Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Thousand Suns [Stand Alones] » Onkruid
A Thousand Suns [Stand Alones]
Onkruid
‘Ik snap nog steeds niet, dat dat paard binnen moet,’ beken ik met een ietwat geërgerde ondertoon in mijn stem. De jongens glimlachen, reageren niet. Ze zijn intussen gewend aan mijn opmerkingen en mijn eeuwigdurende pessimisme. Het is al ruim anderhalf jaar zo. Zelfs de fotograaf reageert niet, schiet rustig door. Een beetje naar rechts, een beetje naar links. Glimlachen. Commando zit, commando sta. Blijf. Ja, mooi. En weer een beetje naar links. Altijd hetzelfde, hoewel het soms anders lijkt. Dat is het niet en zal het ook nooit zijn. Of het paard nou binnen staat, of buiten. In principe maakt het voor de camera niet eens uit met hoeveel we zijn. Als ze maar geld verdienen met foto’s die exact hetzelfde zijn als alle andere duizenden die reeds gemaakt zijn, ooit. Ik wil niet meer. Al heel lang niet meer. Dit niet meer, niets meer. Geen werkdagen van vierentwintig uur met altijd camera’s op me gericht. Ze gaan maar iemand anders fotograferen met een zwart paard in een vervallen kasteel. Wat daar het nut van is, zie ik nog steeds niet in. ‘Louis, naar links!’ wordt me toegesnauwd. Ik voel een aanmoedigend klopje tegen mijn rechterarm, schuif een halve centimeter op. ‘Perfect!’ Geweldig. Die halve centimeter maakt een wereld van verschil. Voor de fotograaf. Voor mij wel, want het is een halve centimeter dichterbij hem. Bijna kan ik zijn hartslag voelen, zijn ademhaling horen. Het paard hinnikt. Waarom hinnikt het? Hij, zij. Edel dier. Een fotoshoot met een zwart paard en wij allemaal in een witte outfit voor een mooi contrast. Buiten schijnt de zon zwakjes en het motregent, dus moet ergens een regenboog zijn. Ik wil de regenboog vinden, omhelzen, om raad vragen. Ik kan dit niet meer. Ik wil dit niet meer. Nooit meer.
‘Pauze,’ wordt ons enthousiast medegedeeld. Ik beweeg me niet. Pauze is hetzelfde als werk, alleen dan nog ondraaglijker omdat ze met je willen praten en lachen. Spontaan, noemen ze dat. Down to earth. Ik wil het niet meer, hoor iemand al verwijtend mijn naam roepen. Stik er maar in. Zonder te weten waar ik heenga, loop ik de set af en de gangen door. Sinds wanneer moeten shoots in een echt kasteel plaatsvinden, in plaats van in fotostudio’s? Om een verschil te maken, maar zij zullen nooit verschil maken. Nooit echt. Het bestaat simpelweg niet.
Het is doodstil op mijn voetstappen en het zachte getik van de regen na. Rustgevend. Ik loop naar het raam toe, heb uitzicht op een hofje. Plantjes, tegels, onkruid en plassen. Verder loop ik, de gangen door, kom bij een trap uit en laat me door de treden naar beneden voeren. Ik zoek niets, vind van alles. Van spinnen tot stof, van kapotte ruiten tot gedecoreerde zuilen. Mooi is het, maar het doet me niets.
Ik kom uit bij een deur. Het is een houten gevalletje, grotendeels vergaan en de koude Engelse herfstwind komt me vanaf buiten tegemoet. Ik aarzel twee tellen en morrel dan aan het slot. Het kraakt wat, blijkt dan niet afgesloten te zijn. De deur verschaft me toegang tot het hofje. Onverzorgd is het, overwoekerd met onkruid en het spreekt me aan. Het is zoals ik: vergeten onder een laag van het onrecht dat moeder natuur kunstmatig gefabriceerde producten aandoet. Producten zoals stoeptegels, gemaakt om te voorkomen dat men vieze voeten krijgt. Producten zoals ik, gemaakt om pubermeisjes te vermaken. Producten vergaan altijd, worden altijd overwoekerd door onkruid van de één of andere soort. Langzaam zullen de camera’s verdwijnen en het mos zal mij begroeien, zoals het stiekem al aan het doen is.
Er wordt ruig op één van de ramen boven mij gebonkt en ik kijk op, zie schimmen, maar heb geen idee wie het is, of zijn. Mijn zicht wordt belemmerd door klimop en door de weerspiegeling van de zon. Het gebonk houdt op en ik richt mijn blik weer op de overwoekerde bodem. Het is compleet natgeregend en modderig. Ik regen ook nat en ik heb niet eens mijn eigen kleren aan, maar degene die de fotograaf me aangesmeerd heeft. Of de visagist, dat zal het wel geweest zijn. Ik weet het niet meer, besluit dat het ook niet meer uitmaakt en neem plaats op de modderige tegels. Mijn maag knort en ik weet dat de andere jongens aan het lunchen zijn, maar ik wil niet opstaan. Ik wil niet terug.
Na een poosje gaat de deur opnieuw open en ik hoor voetstappen, gedempt door het overvloedige mos. Ze voeren tot vlak bij mij, stoppen dan. Heel even staat hij stil tegenover me. ‘Ik snap nog steeds niet dat ze dat zwarte beest naar binnen hebben gebracht,’ zeg ik.
‘Ik heb een broodje voor je meegenomen,’ antwoordt hij en hij overhandigt me een bruin puntje met kaas. Ik knik terwijl ik het aanpak, zeg niets.
