Hoofdcategorieën
Home » One Direction » Schaakspel » De stem
Schaakspel
De stem
De tijd tikte voorbij. De klok in het woonvertrek probeerde hem dapper aan te duiden. Niemand merkte het. Het was donker, compleet donker in het hele huis. Iedereen sliep. Iedereen leek te slapen. De tijd tikte verder en de klok ook, maar het bleef onopgemerkt. Tik, tik, tik.
‘Louis,’ klonk het zachtjes door het huis. Iets harder door het huis. De klok tikte door, harder dan het gefluister, maar niet hard genoeg om zich hoorbaar te maken.
‘Louis?’ Dringender, iets harder. Tijd, tik, tiktijd. Drup. Het was warm in het huis, zeker onder de deken. Ergens was verwarming. Ergens moest ventilatie zijn. Ergens was een uitgang. Dat vooral. Waar een ingang was, was een uitgang. Er was een ingang. Automatisch moest er dus een oplossing zijn. Als ze wonnen, konden ze naar buiten. Tik, tik, tik. Misschien stonden ze wel voor de deur te wachten. Misschien hadden ze wel een bom geplaatst. Misschien was de ingang wel afgesloten en de uitgang dus ook. Dan zouden ze verhongeren. Tenzij de bom ze eerst te grazen nam.
‘Louis!’ siste hij. Boem, de bom ging af, maar de bom ging niet af en het bleef stil. De ademhalingen weerklonken door het vertrek, de klok tikte in zijn hoofd. De klok en de tijdbom. De klok in de tijdbom. Er was geen tijdbom. Er was niets. Alleen hij en het donker en zijn gedachten, zijn pogingen om Louis te doen ontwaken. Tevergeefs.
‘Louis,’ probeerde hij nog een keer. Er was een verandering in de ademhaling hoorbaar. Bij iemand, onder hem. Niet per se Louis.
‘Louis?’ vroeg hij opnieuw, zich afvragend hoe vaak hij de naam al uitgesproken had. Eén keer twee keer drie keer. Honderd keer of tweehonderd keer, het deed er niet toe en het zou er nooit toedoen.
Gemompel uit het bed onder hem, maar hij wilde de naam niet nogmaals uitspreken. Hij had genoeg moeite gedaan.
‘Zayn?’ hoorde hij, precies op dat moment en hij reageerde, zachtjes: ‘Ja,’ maar het was niet Louis.
‘Sorry,’ fluisterde Zayn. ‘Ik wilde je niet wakker maken.’
‘Het geeft niet,’ antwoordde Harry. ‘Ik houd de wacht verder wel, ik ben nu toch wakker.’
‘Sorry,’ nogmaals.
‘Geeft niet,’ nogmaals.
‘Oké,’ zachtjes.
‘Slaap lekker,’ fluisterend.
Stilte.
Doodse stilte.
Tik, tik, tik. De tijd ging verder. Hij ademde. Ze ademden allemaal, nog wel, degenen die er nog waren. Hij hoopte dat hun vrienden ook nog ademden, maar hij wist het niet en hij zou het ook niet weten, niet voor het daglicht dat niet zou komen. Misschien was er al wel daglicht, maar hij wist het niet. Hij wist alleen dat hijzelf ademde, en Louis tegen hem aan, en hij hoorde Zayn boven hem. Hij nam aan dat het Zayn was. Natuurlijk was het Zayn.
Verder was het stil. Adem in, adem uit. In, uit. Hij speelde met zijn eigen ademhaling, omdat het alles was waar hij controle over had. Nog wel. Binnenkort misschien niet meer. Jawel, maar toch ook niet. Hij wist het niet meer. Het deed er niet meer toe. Toch wel, maar niet echt. Hij luisterde naar de stilte, naar zijn ademhaling. Zijn wijsvinger trok een lijn over Louis’ arm en over zijn borstkast, vlinderzacht, bezigheidstherapie die Louis niet wakker zou maken, maar Harry wel wakker zou houden.
