Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijd » All the lilacs in Ohio
Schrijfwedstrijd
All the lilacs in Ohio
Sneeuw blijft nooit lang wit in New York. Enkel op de grasperken van Central Park was hier en daar nog een restje te vinden van het blanke tapijt dat de stad twee dagen geleden in een winterse droom had verpakt. Vlokken als donzige borstveren en een hemel die kolkte als een kop koffie waar iemand een geut melk doorheen had geroerd. Het was bijna Kerstmis.
Die ochtend had het geregend, een miezerige bui die de feeststemming uit de lucht had gespoeld en de sneeuw had veranderd in een dikke grijze soep. Winter Wonderland werd weer gewoon New York, waar iedereen langs elkaar heen rende op zoek naar een taxi of een kerstcadeautje. En extra veel norse gezichten omdat de sneeuwbrij langs de straatkant niet alleen een bijzonder troosteloze aanblik bood, maar tegelijk ook alle schoenen en broekspijpen genadeloos doorweekte.
Nu de wolken waren weggetrokken was nachtlucht wel weer ongewoon helder. Hij zag zelfs een paar sterren toen hij iets voor middernacht wankelend de bar verliet. Of was het een vliegtuig? Of superman met kerstverlichting?
Verwonderd staarde hij omhoog, deed twee stappen vooruit, draaide om zijn as en gleed onvermijdelijk uit over een hardnekkige streep aangestampt ijs. Vloekend krabbelde hij overeind uit het smeltwater en zette kletsnat zijn weg naar de metro verder.
Met versteven vingers groef hij in zijn tas naar kleingeld, maar hij vond alleen pen en papier. Flarden van zijn zoveelste onafgewerkte debuutroman die hij morgen of overmorgen in de kachel zou gooien om niet te sterven van de kou. Ja, hij had eindelijk zijn doel bereikt. Hij was een artiest in New York: blut, dronken en verkleumd.
Duizelig greep hij zich vast aan de leuning van de metrotrap, boog voorover en kotste zijn schoenen onder.
‘Beautiful. Just beautiful,’ mompelde hij en spuugde de smaak zo goed en zo kwaad als het ging van zijn tong.
‘Why, thank you.’ Een meter links van zijn besmeurde schoenen stond een paar hooggehakte rode laarsjes. Hij volgde ze omhoog langs een paar benen in nylons die eruit zagen alsof ze vast niet bestand waren tegen de kou, naar een zwarte wollen rok en een rode jas met een riem en een witte baret op bruine krullen en een paar honingkleurige ogen en een glimlach die spontaan de kou uit de straat joeg. Het was lente op Carroll street.
‘You’re welcome,’ zei hij.
‘Where you heading?’ Haar accent was geen zuiver New York, hoorde hij.
‘Monroe Place, in Brooklyn Heights.’
‘You’re kidding. Ik moet naar Montague street, dat is drie blokken verder.’ Hij knikte maar kon verder geen woord meer uitbrengen.
‘Luister, wat dacht je ervan om een taxi te delen? De metro is ’s nachts geen veilige plaats voor jongens als jij.’ Ze haakte haar arm door die van hem en leidde hem naar de stoeprand. ‘Taxi!’ De yellowcab stopte precies voor haar laarsjes. Hij raapte zich net op tijd bij elkaar om de deur voor haar open te houden. Ze nestelde op haar plaats als een moderne Holly Golightly en glimlachte.
‘Where to?’ vroeg de chauffeur doorheen een wolk van sigarettenrook.
‘Montague street,’ zei ze.
Een minuut zaten ze in stilte naast elkaar, een minuut waarin de walm van tabak en vinyl waar al een miljoen vreemden op hadden gezeten werd verdreven door haar parfum. Seringen. Met elke ademteug klaarde zijn hoofd op.
‘Wat doe jij nog zo laat op straat?’ vroeg ze plots.
‘Bar,’ legde hij uit.
‘Dat snapte ik al,’ grinnikte ze. Hij duwde zijn voeten snel onder de passagiersstoel zodat zijn smerige schoenen niet langer te zien waren.
