Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Thousand Suns [Stand Alones] » Als de maan
A Thousand Suns [Stand Alones]
Als de maan
Hij kon niet slapen. Het verbaasde hem niet meer, het was intussen de gewone gang van zaken. Hij lag uren wakker, was de hele dag moe en lag ’s avonds weer wakker. Soms spookte er van alles door zijn hoofd, soms was alles leeg. Slapen deed hij niet. Dat in elk geval niet.
Zuchtend stond hij op en liep naar de keuken, zette de waterkoker aan en kroop met een gitaar op de bank. Zachtjes tokkelde hij een ritme, een aantal akkoorden. Een zelfverzonnen versie van een liedje dat hij ooit met zijn broer geschreven had. Het was stil in de rest van het huis en half om half verwachtte hij dat diezelfde broer naar beneden zou komen met de vraag of hij alsjeblieft stil kon zijn. Het gebeurde niet en hij tokkelde rustig voort. Meer akkoorden, meer ritmes. Oude liedjes, nieuwe liedjes. Hun liedjes, niet hun liedjes. Ongeboren liedjes. Wanneer gingen ze weer schrijven? Hij miste het. Hij miste alles. De band, de muziek. Alles.
Ze waren nog jong. Misschien moest hij aan zijn toekomst denken. Ze konden niet eeuwig aan de weg blijven timmeren. Op een dag moest hij verder, een echte baan vinden en een vriendin en een huis. Hij kon natuurlijk niet eeuwig thuis blijven wonen, dat was onzin. Toch kon hij niet weg. Nog niet, omdat hij er nog niet aan toe was. Hij zuchtte en stond op, haalde een mok uit de kast en maakte een kop thee voor zichzelf. De damp verwarmde zijn verkleumde vingers. Het was leuk om gitaar te spelen. Zijn hobby, zijn passie, maar ’s winters werden zijn vingers er zo koud van. ’s Nachts hadden ze geen verwarming aanstaan. Standaard niet, omdat hij het prettig vond om onder zijn warme dekbed te liggen, nog net meekrijgend dat het buiten koud was. En binnen. Overal behalve onder zijn eigen dekbed. Dan voelde hij zich veilig en thuis. Zijn bed was zijn thuis, meer nog dan het huis waar het instond.
Met de warme mok in zijn handen nam hij weer plaats op de bank. De zachte stof kriebelde aan zijn voeten, toen hij die ook op de bank legde. Ze waren koud, hij moest maar eens sloffen aanschaffen. Zodra hij ergens geld vandaan kon halen.
Buiten scheen de maan. Aan de andere kant van de wereld scheen de zon, zij belichtte de maan en de maan belichtte hem. Derderangs licht, en toch was het mooi. Door de ruit heen, langs het gordijn, onderbroken door de top van de hoge eikenboom in de achtertuin. Hij zette de thee op tafel en nam zijn gitaar weer op schoot, begon weer te tokkelen. Boven hoorde hij gestommel. Hij had zijn broer wakker gemaakt. Nog een geluk dat zijn ouders niet thuis waren, bedacht hij zich, terwijl hij onverstoord doorspeelde. Hij wist niet eens meer welk liedje het was, of het überhaupt een liedje was. Misschien niet. Misschien wel. In principe was alles een liedje, zolang het muziek was.
‘Kun je niet slapen?’ vroeg de warme stem van zijn broer vanuit de deuropening. De jongen schudde zijn hoofd. ‘Uiteraard.’
In stilte liep zijn broer naar hem toe, nam naast hem plaats op de bank. ‘Het is koud,’ zei hij, hoewel hij zich in een dikke trui gewikkeld had.
‘Ja,’ beaamde Mikey, die niet meer dan een shirt droeg. Hij was gestopt met spelen, had zijn blik weer op de maan gevestigd. Ze scheen fel, was bijna vol of net vol geweest. Hij hield het niet bij, het interesseerde hem niet. Hij wilde ook zoals zij zijn: altijd licht schijnen op degenen die in het donker zaten, zonder zich ooit zorgen te hoeven maken. Het begon zachtjes te sneeuwen.
‘Wat speelde je?’ vroeg Gerard.
‘Geen idee,’ bekende Mikey.
‘Je speelde wel.’
‘Ja.’
‘Waarom ga je niet door?’
