, precies zoals het was.

De motor van zijn kleine, groene kever start. De koplampen springen aan, en het licht maakt de rotsbodem van de klif weer zichtbaar. Langzaam rijdt hij achteruit, en met een mooie boog draait hij de weg op. Nog één keer toetert hij, voor hij echt wegrijdt. Zwaaiend in het zwakke schijnsel van de lamp die aan de buitenmuur van mijn kleine huisje is bevestigd, neem ik afscheid van het laatste beetje hem tot vrijdag. Wat voelt dat als een ongelooflijk lange tijd, al zijn het maar vijf dagen.
Het enige waardoor ik hem nog kan zien zijn de koplampen die het duister verlichten. Hij is al aan de andere kant van de zee. Nog één bocht en hij zal uit mijn gezichtsveld verdwijnen. Ik heb dit al zo vaak meegemaakt, elke week gebeurt het weer. En toch voelt deze keer op één of andere manier anders. In één kort moment, een fractie van een seconde, verandert het hele beeld. Zijn lichten zwenken uit, het is alsof de auto een halve slag draait. Het licht van andere koplampen komen het toneel op. Meteen daarna weergalmt een harde knal tussen de rotsen. Even sta ik stokstijf stil. Mijn ogen worden zo groot als schoteltjes, terwijl ze aan het tafereel geplakt blijven. De auto lijkt stil te staan, met zijn lichten richting de zee. Langzaam buigt hij naar voren, steeds verder en verder. Mijn hersenen blokkeren door alles wat er gebeurd. Ik heb pas door wat er aan de hand is als ik de twee lampen met een rotvaart naar beneden zie vallen, richting het onrustige water van de zee. Terwijl de lichten gedoofd worden verlaat een schreeuw mijn mond.
‘John! Nee!’ Ongelovig staar ik naar de duistere zee, waar net twee lichtjes in verdwenen. Zijn lichten, waar ik hem in het duistere landschap aan kon herkennen. Een andere harde knal scheurt de stilte voor de tweede keer aan stukken. Snel draai ik mijn hoofd in de richting van het geluid. Ik zie niets, geen enkel licht breekt de duisternis, enkel de lamp van mij huis. In paniek ren ik naar mijn voordeur. Ik moet bellen, iemand, iets, de politie. Ze moeten hem uit het water halen, misschien is hij nog te redden! Maar diep van binnen weet ik dat dat laatste een leugen is.

‘Hierbij veroordeel ik de verwachte tot vijf jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zeventien jaar rijontzegging en vijfhonderdvijftig euro boete. Rechtszaak gesloten!’ Met een harde bons komt de houten hamer van de rechter op het bureau neer. Tranen lopen nog steeds over mijn wangen. Sinds mijn emotionele getuigenverklaring zijn ze niet opgehouden met stromen. Ik ben kwaad, woedend. Die man had verdomme veel te veel gedronken, en John doodgereden. Hij heeft zomaar zijn leven beëindigd, hem zomaar uit mijn leven gerukt, en hij komt er ook nog zo gemakkelijk vanaf. Vijf jaar in de gevangenis. Na vijf jaar zou hij weer vrij zijn, en wat dan? Wie weet wat hij dan zou doen? Hij zit vijf jaar vast, vijf jaar van zijn leven weg. John is op één avond zijn hele leven verloren. Nijdig sta ik op. Ik gun de man, de dronken bestuurder, nog één dodelijke blik voor ik de rechtszaal uitloop.

Een klein straaltje zonlicht weet langs de rotsen heen te dringen, en raakt mijn hoofd. Mijn handen glijden over zwarte steen onder me, die nat is door de zeeën van zoute tranen die net uit mijn oogkassen rolden. Overgenomen door de heftige emoties in me, bewegen mijn armen wild over op oppervlak, alsof ik iets ongrijpbaars probeer te pakken.
‘Waarom?’ Mijn lippen vormen het woord. Zachtjes fluister ik het, enkel hoorbaar voor hem. En dat hij het hoort weet ik zeker. Dat voel ik. Luide snikken verscheuren mijn stem, als het woordje weer over mijn lippen rolt. ‘Waarom?’Moeizaam krabbel ik overeind. Ik ga op de gladde steen zitten, met mijn rug tegen het harde huisje achter me, dat ook van die stof gemaakt is. Mijn ogen glijden naar de hemel, de strakblauwe lucht. En even, in een flits, is het alsof ik zijn gezicht zie.