‘Ik hou van je,’ fluisterde hij tegen Louis’ oor, naast hem en hij drukte een kus op het voorhoofd. Zuchtte. Stilte, stilte. Zachtjes neuriede hij een liedje, twee regels, maar het klonk niet dus hij stopte weer. Hij had lang niet meer gezongen, eigenlijk. Veel te lang niet. Misschien zou hij wel nooit meer zingen. Nee, ja, nee. Jawel. Toch niet.
Hij draaide zich om en staarde voor zich uit, de complete duisternis in. Op dat moment zou het hem niet eens verbaasd hebben als Cynthia tevoorschijn gekomen was. Verschenen was in een witte jurk met een halo boven haar hoofd, of met duivelshoorntjes en kettingen aan haar been. Of gewoon als zichzelf, als persoon van vlees en bloed, door de deur met bloed overal. Groeten van Isa, zou ze zeggen en dan weer weggaan maar ze kwam niet. Hij bleef voor zich uit staren in het niets, dacht aan Cynthia en aan Niall en aan Louis en Zayn. Floor Jade zichzelf. Liam Danielle Josh. De uitgang. Geluid. Hij hoorde het wel maar hoorde het niet. Later pas. Voetstappen, maar vanaf de verkeerde kant. Niet vanaf beneden maar vanaf de eetzaal. Er was geen licht, alleen maar geluid en hij besloot de gang op te gaan. Hij zou haar zelf begroeten, Cynthia of wie ze ook was, en ze zou de rest met rust laten. Zachtjes schudde hij Louis door elkaar. ‘Lou?’ vroeg hij. De jongen werd zachtjes kreunend wakker.
‘Lou, ik moet naar het toilet,’ bekende Harry, waarop de jongen slaperig reageerde: ‘Oké.’
‘Jij moet de wacht houden, dat had je beloofd.’
‘Ja?’
‘Ja, ik hou van je.’
Met die woorden stond Harry op en trok zijn onderbroek en shirt van de rand van het bed af. Vervolgens verliet hij op zijn tenen het vertrek, kwam op de gang aan. De voetstappen waren gestopt zodra hij de deur opende. Heel even overwoog hij zijn mogelijkheden - hij zag nog niets - toen liep hij door. Richting de eetzaal, waar de voetstappen vandaan waren gekomen.
Het bleef stil dus bleef Harry ook stil. Louis hield de wacht. Hij zou het weten. Hij zou het horen. Had hij zelf überhaupt iets gehoord? Misschien was het zijn fantasie wel geweest. Misschien was alles fantasie. Misschien zou hij ’s morgens wakker worden om zich te realiseren dat het allemaal een nachtmerrie was geweest. Nee. Ja, het was een nachtmerrie, maar nee, hij zou niet wakker worden. Hij wist het. Het bloed had echt gevoeld, het water in het zwembad, zijn huid op die van Louis en het mes in zijn handen. Alles was echt. Van Zayn tot Cynthia en van hem tot Sharon. Alles. Alles, alles, alles.
‘Wie is daar?’ fluisterde Harry uiteindelijk, maar zo zacht dat Louis het niet zou horen. Die sliep sowieso nog half en had niet het geweldigste gehoor, dus het zat wel goed. Er weerklonk een geluid door de gang, alsof een adem losgelaten werd, per ongeluk. Het werd meteen herpakt en hij had niet eens de locatie van het geluid kunnen achterhalen.
‘Hallo?’ vroeg hij, trachtend iets duidelijker te spreken.
‘Harry?’ weerklonk er. Hij had moeite de stem te plaatsen. Hij herkende haar wel, maar wist niet waarvan of waarom. De stem was van lang geleden, uit een verleden en hij associeerde haar negatief. Het bleef stil. Geen ademhaling, niet van hem en niet van de persoon met de ademhaling.
‘Ja,’ fluisterde hij toen, en hij zette nog twee passen. Negatieve associatie of niet, het riep geen angst op. Geen schok, geen verbazing. Helemaal niets. Hij voelde niets. Er was niets, alleen de stem en hij en het was goed zo.
