Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » The Westermarck Effect [TC] » Hoofdstuk 7
The Westermarck Effect [TC]
Geschreven door:
Onderdeel van:
Laatst bijgewerkt:
18 feb 2013 - 0:47
Aantal woorden:
2473
Aantal reacties:
4
Aantal keer gelezen:
947
Hoofdstuk 7
Ziet: waterdruppels op huid
Hoort: Pearl Jam - Just Breathe
Ruikt: chloor
Proeft: champagne
Voelt: gewichtloos
Vrijdagavond sta ik vanaf kwart voor negen aan de voordeur van mijn ene voet op de andere te wippen, ook al komt Bill pas tegen negen uur. Pa zit in de zetel en kijkt tv. Hij heeft één keer gevraagd wat er aan de hand was.
‘Ik ga uit vanavond,’ was mijn antwoord.
‘Met Isa?’
‘Neen.’ En daarna vroeg hij wijselijk niet meer door, hij merkte dat ik niet wilde praten.
Als om drie na negen eindelijk de verlossende zoemer klinkt, laat ik Bill niet naar boven komen. Ik roep ‘Tot morgen!’ naar pa en dender naar beneden zonder op een antwoord te wachten.
Hij staat me op te wachten, haren omhoog getoupeerd, pikzwart omlijnde ogen, van zijn legerkistjes tot de hondenband om zijn nek helemaal in het zwart gekleed. Alsof hij naar een bijzonder modieuze begrafenis gaat. Zijn fiets was ooit wit met groen maar de verf bladdert overal af. Zelfs de velgen zijn roestkleurig.
‘Leuke fiets,’ zeg ik, en ik probeer het zo hard te menen dat het helemaal spottend klinkt. Hij haalt enkel zijn schouders op.
‘Niet van mij. Hij lag beneden in de gang.’
We fietsen het hele eind naar Evi’s huis. Het is al bijna tien uur wanneer we de straat in draaien. Ik knal mijn fiets tegen de stoeprand omhoog en stuur ons over de brede oprijlaan naar een enorme villa. Ik tel minstens twaalf fietsen, tegen de gevel gestald of vastgebonden aan griezelig nauwkeurig gesnoeide boompjes. Bill parkeert zich naast een standbeeld van een granieten engel en ik zet mijn fiets tegen de zijne. Mijn kettingslot gaat om de voet van het beeld en door onze kaders.
‘Zo,’ zeg ik tevreden. ‘Daar gaat niemand nog mee vandoor, of ze moeten die lelijke engel uitgraven en meenemen.’
‘Denk je dat er veel fietsendieven rondsluipen in een buurt als deze?’ vraagt hij.
‘Dieven niet, wel veel dronken klasgenoten. Vorig jaar bedacht Adam dat het grappig zou zijn om alle fietsen die niet goed waren vastgebonden in het zwembad te gooien.’ Niet dat ik erbij was, denk ik bij mezelf, ik heb het alleen maar gehoord. Ik ben altijd degene die de verhalen van andere mensen vertelt. Behalve vanavond.
De muziek en het gelach zijn tot buiten te horen. Op de bovenverdieping staat een raam open en een champagnekurk komt naar buiten zeilen. Een meisje gilt hoog en schel. Bill belt aan en het duurt eeuwen voor Evi komt opendoen. Natte haren, een shirt achterstevoren en binnenstebuiten over haar bikini getrokken, een leeg champagneglas in haar hand.
‘Bill!’ Ze omhelst hem alsof hij de gast is die de enige fles drank heeft meegebracht. Niet dat er aan drank een tekort is, te oordelen naar haar vreemde lach en het waas over haar ogen. Mij negeert ze volkomen. Ze rekt zich uit om over zijn haar te aaien. ‘Je haar zit leuk. Ik was al bang dat je niet meer zou komen.’
‘Dit zouden we voor geen goud missen,’ zegt hij zonder een spier te vertrekken.