Aan de zon, die steeds lager aan de hemel begint te staan, zie ik dat de middag niet lang meer duurt. Ik trek de tas, die al ik sinds ik vanmorgen vertrok continu bij me heb, op mijn schoot en rommel er wat in. Als snel vind ik wat ik zoek, een postkaart en een schaar. Ik leg de tas weer op de grond naast me, steunend tegen het grafmonumentje. Ook de schaar leg ik neer, naast me op het plateautje. Met mijn duim glijd ik over de kaart. Ik voel weer tranen achter mijn ogen prikken als ik de tekst erop lees. De tekst die ik heb geschreven.
I want to go back, and visit his grave.
Then I want to visit the drunken driver,
and aks if he ended up doing anything
worthwhile with his life.

Een kopie van de kaart heb ik opgestuurd, zodat de hele wereld het kan lezen. De fouten van anderen kunnen iemand voor de rest van zijn leven breken, alcohol kan dat doen, alleen zien mensen dat niet in, tot ze er zelf mee te maken krijgen. Ik pak de schaar op, en zet hem in de kaart. Zorgvuldig knip ik hem in tweeën, op de ene helft staat de zin ‘I want to go back, and visit his grave.’ en op de andere ‘Then I want to visit the drunken driver, and aks if he ended up doing anything worthwhile with his life.’ De schaar valt weer naast me neer, maar ik doe geen moeite om hem op te pakken. Even houd ik de twee helften tussen mijn handen. Met de rug van mijn ene hand wrijf ik de tranen, die toch terug zijn gekomen, van mijn gezicht. Dan houd ik de twee stukjes karton weer voor me. De ene helft, die met het stuk tekst over de dronken bestuurder, leg ik naast me neer, met de schaar er bovenop. Ik draai me om naar het kleine ‘huisje’ waar ik net tegenaan zat. Zijn grafmonument, bij zijn laatste herinneringen. Voorzichtig duw ik het stukje kaart in een kleine spleet tussen twee stenen.

Ik vraag me af hoe je het leven volhoudt, als je weet dat door jouw toedoen er zo’n jong iemand is gestorven. Vergeef je dat jezelf ooit? Kan je het ooit loslaten? Ik denk het niet. Als ik zoiets gedaan had zou het me elke dag achtervolgen, me elke nacht pesten in mijn slaap. Misschien moet ik dat eens vragen. Vragen aan de dronken bestuurder. Ik pak de schaar en het overige stukje van de kaart op, en stop ze weer in mijn tas, die ik om mijn schouder hang. Even leg ik mijn hand op het koude, stenen monument.
‘Ik mis je John.’ De woorden glijden over mijn lippen. Dan draai ik me om, en loop terug naar de weg. Het eerste deel van de blokkade is verholpen. Ik wankelde, viel, maar stond weer op. Het is gelukt, daar gaat het om. Maar gaat het tweede ook lukken? Kan ik de schuldige recht in zijn ogen kijken? Ik weet het niet, maar zal daar snel genoeg achter komen. Met mijn hand stevig om de band van mijn schoudertas geklemd, loop ik terug naar mijn auto.


Reacties:


Bodine
Bodine zei op 9 april 2010 - 17:30:
Weet je.
Ik lees dit ding heel laat, vergeef me.
Maar ik vind hem echt heel mooi. <3
en dan bedoel ik HEEL, HEEL mooi. <333
En ik had weer kippevel, maar dat krijg jij wel vaker voor elkaar. ^^


KolaLollie
KolaLollie zei op 12 maart 2010 - 20:28:
wauw.
wauwwauwwauw. o.o <3
hetiszomooi. alles. dit. ditalles. hetisgeweldig. <33
enikgaditzóonietwinnen. maardatwistikal. enjijook. ^^
en stiekem wil ik weten hoe het verder gaat. algaathetnietverder. ikbedoel. hierniet. maartoch. ikzouwillendathetverderging. maardatismetalleswatjijschrijftzo. ^^ <3


Kayley
Kayley zei op 12 maart 2010 - 17:59:
Me likes
En het past perfect bij de kaart
Maar echt perfect!
En zijn ongeluk was heel mooi beschreven.


xNadezhda zei op 12 maart 2010 - 17:53:
Je weet al wat ik vind <3