‘Ik kon het lichtknopje niet vinden.’ Harry zette nog twee stappen in de richting waaruit hij dacht dat het geluid kwam.
‘Ik kom naar je toe,’ besloot hij, nog steeds niet in staat een gezicht bij de stem te vormen. Zijn hersenfunctie was niet meer wat het geweest was. Verre van. Of misschien was hij altijd al sloom van begrip geweest, maar was hij nooit genoodzaakt snel te zijn. Hij wist het niet, het interesseerde hem nauwelijks. Het einde was nabij. ‘Je moet wel geluid maken,’ eiste hij.
‘Hoe dan?’ vroeg de stem. ‘We moeten toch stil doen?’
‘Jawel,’ antwoordde hij. ‘Ademen zou genoeg zijn.’
De ademhaling kwam weer opgang, langzaam en schokkerig. Een giechel ontsnapte de mond en op de één of andere manier maakte dat het voor hem alleen maar moeilijker de stem te identificeren. Wel vond hij de persoon spoedig, stak zijn hand uit en nog een giechel ontsnapte de mond terwijl hij de huid raakte. Zachtjes, nagenoeg onhoorbaar, zenuwachtig. Hij omsloot wat hij te pakken had gekregen. Op de vorm afgaande was het gewoon een arm, waaraan hij de persoon op de tast naar de boekenkamer leidde. ‘Waar zijn we?’ vroeg de stem.
‘Geen idee,’ antwoordde Harry, terwijl hij de deur achter zich sloot en op zoek ging naar het lichtknopje. Hij was niet vaak genoeg in het vertrek geweest om te weten waar hij het moest vinden.
Toen het hem uiteindelijk gelukt was, twijfelde hij. Hij vertrouwde de stem, op de één of andere manier, ondanks de negatieve associaties, maar iets in hem zei dat hij niet wilde weten wie ze toebehoorde. Alsof het verschil zou maken. Alsof het ertoe deed. Je wist het nooit.
Met onvaste hand drukte hij het lichtknopje in. In de fractie van een seconde die het duurde voor het licht aansprong, realiseerde hij zich wie het was. Waar de negatieve associaties vandaan kwamen, waarom hij haar toch vertrouwde en waarom het verschil maakte. Het maakte alle verschil voor hem, het maakte nog meer verschil voor Louis en het was - hij sloeg zijn hand voor zijn mond en zij keek hem aan, haar pupillen wijd vanwege de grote hoeveelheid fel licht.
‘Shit,’ fluisterde Harry, waarop ze hem vragend aankeek. Ik moet haar verbergen, dacht hij alleen maar.
‘Wat?’ vroeg ze, nog altijd zachtjes, hoewel niet meer geheel fluisterend. Het licht creëerde een gevoel van veiligheid, van we-hoeven-niet-meer-geheim-te-doen.
Harry keek haar aan, keek haar alleen maar aan, zijn ogen groot, zijn gezichtsuitdrukking het midden tussen paniek en ongelovigheid. Uiteindelijk wist hij haar vraag te beantwoorden of, beter gezegd, op zijn minst iets uit te brengen. Simpel, kort, krachtig, voor hem alleszeggend, voor haar onbegrijpelijk. Louis.
Reacties:
Eleanor, right? Yap. Succes ermee dude hahaha. Harry is echt hilarisch
Ja. Die wist ik vanaf het moment dat Hazza begon over negatieve
associaties en toch vertrouwelijk.
Dus, ik ben heel benieuwd hoe Lou hier op gaat reageren. Die flipt 'em.
Of hij gaat heel hard zwijgen. Zombie-like. Hmm.. Ben benieuwd.
Dit was een leuk chapter. Ik kon ook geen foutjes of zo ontdekken, dus ja. ^^
Next? <3
oke ik weet niet hoe je dit voorelkaar gaat krijgen maar succes Harry want ik denk dat Eleanor net binnen kwam. poor Louis . hij gaat hartstikke dood als hij haar ziet. en dat houd hij ook nog eens van Harry.....moeilijk