‘Wat ben je toch een schatje. Loop maar door, iedereen is er al.’
Het feestje is duidelijk al even aan de gang. De vloerkleden in de hal zijn wijselijk aan de kant geschoven want de natte voetsporen zijn niet te tellen. Ik hoor gegiechel boven ons. Wanneer ik opkijk zie ik op de overloop Gisele en Joyce staan, elk met een Martiniglas in hun hand. Ik ontwijk de olijf die Joyce naar beneden spuugt maar toch achtervolgt hun schaterlach me tot in de keuken.
Evi gaat ons voor naar de keuken. Twee meisjes uit het vijfde jaar die ik herken van gezicht zitten giechelig op het aanrecht en laten zich door Adam shotjes tequila voeren. Op de keukentafel staan zakken chips, popcorn, pindanootjes, snoep, een enorme verzameling glazen, een dozijn soorten sterkedrank, schaaltjes met schijfjes citroen en een beker met felgekleurde rietjes. De muziek klinkt hier even luid als in de hal en ik speur de muren af tot ik de ingebouwde boxjes zie. Surround sound, het hele huis zingt in stereo.
‘Bier en frisdrank staan in de koelkast,’ wijst ze. ‘En ijs kan je halen in de diepvriezer. Neem maar waar je zin in hebt, verder staat alles op tafel. Het binnenzwembad is die kant uit. Ik zie je nog wel, Bill.’ Evi slentert weg maar blijft Bill aankijken met die verdoofde grijns op haar gezicht. Het resultaat is dat ze voluit tegen de deurstijl knalt. Ik camoufleer mijn lach in een droge hoest en ga in de weer met twee glazen en een fles Bacardi.
Een jongen van 6AV met blauw haar, gekleed in een kletsnatte zwemshort rent plots naar binnen met Yolanda aan zijn hand. Ze graaien zonder uitleg elk een fles champagne uit de koelkast en verdwijnen weer. Door de openstaande deur horen we geschreeuw en twee luide plonsen.
Alcohol is een vreemd iets. Dat is alles wat ik kan denken wanneer ik om me heen kijk. Het is een onbestemd uur van de nacht, ik zit op een ligstoel aan de rand van een zwembad en drink champagne uit de fles. Overal om me heen zijn dronken mensen aan het zoenen.
Ik heb opzettelijk mijn zwemspullen niet meegebracht. Ik weet best dat deze mensen mij hier helemaal niet willen en ik ga me nooit van m’n leven comfortabel genoeg voelen in hun omgeving om iets anders voor te wenden. Nog niet voor alle champagne in de wereld. Dus ik stel me tevreden met in mijn eentje dronken worden op een ligstoel in een vergeten hoekje, waar ik niemand voor de voeten kan lopen en waar ik stiekem een paar stukjes van hun avond, hun wereld steel voor mezelf.
Loom bestudeer ik alle gezichten, de monden die zich aan elkaar vastzuigen, handen die onder bikinitopjes glippen. Het duurt even voor het tot me doordringt dat ik de mensen afloop op zoek naar Bill. Ik heb hem al even niet meer gezien. Hij is niet één van de zoeners, besef ik opgelucht, en een seconde later erger ik me scheel aan mezelf. Waarom kan het mij schelen of hij aan het zoenen is?
Geïrriteerd kom ik overeind. De lege fles dump ik in het water.
‘Hey.’ Bill staat bij het aanrecht te knoeien aan de knoppen van het gasvuur. Wanneer hij eindelijk een van de branders aan de praat weet te krijgen buigt hij voorover om er zijn sigaret mee aan te steken. ‘Vermaak je je een beetje?’