‘Overdag werk ik in een boekhandel,’ legde hij uit, ‘en ’s nachts probeer ik zelf iets bij elkaar te schrijven dat ik ooit over de toonbank kan zien gaan.’ Ze keek hem peinzend aan.
‘Een schrijver.’
‘Aspirant-schrijver.’
‘En wil het wat lukken?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Soms. De ene dag al beter dan de andere.’
‘En dan zoek je inspiratie op de bodem van een glas. Zoals de echte meesters.’ Hij hoorde geen lach in haar stem, maar toch vroeg hij zich af of ze de spot met hem dreef.
‘En jij?’ probeerde hij het gesprek te keren.
‘Wat ik?’
‘Waarom liep jij zo laat rond aan de metro van Carroll street?’
‘Ik werk in een bar in de buurt.’ Een barmeisje in Brooklyn. Hoe was het mogelijk dat hij haar nog nooit eerder had gezien?
‘Welke bar?’
‘De Brooklyn Social.’ Ah, de afschuwelijk dure cocktailbar. Dat verklaarde.
‘En waar kom je vandaan?’ Nu lachte ze.
‘Is het zo duidelijk?’
‘Je accent,’ lachte hij terug.
‘Cleveland, Ohio. Van een buitenwijk omringd door seringen naar een grootstad van licht. Jij?’
‘New York, born and raised.’
Ze schudden elkaar de hand. Hij vertelde haar zijn naam. Adrian Telford.
‘Jocelyn Raimi. Miss Jocelyn Raimi, pleased to make your acquaintance.’ De taxi stopte en de chauffeur gromde ‘Montague street, zeventien dollar vijftig.’ Jocelyn gaf hem twintig.
‘De rest mag je houden als je Mr. Telford op je terugweg afzet op Monroe Place.’ De chauffeur stopte het geld zonder woorden in zijn portefeuille. Ze legde haar hand even op die van hem voor ze uitstapte. ‘Laat me weten hoe het afloopt met dat boek van je.’
En toen was ze weg. Het portier dicht, klikklakkend op haar hakjes, een steeds kleiner wordend figuur in de achteruitkijkspiegel tot ze helemaal verdween in een portiek.
Op haar plek lag een geborduurde zakdoek, vergeten of bewust achtergelaten. Het bewijs dat ze er echt was geweest, en dat hij nu weer alleen was.
Diezelfde avond gooide hij zijn halve manuscript in de kachel om zijn kleren te drogen bij het vuur en begon opnieuw. De zakdoek met de geborduurde J.R. lag op de hoek van zijn nachttafel.
De winter ging van koud en nat naar iets minder koud en droog. New York maakte zich klaar voor de lente, en hoewel Adrian en Jocelyn elkaar bleven zien wisselden ze de hele winter geen woord meer.
Na zijn werk trok Adrian nu steevast met pen en papier naar de Brooklyn Social. Hij ging zitten aan een tafeltje in de hoek dat al snel zijn vaste stek werd en bestelde bier. Dat wil zeggen, Jocelyn knikte naar hem, hij wees op de kaart aan wat hij wilde en zij bracht het naar zijn tafel. Na een week hoefde hij zelfs niet meer te wijzen en stond het glas vaak al voor zijn neus voor hij zijn jas over de leuning van zijn stoel kon hangen.
Hij dronk langzaam, deed zo lang mogelijk over de drie glazen die hij zich kon veroorloven. Hij wist dat hij vroeger in zijn oude stamcafé voor hetzelfde bedrag minstens zes glazen had kunnen krijgen, en dat maakte het op één of andere manier nog beter.
Iedere avond liet hij gepast geld achter, en een fooi van één dollar. Als dank schudde Jocelyn haar haren uit haar hals wanneer ze de lege glazen afruimde, zodat hij het lint van seringengeur dat achter haar aan danste diep kon inademen.
Ze probeerde nooit over zijn schouder mee te lezen, en hij schermde nooit zijn werk af wanneer ze langs zijn tafel kwam.