‘Is het niet nat?’ vraagt hij aarzelend.
‘Ziet het er droog uit?’ reageer ik. Hij grinnikt zachtjes, zoals alleen hij dat kan, en komt vervolgens naast me zitten. In stilte consumeren we het brood. Het is niet vies, maar het smaakt niet. Ik houd niet van brood met kaas. Nu niet. Ik houd nergens van, omdat alles nep is. Behalve hij misschien, naast me, stilletjes kauwend op een droge boterham. ‘Ik wil niet meer,’ zeg ik dan, vanuit het niets.
‘Het is nog maar heel even,’ moedigt hij me aan.
‘En dan een andere en morgen weer en overmorgen en volgende week en komend jaar. Ik wil niet meer. Ik kan niet meer.’
‘We komen er samen wel doorheen,’ belooft hij, maar ik schud mijn hoofd. ‘Jawel, kom.’
‘Waarheen?’
‘Terug, we gaan zo verder.’
‘Ik wil niet verder.’
‘Jawel,’ zegt hij, terwijl hij opstaat. ‘Natuurlijk wel. Samen.’ Hij steekt zijn hand naar me uit en ik pak haar aan, omdat hij het is. Hij trekt me overeind en dan staan we tegenover elkaar, natgeregend en bemodderd in onze designerkleding. ‘Ze vermoorden ons,’ voorspel ik.
‘Uiteraard,’ beaamt hij, en hij grapt erachteraan: ‘Voor straf plaatsen ze een foto op Twitter en dan zijn we er vanaf.’
‘De fans verzinnen gekke verhalen als ze ons zo te zien krijgen, allebei doorweekt en vuil.’
‘Dat doen ze toch wel, en ik weet dat je ermee zit, maar je moet toch proberen je eroverheen te zetten.’ Ik knik. Wat een advies. Hij loopt terug richting de deur en ik loop als gehypnotiseerd achter hem aan, omdat hij het is. ‘Harry?’ vraag ik, vlak voor we de deur doorgaan. Hij draait zich om. ‘Wat vind jij eigenlijk van al die verhalen?’
‘Ik vind ze wel interessant,’ zegt hij, zijn ogen gericht op een punt in de verte. De klimop. Het onkruid. Net als ik. ‘Sommige zijn heel origineel.’
‘Ze gaan over ons.’
‘Ja.’
‘Wat vind je daarvan?’
‘Eerlijk?’ vraagt hij, en zijn ogen houden me een seconde lang vast, tot ik knik. Dan verbreekt hij het contact en haalt zijn schouders op. Hij murmelt iets en ik versta hem niet. ‘Wat?’ vraag ik naar verduidelijking. Hij schudt zijn hoofd en ik kom een stap dichterbij, in de hoop hem beter te kunnen verstaan. ‘Harry?’ vraag ik, en terwijl hij naar de grond staart, hoor ik hem fluisteren: ‘Ik vraag me altijd af hoe het echt zou gaan.’ Ik verstar, kijk hem aan, breng een vage ‘wat’ uit en zie zijn ogen heel even omhoog schieten, me aankijken. Dan drukt hij zijn lippen op de mijne, heel even en heel zacht, voordat hij me zijn rug toedraait en wegloopt. ‘Wacht!’ roep ik hem na, waarop hij even stilhoudt om vervolgens weer door te lopen. ‘Harry, kom terug!’ beveel ik hem.
Schoorvoetend gehoorzaamt hij, tot hij weer tegenover me staat. Hij staart nog steeds naar de grond. Ik aarzel een fractie van een seconde, trek hem dan in een omhelzing. Heel even lijkt hij niet te weten wat hij moet doen, enkele tellen later drukt hij me stevig tegen zich aan. ‘Zo dus,’ fluister ik, me afvragend wat ik eigenlijk precies voel. Van alles. Hem. Hem vooral, eindelijk. Het regent nog steeds, maar we zijn toch al doorweekt. Ik weet niet wat ik voel. Alles wat ik weet, is dat ik gelukkig ben en dat ik hier wil blijven, in zijn armen, tussen het onkruid. Ze kunnen ons allemaal zien, vanuit het raam. Zelfs het paard. Iedereen kan ons zien, zien zoals we zijn. Onkruid, maar als onkruid ben ik gelukkiger dan als mens, dus wat mij betreft blijven ze allemaal kijken. Naar mij en naar hem, want zo zijn we nu eenmaal. Gelukkig onkruid. Zo dus.
Reacties:
Ahw, dat is echt heel erg lief. :3 Auigfuggq. Kjoet, kjoet, kjoet.
Juist ja, nog eens een poging tot een goede reactie. Zonder in herhaling te vallen. Dat zeg ik nu steeds, dus ik val steeds in herhaling.
Het is in ieder geval echt heel mooi en lief, en de vergelijkingen zijn zo goed. Echt, wauw.
(poging tot reageren #3. Zou dit via laptop moeten doen. Staat beneden)
Just. Ik kreeg meteen het idee dat dit Lou was. Is.
En.
Ik wil de regenboog vinden, omhelzen, om raad vragen. Ik kan dit niet meer.is geweldig.
Deze hele SA is mooi, eigenlijk. Ik zag het voor me en bij het laatste stukje moest ik zo glimlachen want awh.
Just. Mhihi.
<3
Oeeewn. Al een beetje oud maar nog steeds heel leuk. En Larry. <3
Unddddd.
Mooi.<3 En ik vind het knap dat je in de tegenwoordige tijd zo leuk
kunt schrijven, want ik vind dat persoonlijk heel moeilijk. ^^