Mikey schudde slechts zijn hoofd, liet de gitaar weer van zich afzakken en pakte de thee weer op. Het was nog steeds te heet om te drinken, dus draaide hij de mok rusteloos rond in zijn handen. De thee zou afkoelen, de maan zou de andere zijde van de aarde verlichten. Hij zou blijven zitten. Niet per se op de bank, maar psychisch. Hij was nog niet in staat om koud te worden, te verdampen. Niet in staat om op te groeien. Hij voelde Gerards ogen branden op zijn huid, werd er ongemakkelijk van. Hij moest door. Door met zijn leven. Een beroep kiezen, maar hij wilde alleen maar muziek maken en niets anders. Niets anders, nooit. Er moest een manier zijn.
Hij bracht de thee naar zijn lippen en dronk. Eigenlijk was het nog een beetje heet, maar dat maakte niet uit. Hij overleefde het wel. Hij wilde zijn als de maan, onsterfelijk en onaangedaan door een beetje warmte. Hij wilde zijn als de maan, onverstoord en vrij. Hij wilde zijn als de maan, een lichtpuntje voor degenen die in duisternis zaten. Hij stond op en liep naar de gang, trok zijn schoenen en zijn jas aan.
‘Wat doe je?’ vroeg Gerard, maar Mikey antwoordde niet. Hij pakte zijn gitaar van de bank en liep de voordeur uit, zonder ook maar aan een sleutel te denken.
Het was koud buiten en de wind sneed door zijn versleten pyjamabroek heen. Sneeuwvlokjes vonden een nieuw thuis in zijn haar, smolten op zijn huid. Hij hoorde de voordeur weer openen en ook weer dichtslaan. Een sleutel in het slot. Hij wist dat de voetstappen die zijn richting uitkwamen, zijn broer toebehoorden. Samen liepen ze door de ijskoude straten, tot ze bij een pleintje aankwamen. Bij enkele cafeetjes brandde nog licht. Midden op de straat bleef Mikey staan en begon akkoorden aan te slaan. Er vormde zich een ritme en langzaam maar zeker vormde zich een liedje. Een nieuw liedje, zijn liedje. Zijn broer begon zachtjes mee te neuriën en uiteindelijk zelfs te zingen. Een nieuw liedje, hun liedje.
Het begon steeds harder te sneeuwen, maar hij had het niet koud. Hij verwarmde zichzelf en de maan verwarmde hem ook. Zijn verkleumde vingers waren niet koud en de sneeuwvlokjes in zijn haar hadden een temperatuur van honderd graden. Alles was warm, alles was muziek en alles was hij. Zij, want zijn broer was er ook. Ze waren er samen en ze produceerden samen muziek. Op het pleintje, in de sneeuw. Een enkele voorbijganger glimlachte naar hen. De meesten vonden het te koud en liepen vluchtig door. Alles ging door, alles veranderde terwijl zij daar bleven staan. Bleven zingen. Bleven spelen. Ze waren onveranderlijk, constant zolang de nacht voortduurde. Zodra de zon opkwam zouden ze verdwijnen en hun muziek ook. Net als de maan. Ze waren als de maan. Hij was als de maan. Vrij en onbezorgd, onveranderlijk en onaangedaan door kou. Een lichtpuntje voor degenen in het duister. Een liedje in de doodstille nacht. Hij was als de maan.
Reacties:
Nou Bo, schrijf ik net dat ik steeds in herhaling val, moet ik dat weer gaan doen. Want het is mooi, het is echt heel erg mooi, en dat is eigenlijk alles wat ik erover te zeggen heb, geloof ik.
Ugh, sorry dat ik geen betere reactie kan schrijven, want die verdien je wel.
Okay, ja - dit is heel anders dan mishandeling MAAR ZOVEEL BETER ;_;
En juet vjwibjw. Dit is mooi. <3
(ik las "de warmte verdampte zijn vingers" though haha)
Just. just. Woah, Bodine. Want ik weet geen goede reactie want het is echt geweldig.
Also - thanks.<3
Ik ging deze opnieuw lezen en ik vind het zo moooooi en ajsjfkd.
En eigenlijk he, eigenlijk vind ik dit leuker dan het idee dat ik eigenlijk voorstelde. Ik vraag me wel af hoe oud Mikey en Gerard hier zijn maar- ja. I really really love this one. ^^