Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Thousand Suns [Stand Alones] » Tot nooit meer
A Thousand Suns [Stand Alones]
Tot nooit meer
Opstijgen. Opstijgen en wegvliegen. Wegvliegen en nooit meer terugkomen. Helemaal nooit meer, zo zou het zijn. Daar. Toen. Nooit meer daar en nooit meer toen. Nooit meer gelach en nooit meer wijzende vingertjes en nooit meer armen om zijn schouders en nooit meer vrolijke woorden in zijn oor. Nooit meer, want hij wilde het niet meer. Hij kon het niet meer. Daar niet meer, nergens meer en het moest ophouden en dus zou het ophouden. Opstijgen zou hij, uit zijn eigen lichaam en vooral uit zijn leven. Weg van zijn collega’s en zelfs weg van zijn vrienden en familie. Een baard laten groeien, een echte dit keer, en dan heel lang en ook een snor. Een grote zonnebril en zijn haar zwartverven. Of kaalscheren. Of eerst zwartverven en dan kaalscheren. Of zwartverven en half kaalscheren. Of gewoon niet. Ver weg, in Afrika. Hij kon naar Afrika, daar was hij veilig en zou zijn haar vanzelf langgroeien en een echte baard en een snor. Nooit meer hij en nooit meer zij en wie dan ook. Opstijgen en wegvliegen naar Afrika en de hele dag aan het werk op de akkers, ergens waar nooit toeristen kwamen en waar het veilig was en zijn naam veranderen. Een andere naam, gewoon een hele normale standaard naam maar hij wist niet wat standaard was in Afrika, dus daar zou hij later over beslissen. Zijn pinpas en paspoort zaten in zijn broekzak. Hij kon het doen. Daar, toen.
Flarden van gesprekken drongen zijn oren binnen, flarden van beelden drongen zijn ogen binnen. Hij voelde de kou door zijn broek en trui heen, hij voelde hoe een hand zijn bovenarm omklemde en er werd in zijn oor gepraat. Gelachen. En toen zei ze dat ze moe was, haha. Maar ik was niet moe dus ze mocht niet slapen, haha. Haha. Hij lachte niet. Niet meer, nog niet. Luisterde ook niet meer. De stem in zijn oor merkte het niet en praatte door en dacht dat hij luisterde, maar hij luisterde niet. Hij was opgestegen. ‘Ik moet naar het toilet,’ zei hij en hij liep weg en ze keken hem na. Zomaar midden in het verhaal liep hij weg en hij zou het einde nooit te horen krijgen, maar dat maakte niet uit want hij kende het begin ook niet en het midden niet. Vanuit zijn ooghoeken zag hij een omhoogstaande kraag en een geruite blouse met een sjaal eroverheen en een glimp van een lichtgrijs shirt en dat was het. Dat was het laatste wat hij van hen zou zien, de kleding die hen modieus door de kou moest helpen maar dat niet deed. Hij plukte aan zijn eigen groenige trui en trok een vies gezicht. Uittrekken, hij had hem toch niet nodig in Afrika. Nog heel even, dan mocht ‘ie uit.
Hij trok zijn telefoon uit zijn zak en draaide hem enkele malen rond in zijn handen. Ze konden hem bereiken. Als hij het achterliet, zouden ze misbruik maken van alle telefoonnummers die erinstonden. Hij liep het toilet in en controleerde voor de vorm of alle hokjes onbezet waren. Dat waren ze, dat was het voordeel van het herentoilet. Altijd rustig, altijd. Voor hem nooit meer. Hij zette de kraan aan, maar het water liep weer weg dus hij kon er niets mee. Eventjes keek hij om zich heen, toen haalde hij zijn autosleutel uit zijn zak en stak die in de linkermouw van zijn gebreide trui. Of gehaakt. Of wist hij veel wat ermee gedaan was, hij kon zijn sleutel tussen de draden zetten en hij trok en het gaf mee. Zo ging hij door tot hij een stuk los wist te scheuren. Dat stopte hij in de afvoer van de wastafel en hij liet het vollopen. Het liep nog wel weg, maar niet meer zo snel als het erin kwam, dus onstond er een flinke laag water en hij gooide zijn telefoon erin. Stomme blackberry, dacht hij. Hij trok de achterkant eraf en liet het toestel en de batterij los ronddwalen in de verstopte wasbak. Hij wist niet of het al kapot was, haalde zijn sleutel weer uit zijn zak en haalde uit naar het toetsenbord en naar de achterkant, hopend iets te raken wat fataal zou zijn. Uiteindelijk besloot hij dat het allemaal niet meer uitmaakte, stak zijn linkerhand in het ijskoude water en haalde de blackberryonderdelen naar boven. Het geheel mikte hij in de vuilnisemmer en toen stond hij daar, zonder telefoon en met een kapotte trui en een pinpas en een paspoort in zijn broekzak. Weg, hij moest weg. Opstijgen en wegvliegen. Er klonken voetstappen op de gang. Steeds dichterbij en hij vluchtte een hokje in, deed het op slot en trok zijn voeten op. Hij wist niet waarom, want het slot duidde erop dat het bezet was. Deed er niet toe. Opstijgen, maar er was geen raampje. Stemmen. Mannenstemmen, maar dat sprak voor zich in een herentoilet. ‘Jakkes, de kraan is verstopt.’ Nee, dacht hij, de kraan is helemaal niet verstopt. De afvoer is verstopt.