Ze schoof hem gratis schaaltjes pinda’s toe, en hij vouwde origamivogels van de rekening.
Ze neuriede mee met elke Elvis-song op de radio, en hij tekende met zijn vingers en de condens van zijn glas een smiley op het tafelblad.
Eén keer nog deelden ze een taxi, en dit keer betaalde hij.
En al die tijd schreef hij.
Begin mei kwam hij vroeger dan gewoonlijk de bar binnengewandeld. Er waren nog geen andere klanten. Hij had zijn jas thuisgelaten en de mouwen van zijn hemd opgerold. Jocelyn keek op en hield meteen een bierglas onder de tapkraan, maar stopte toen hij niet doorliep naar zijn tafel. In plaats daarvan ging hij aan de bar zitten.
‘Voor jou.’ Hij gaf haar de sering die hij net had geplukt in het parkje aan de overkant. ‘En dit.’ Haar zakdoek. ‘En dit.’ Een stapel papier.
Ze legde de bloem en de zakdoek op de toog en nam de bundel papier in haar handen. Hij vroeg zich af of ze de verse inkt even lekker vond ruiken als hij, of het papier nog warm leek in haar handen.
‘Net afgeprint?’
‘Twintig minuten geleden,’ antwoordde hij. Haar wijsvinger volgde de letters op de titelpagina. All the lilacs in Ohio, by Adrian Telford. Ze sloeg het blad om en lachte. Dedicated to the real miss Jocelyn Raimi. Hij stopte het manuscript weer in zijn tas.
‘Ga mee naar buiten,’ zei hij. ‘Het is zo’n mooi weer.’ Ze knikte, gebaarde naar een ander meisje dat glazen stond te spoelen en hees zich op de toog. Toen ze haar benen er overheen zwaaide zag hij dat ze geen nylons droeg. Hij kon het niet laten om even zijn hand op haar dij te leggen, een kus van huid op huid die alles liet zinderen. Ze lachte en liet haar vingers door zijn haar glijden, van zijn achterhoofd naar zijn nek.
Buiten was het eensklaps volmaakt lente geworden. De lucht was tekenfilmblauw, de warmte die van het asfalt sloeg was zo dik dat je ze kon proeven als je je tong uitstak, en ergens stond een radio precies hard genoeg. Overal stonden ramen open, twee jongens met dreadlocks staken op blote voeten de straat over, een moeder en haar zoontje deelden een bak aardbeien op een bank in de zon.
Jocelyn vlocht haar vingers tussen die van Adrian, ging op haar tenen staan en drukte een zoen op zijn mond. Ze stapte uit haar schoenen, nam ze in haar rechterhand en draaide een langzaam rondje om haar as. Een briesje uit de richting van het park bracht de geur van seringen met zich mee.
‘Smell that, Mr. Telford?’ vroeg ze. ‘The lilacs are in bloom, and everything smells like spring again.’ Hij vond het zelfs niet vreemd dat ze zonet de laatste zin van zijn boek had geciteerd zonder het te hebben gelezen. Lente doet nu eenmaal rare dingen met mensen.
Reacties:
niceh.. ik vind het zo mooi hoe je schrijft o.o ik heb net een manga gelezen dus ik zit nu helemaal los te gaan met mn fantasietjes.! maar ;3 je moet echt een keer een roman schrijven geen fanfic maar gewoon helemaal uit de losse pols en helemaal bedacht door jou van top tot teen. :3 speciaal voor mij.. grapje nee x'd maar it will be x'd if you did that. i will read it. i really really do!
Ik vind het echt zo mooi hoe je de lucht beschrijft als een kop koffie. Ik weet niet waarom, maar dat vind ik zo prachtig.
En het hele verhaal, Jocelyn, en een mislukte schrijver, het is zo prachtig beschreven. Het liefste zou ik dit zien met een vervolg, en dan doorlezen. Want ik zou zo graag meer willen weten dan dit. Maar ik weet dat je werkt aan uitgeven, right?
Ik hoop echt dat het je lukt, want telkens als ik je stukken lees, verbaas ik me weer over hoeveel je dat verdient...