Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Stand Alones » In the dark
Stand Alones
In the dark
De stilte is altijd al mijn bondgenoot geweest. In de klas sprak ik nauwelijks, tijdens de pauzes kwam er geen woord van mijn lippen. Thuis was ik alleen. Mijn vader was altijd weg, werken, zei hij. Ik weet al lang dat daar geen greintje waarheid inzat. Hij woonde half bij een vrouw, die niet wist dat hij een zoon had. Daar is vader drie jaar geleden gaan wonen, ze zijn nu zelfs getrouwd. En ik? Ik bleef hier achter. Moeder stierf toen ik tien jaar was, nog geen week na mijn verjaardag. De arme vrouw was zo gelukkig de laatste dagen van haar leven, ze dacht dat mijn vader echt van haar hield. Nog geen twee dagen nadat zij stierf had hij een ander. Hij moest wel bij mijn moeder blijven, had hij op een dag gezegd, want die moest voor mij zorgen en dat kon ze niet alleen. Ik had ook een broertje, vaders lieveling, hij stierf aan koorts toen hij amper vijf jaar was. Dus, nu zat ik hier alleen in mijn donkere kamer, het was al eeuwen sinds ik het licht van de zon zag. Nu was het nacht en ’s nachts leefde ik, net als een vleermuis. Het zwart-wit van de kamer was me zo bekend dat ik zelfs in het donker mijn weg vond. Rond deze tijd bracht iemand altijd mijn eten en ja hoor, ik hoorde een klop op de deur beneden. Langzaam ging ik naar boven, de trap op springend over de ene tree en dan over de andere, om de gebroken treden te vermijden. De jongen stond er inderdaad, met het mandje dat ik zorgvuldig uit zijn handen nam,. Ik hoor hoe de jongen geeuwt, hij moet van ver komen, er zijn geen huizen in de wijde omtrek. Ik probeerde te spreken mijn stem was schor en onverstaanbaar, maar het lukte.
“B..bedankt.”¯ De jongen voor me toverde een glimlach op zijn vermoeide gezicht. Medelijden overspoelt me. Deed deze jongen dit elke avond, zo ver lopen? Ach, ik kon hem toch niet helpen, ik maakte aanstalten om weg te lopen.
“Graag gedaan.”¯ Hij geeuwde aan het einde van zijn zin en houdt me tegen. “Wacht. Alsjeblieft. Ik ken je naam niet.”¯ Ik keek hem aan, zijn gezicht is in het duister gehuld, mijn geliefde duister. De jongen klonk nieuwsgierig.
“William,”¯ antwoordde ik. Het leek al eeuwen geleden dat ik mijn naam nog eens heb gezegd of gehoord, behalve in de dag want dan slaap ik en droom ik van de zon, van moeder en mijn broertje.
“Aangenaam, ik ben Georg.”¯ De jongen strekte zijn hand uit, die ik aanneem. Nu pas merkte ik dat hij met een Duits accent spreekt. “Heb je hier een bed waar ik kan overnachten? Ik moet nog het hele eind terug rennen en ik blijf nu al amper op mijn benen staan.”¯ Achter hem weerklonken stemmen, uitgeputte stemmen, stemmen die de jongen zijn naam herhalen. “Georg!”¯
De jongen voor me keek om en leek ergens om verrast te zijn. “Wacht even.”¯ De drie geestachtige gedaanten liepen naar mijn huisje, ik hoorde hun voetstappen op de grond. Georg liet me de deur verder openen, het licht van de maan verblinde me en in een reflex sloot ik mijn ogen. Langzaam probeerde ik ze opnieuw te openen beetje bij beetje, tot het licht slechts prikt en niet meer brandt. Een kleine druppel traanvocht verliet mijn ogen, een natuurlijke reactie.
“Wat is er?”¯ vroeg een van de jongens, die ik nu wazig zag. Ze waren rond mijn leeftijd, achttien, sommigen leken jonger.
“Het is gewoon door het maanlicht,”¯ zeg ik. “Mijn ogen zijn gewoon aan duistere omgevingen.”¯ De jongen het dichtst bij de deur keek me verbaasd aan.
“Kom je dan bijna nooit naar buiten?”¯ vroeg hij. Dit was dus Georg? Zijn donkerbruin haar lag recht langs zijn gezicht en maakte geen enkele kromming, zijn ogen waren groen en zijn gezicht bleek. Ik vroeg me af hoe ik er uit zag, mijn reflectie was een vreemde voor me geworden, waarschijnlijk was mijn gezicht vuil en mijn haren vettig en lang, ik had nooit een schaar om ze te knippen. De broek die ik aanhad was nog een overblijfsel van vaders kleding en was iets te groot een T-shirt had ik niet.
“Nee,”¯ zeg ik. “Al lang niet meer.”¯
“Maar, je moet toch naar school?”¯ een van de andere jongens stelde deze vraag twijfelend.
“School? Al bijna twee jaar niet meer.”¯ Leek ik echt zo jong dan? Ik liep verder naar het licht van de maan.
“Maar, je lijkt zo jong!”¯ protesteerde een van de jongens.
“Ik zou niet weten hoe ik er uit zie, maar ik ben negentien, bijna twintig.”¯
“Komop, mijn huis is dichtbij, je moet jezelf zien, we kunnen daar ook allemaal overnachten.”¯ Een blonde jongen trok me mee aan mijn arm. Samen liepen we over de heuveltjes, de steentjes. Ze schaafden mijn blote voeten maar dat was ik gewoon, ik was al lang gewoon aan die pijn. De blonde jongen had gelijk gehad we moesten amper twee kilometer stappen om zijn huis te bereiken. Toen ik nog gewend was aan de nacht maakte ik langere wandelingen, waar ik al wel eens een halve nacht over deed. De andere jongens leken haast uitgeteld toen we aankwamen.
“Gustav, ik weet niet wat je als niet ver beschouwt, maar dit is ver!”¯ klaagde Georg toen we het huis betraden. In de felverlichte ruimte moest ik even knipperen om aan het licht gewoon te worden. In de hal stond een groot reflecterend voorwerp, een spiegel. De jongen, Gustav genaamd sleurde me ervoor. Ze hadden gelijk, ik leek jong. Mijn haar hing in lange, donkere klitten langs mijn fragiele bleke gezicht. Mijn ogen stonden dof en waren pijnlijk rood waar andere ogen wit waren. Mijn lichaam was heel benig en mijn ontblote bovenlijf was ondanks alles best gespierd en leek gezond. Mijn benen leken te verdrinken in de losse versleten broek met gaten.
“Oh God,”¯ mompelde ik met een blik vol afschuw.
Wat mij hier vooral aan opvalt, is dat het niet af is. De zin waar je mee eindigt is een zin die uitnodigt tot meer, en een SA is één afgesloten geheel, één afgesloten spanningsboog. Het heet niet voor niets 'stand alone', het verhaal moet op zichzelf kunnen staan. In dit geval lijkt de spanningsboog nog maar net te beginnen.
Als begin van een verhaal vind ik het interessant; op je schrijfstijl heb ik ook weinig aan te merken. Ik vind het begin een beetje onrealistisch, dat hij daar is blijven wonen en dat niemand verder iets van hem weet, maar dat er wel eten wordt gebracht, maar in principe begint het fascinerend. :'
xo