Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Schrijfwedstrijd-stuff » Origami
Schrijfwedstrijd-stuff
Origami
“Achthonderdenveertien,”¯ mompel ik, gooi een papieren kraanvogel op de berg voor me. Heel langzaam, alsof de tijd even stil is gaan staan, pak ik een nieuw papiertje. Mijn vingertoppen zijn gevoelloos geworden. Alles is wazig. Alsof ik door matglas kijk, alsof ik een tweede huid heb, alsof ik verkouden en bijna doof ben.
“Vijftien,”¯ fluistert Dorien naast me. Daan en Bodine en Kay en Nadezh en Jess en Yasmine zitten er ook. En Julia, Danique, Emma, Suki.
Het is te stil. Met zo veel mensen hoort het niet stil te zijn. Ik wil wel praten, maar ik kan het niet. Het voelt niet goed. Tessa. Tessa is er niet. Als Tessa er niet is, klopt het niet.
“Achthonderd - en - eh - achttien,”¯ hoor ik iemand zeggen. Ik weet niet wie, ik weet niet waar zestien en zeventien heen zijn gegaan.
Heel voorzichtig, alsof ik het zou kunnen breken, vouw ik de hals van het papieren vogeltje in mijn handen om. Ik zou hem kunnen vermoorden. Ik zou hem doormidden kunnen scheuren en stuk kunnen maken en ik zou weg kunnen lopen en kunnen huilen en schreeuwen en gillen tot alles weer goed komt. Ik doe het niet. Ik doe het nooit.
“Negentien,”¯ fluister ik, gooi het ding bij de rest. Hij tikt tegen zijn blauwe vriendje aan, rolt naar beneden. Het doet pijn, maar ik voel het niet echt, geloof ik. Het klopt niet.
Tessa is er niet. Daar komt het door. Daar komt alles door, daar doen we het voor. Duizend kraanvogels vouwen van stomme kleine vierkante papiertjes. En dan een wens doen. Ik weet niet wiens idee het was, maar ik hoop dat ik het niet geweest ben. Duizend is veel. Te veel voor één dag. Maar het moet.
We hadden ook gewoon 's nachts naar de sterren kunnen kijken tot er een zou vallen, of elkaars wimpers eruit kunnen trekken, of tussen twee jongens kunnen zitten of naar de klok kunnen staren tot het elf over elf was. Dat was makkelijker geweest. Veel makkelijk.
Ik denk - ik denk dat we het daarom juist niet doen. Het moet.
Het paarse velletje papier glijdt tussen mijn vingers vandaan. Ik staar er naar. Ik heb al teveel papier gezien. Ik heb al de hele dag stomme kraanvogels gevouwen.
Emma pakt het blaadje voor me op, drukt het in mijn handen.
“Dank je,”¯ fluister ik. Het is te stil om hardop te praten.
We zitten bij mij thuis, allemaal. We passen nauwelijks samen in de woonkamer, maar het moest maar. Mijn huis was het dichtst bij en mijn ouders waren het langst weg. Vannacht slaapt iedereen hier, morgen gaan we naar het ziekenhuis.
Het ziekenhuis. Ik denk er amper aan en ik word al misselijk. Ik hou niet van ziekenhuizen. Het is te schoon en te wit en te - te onpersoonlijk. Als ik ooit doodga, is het niet in een ziekenhuis. Nooit. Desnoods loop ik weg, maar ik wil daar niet zijn op mijn laatste dag.
En ik wil ook niet dat Tessa daar is. Tessa. Voor haar doen we dit. Het werkt vast niet, maar het is het proberen waard. Duizend kraanvogels vouwen en dan een wens doen. Dat ze beter wordt. Dat wensen we.
Wat ze heeft weet niemand, hoe lang ze nog heeft weet ook niemand.
Ze moet oud worden. Anders kan ik geen thee bij haar gaan drinken, anders kunnen we niet over onze kleinkinderen praten en samen vier op een rij spelen. We moeten wel. Ik heb het beloofd.
Ik staar naar het vogeltje in mijn hand, naar de berg.
“Achthonderd -”¯ zeg ik, vanzelf, maar ik weet niet wat daarna komt. Ik weet het niet meer.
“Zevenentwintig,”¯ mompelt Kayley, en ze gooit zelf iets op de berg. Ik kijk naar haar, naar hoe ze een nieuw papiertje pakt van de stapel tussen ons in, hoe ze zucht en haar zoveelste vouw maakt. Ze ziet eruit alsof ze zelf zo dood neer zou kunnen vallen. We zien er allemaal uit alsof we zo dood neer zouden kunnen vallen.
Mijn ogen dwalen af naar de klok, mijn handen vouwen vanzelf verder.
“Achtentwintig, dan,”¯ zeg ik.
Do kucht, steekt haar hand uit naar haar glas wijn, mompelt schor “negenentwintig.”¯
Het is tien over twaalf. Spookuur, zoals papa vroeger altijd zei. Vroeger - vroeger ging er niemand dood. Vroeger waren ziekenhuizen gewoon die dingen waar Nijntje heen ging als ze een pleistertje nodig had. Vroeger waren dokters mannen in witte jassen met vreemde spiegels op hun hoofden. Vroeger was ziek zijn hetzelfde als niets doen en op bed tv liggen kijken.
Ik mis het, vroeger.
Alles is zo anders.
Ik gooi mijn laatste vogeltje op de stapel, sta op. Mijn benen doen pijn en mijn rug doet pijn en mijn handen doen pijn. Het geeft niet. Ik zeur te veel.
“Ik ga slapen,”¯ zeg ik. Iedereen staart me aan.
“Morgen gaan we verder. Ik ben moe. Ik wil slapen.”¯
Danique klopt het stof van haar broek, staat op, loopt naar boven zonder iets te zeggen. Yas volgt haar, Suki ook. Dan gebeurt er heel even niets, en dan, alsof het precies zo afgesproken is, schuift iedereen zijn stoel naar achter. Dorien drinkt haar laatste beetje wijn op, Bo knuffelt Daan zonder het zelf helemaal te beseffen, Julia zet haar bril - waar nog steeds een klein roze glittertje aan zit - even af en dan weer op.
Het licht gaat uit. De maan schijnt zacht door het raampje in de voordeur, kleurt alles grijs. Koud.
Ik staar nog even naar de berg papier, zwaai er zwakjes naar, loop de trap op. De treden kraken vertrouwd onder mijn gestreepte sokken.
Een man, alleen. Zijn hoed past bij zijn schoenen, zijn voetstappen echoën zacht door de straten. Er is verder niemand, op een paar dronken jongens bij de bushalte na. Waar hij heen gaat doet er niet toe, waar hij vandaan komt ook niet.
Hij kijkt naar binnen, heel even. De berg kraanvogels lacht hem vriendelijk toe vanuit de verder helemaal lege woonkamer. Hij is niet verbaasd, niet nieuwsgierig. Het is gewoon maar een man, helemaal alleen.
Natuurlijk vraagt hij zich af wat bijna achthonderdveertig gevouwen papiertjes in een doodgewone woonkamer doen, maar het is niet belangrijk.
Zodra hij de hoek om is, is hij het vergeten.
Ik wou dat ik het vergeten kon.
Reacties:
OMG. KOL.
Ik móet hier gewoon even op reageren want het is prachtig.
Wauw.
Echt. Wauw.
En meer komt er niet uit.
Minder ook zeker niet.
<3
Oh wauw. <3
Het is echt amazing, echt. <3
Wauw. ^^
En ergens zit er een kern van waarheid in, toch? Sommige dingetjes zijn waar, toch?