De mannen gingen weer weg, maar hij kwam niet overeind. Hij stond niet op. Zouden ze hem komen zoeken? Zouden ze hem laten zitten? Zou iemand anders zijn solo zingen? Ze zouden wel merken dat hij er niet was, dat wel. Zou Liam zich herinneren dat hij naar het toilet was gegaan? Zou hij nog steeds zijn verhaal af willen maken? Hij mocht het niet afmaken. Hij mocht het nooit meer afmaken.
De jongen voelde in zijn broekzak, vond een watervaste stift. Om handtekeningen uit te delen. Nooit meer. Hij trok de dop van de stift af en zette de punt op de spiegel boven de volgelopen wastafel. Hij glimlachte, zette de kraan weer aan, keek toe hoe het water langzaam over de rand begon te sijpelen. Was zijn kotskleurige trui toch nog ergens goed voor geweest. De punt van de stift bewoog over het gladde oppervlak van de spiegel, vormde zwarte letters. Eigenlijk had ik het met bloed moeten doen, dacht hij. Maar in Afrika waren teveel infectieziekten waar hij niet tegen ingeënt was, dus dat risico kon hij niet nemen. Geen wonden. Wel een stift. Nog even en dan nooit meer. De woorden vormden automatisch, zonder erbij na te denken. Haha, dacht hij. Haha.
Hij was boos. Boos dat hij zijn verhaal niet af had kunnen maken, boos dat de jongen midden in het verhaal weg was gelopen en hij zou hem eens even vertellen wat hij ervan vond. En waar hij bleef. En wat hij wel niet dacht. Oh, en dan zou hij ook gelijk zeggen dat die trui echt verschrikkelijk lelijk was en ook nog eens vloekte met die eeuwige rode broek, die nou ook wel eens terug de kast in mocht. Ja, dat zou hij allemaal zeggen en met die gedachten liep hij richting het toilet. Hij zette een stap op de tegelvloer en hoorde water spatten, keek naar beneden en zag dat het blank stond. De verhoogde drempel zorgde ervoor dat het buiten niet opgemerkt werd, maar het herentoilet stond onder water. Walgend liep hij naar de wastafel toe om de kraan uit te draaien, zag dat het water gelukkig niet vies was maar gewoon helder. En toen de verstopping. De kotsgroene kleur waar hij even geleden nog over wilde klagen. Hij werd misselijk, scheurde zijn blik los van de doorweekte stof in het afvoerputje en zag de tekst op de spiegel. ‘Shit,’ fluisterde hij, haast onhoorbaar. Door de tekst heen zag hij de deuren van de toilethokjes. Allemaal open, op één na. De jongen greep de wastafel beet om zich staande te houden, liet het geheel tot zich doordringen. Opgestegen en weggevlogen. Naar de akkers in Afrika met een nieuwe naam en zwart haar. Nooit meer, helemaal absoluut nóóit meer. Opstijgen en wegvliegen. Hij was spontaan vergeten hoe zijn verhaal afliep. Tot nooit meer.
Reacties:
Okay, do you know how awesome you are? Because. You are.
En seriously, dit is geweldig. Echt waar. kjdslkgs<3
Enn foto's zijn niet mijn ding. ^^ Maaaar. Ja. :'
Okay. Foto. Foto. Ehm. Hier ga ik wel over nadenken maar - nee.
En - is het Lou?
ANYHOW - this is cool. En.
Hij was spontaan vergeten hoe zijn verhaal afliep.
I LOVE THAT LINE GHBBFJK.
Je hebt een aparte manier van schrijven, en die bevalt me wel!