Hoofdcategorieėn
Home » Overige » Stand Alones Schrijfwedstrijden » Kidnap Fears
Stand Alones Schrijfwedstrijden
Kidnap Fears
Hij zat op zijn knieën in het vuile toilet. Het deksel van de wc was naar beneden geduwd en daarop had hij alles gelegd wat hij uit zijn zakken had gehaald: een paar munten, een speelgoedauto, een kaartje voor de metro en een briefje waarop een adres gekribbeld stond.
Hij vouwde zijn vingertjes om het papiertje en bracht het naar zijn neus. Het parfum van zijn moeder was aan het papier gehecht. Hij stopte het snel weg, net als de munten en het autootje. Met het ticketje in de aanslag stapte hij uit het metrotoilet.
Het was donker, metro's knarsten over de rails, denderden door de tunnels. Met zijn handen tegen de koele tegels gedrukt, wandelde hij verder, bang voor wat er komen zou. Hij was nooit echt een held geweest in het donker.
Op de hoek van twee gangen stonden drie soldaten. Jasper herkende ze meteen aan hun kaki broeken, de hoge zwarte laarzen, de zwarte riem over hun borst geknoopt. Maar vooral aan het machinegeweer op hun arm. Ze keken minachtend op het jongetje neer, hij voelde zijn hart in zijn borst hameren. Eén verkeerde blik en ze plukten hem zo uit de magere stroom mensen die naar hun metro gingen.
Hij hoorde ze tegen elkaar praten, Russisch of Pools of Tsjechisch. Hij verstond het niet, hij was Nederlands.
Hij draaide de hoek om en zag een metro aankomen. De lichten flikkerden fel in het toestel, mensen zaten angstig in de hoeken weg gedoken. Op het perron brandde er ook licht. Hij wilde er snel zijn, het donker begon hem steeds zwaarder te vallen.
Op dat moment werd hij aan zijn arm naar achter getrokken. Een van de soldaten keek hem met half toegeknepen ogen aan, trok hem mee een deur door.
Meteen sloeg de geur van olie hem in zijn gezicht, om hem heen ratelden en puften machines. Ergens in zijn achterhoofd begon een stemmetje te praten. 'Je moet hier weg, ze gaan je vermoorden!'
Hij voelde aan het autootje in zijn zak, probeerde te kalmeren. Wat kon een jongetje van negen nu beginnen tegen een soldaat van minimum twintig? Niets toch?
Onder hem trilde de grond, hij struikelde over een trede en voelde hij de stenen trap zijn knieën open schaafde. De soldaat gromde iets naar hem. Hij sprong haastig op en liep het trapje op.
Toen de zware, metalen deur achter hem dicht viel, voelde hij dat hij zijn ticketje voor de metro verloren was. Tranen prikten achter zijn ogen. Hoe moest hij nu naar huis?
Het was buiten ook donker, een halve maan piepte tussen de wolken door, het miezerde zachtjes. Op de parking stonden grote jeeps te wachten. De soldaat plaatste zijn handen op Jaspers heupen en tilde hem op, de laadbak van een jeep in. Nog meer kinderen zaten daar, op elkaar gepropt op de dekentjes en kussentjes. Jasper kroop tussen een meisje met blonde krulletjes en een jongen met rood haar in.
Er werd iets geroepen, de jeep begon te rijden, en Jasper keek achterom. De kans dat hij nu nog naar zijn mama zou kunnen gaan, was klein. Miniem. Haast onbestaand. Hij duwde zijn handen tegen zijn gezicht en begon zachtjes te huilen.
De jeep hobbelde over de weg, een duister bos sloot zich om hen heen. Jasper was banger dan ooit. De tranen op zijn wangen prikten ijskoud in zijn huid, om hem heen werd de lucht droog en koud en eng. Hij probeerde niet rond te kijken, hij was bang van de hoge duistere bomen en de diepzwarte schaduwen.
Voor een gevallen boom stopten ze. Alle kinderen werden uit de laadbak gehaald. Sommigen huilden, anderen beten nerveus op hun nagels of onderlip. In rijen van twee werden ze over het pad gejaagd.
Er klonk een knal door de muziek van kindervoetjes heen. Jasper schrok en liet zich op de grond vallen, om meteen onder de jeep te rollen en zich achter de banden te verstoppen.
Er werd geroepen. Nog meer schoten klonken op. Hij keek naar het pad en zag hoge zwarte laarzen voorbij rennen. Plots zakte er eentje neer, viel met zijn hoofd tegen het zand. Bloed gleed over zijn lippen. Jasper deinsde angstig achteruit en botste tegen een band.
“Hey, kom hier.”¯ werd er gezegd, in het Nederlands, en hij werd onder de auto uit getrokken. Samen met een meisje met donkerbruine krulletjes en een lange man met schmink op zijn gezicht holde hij door de bomen heen. De duisternis hulde zich om hem heen.
Kogels suisden langs hen heen. Het meisje werd in haar arm geraakt en huilde en gilde en krijste, maar de man sleurde haar mee. Uiteindelijk, aan het einde van een pad, duwde hij haar in een gammel vervoersbusje, waarin een gewond jongetje en een huilend meisje zaten.
“Hebben jullie een adres?”¯ vroeg hij, terwijl hij de arm van het meisje verbond. Angstig stak Jasper het briefje uit. Het meisje was te diep in haar shock om iets uit te kunnen kramen.
“Goed, we krijgen je wel thuis. Het is nu voorbij.”¯ Jasper haalde het autootje uit zijn zak en legde het in de grote hand van de man. Die keek heel even vreemd op, aaide Jasper over zijn bruine haar en sloeg toen de autodeuren toe. De auto begon te rijden, tussen de bomen door, het bos uit, de weg op. Achter de horizon begon de zon boven te komen, felle zonnestralen jaagden zich over de stad.
Jasper liet het zichzelf toe zijn ogen te sluiten en weg te dromen.
Ik word er niet echt bang van, nee, maar het is wel heel erg zielig. Ik bedoel - het arme kind. ):
Komt 'ie nog veilig thuis? Please say he does. <3
En Kay, honestly, je schrijven gaat vooruit, als je 't mij vraagt. Als ik denk aan hoe je eerst schrijft [wat al goed was]... nu ben je nog beter. You go girl. <3