‘Kan niet beter,’ antwoord ik. Hij staart me aan en grinnikt, één van die zeldzame lachjes van hem die blijkbaar alleen komen wanneer je niet grappig probeert te zijn. Hij wenkt me met zijn brandende sigaret. ‘Kom op, die kleuterorgie kan me gestolen worden. Wij gaan het huis verkennen.’ De muren zingen Just Breathe van Pearl Jam
We trekken naar de bovenverdieping. In de badkamer ligt een meisje te slapen in de badkuip, het is een van de vijfdejaars die aan het begin van de avond shotjes had zitten drinken in de keuken. Haar vriendin vinden we in de slaapkamer van de ouders, ook diep in slaap en met een arm van Adam om haar heen. De volgende kamers die we proberen zijn leeg, maar in de studeerkamer botsen we op Yolanda en de blauwharige jongen, en die twee zijn nog klaarwakker.
‘Deur dicht!’ gilt ze.
‘Sorry!’ roepen we in koor terug. Bill gooit de deur dicht, rent naar het eind van de gang en duwt me ergens naar binnen. Het blijkt een logeerkamer te zijn.
‘Dat snap ik dus niet, er zijn zoveel bedden in dit huis en toch doen die twee het op een bureau.’ Hij gaat op het bed zitten en stuitert een paar keer op en neer alsof hij de vering wil testen. ‘Een matras is toch een stuk comfortabeler.’
‘Ik vraag me af wat al die jongens toch zien in meisjes als Evi of Yolanda. Ze zijn niet bijzonder knap en al helemaal niet aardig, en toch krijgen ze iedereen te pakken waar ze hun zinnen op zetten. Iedereen behalve jij.’ Oh help. Heb ik dat laatste hardop gezegd? Te oordelen naar de geamuseerde blik die hij me geeft wel, ja.
‘Ik wil liever weten waarom ze die kerel gekozen heeft. Blauw haar is niet meteen mijn ding.’
‘Zou hij overal blauw haar hebben?’ Bill schatert het uit en ik wil onder het bed kruipen van schaamte. Mijn verbale filter is blijkbaar verdronken in de alcohol.
‘Geen idee. Waarom ga je niet even kijken?’ grijnst hij.
‘Hij leek me nogal bezet.’
‘Dat zegt niks, misschien is hij te overhalen voor een trio.’ Bill houdt zijn hoofd schuin en vangt mijn blik. ‘Als je het haar wegdenkt was hij best knap.’
‘Ja, best wel,’ zeg ik.
Oh. Oh fuck. Oh Jezus, waarom zei ik dat? Ik heb sowieso al blosjes van de drank maar nu suist al het bloed in mijn lijf in één keer naar mijn stomme kop en ik kleur brandweerwagenrood. Ik knijp mijn ogen dicht en probeer uit alle macht de tijd terug te draaien, wens op elke ster die ik ooit heb zien vallen dat ik die woorden kan terugnemen, maar ze zijn eruit en hij heeft het gehoord.
‘Er zijn wel een paar knappe jongens aanwezig vanavond, toch?’ zegt hij zacht. Ik voel zijn blik nog steeds en langzaam knik ik, lik langs mijn lippen en mompel, ‘Ja.’
‘Viktor is ook niet mis, maar hij is niet mijn type.’
‘Het mijne ook niet.’
‘Wat is dan wel jouw type?’ Ik kijk in zijn ogen, probeer me te verzetten, maar uiteindelijk plooi ik toch.
‘Arno Fontane,’ zucht ik. ‘Hij is vorig jaar afgestudeerd. Ik heb nooit een woord met hem gewisseld maar ik ben vijf jaar in het geheim smoorverliefd op hem geweest.’
‘Hoe zag hij eruit?’
‘Perfect. Lang, iets langer dan ik. Zijn haar was aan de zijkanten opgeschoren. Het zag er zo zacht uit. Hij had twee lippiercings links onderin zijn lip, op zijn veertiende had hij zijn eerste en omwille van hem heb ik die van mij gezet. Twee jaar later nam hij er nog één maar toen durfde ik niet, ik was bang dat het zou opvallen. Donkerbruine ogen, bijna zwart. En zijn oren...’ Ik ril even bij de herinnering. ‘Hij had elfenoren, weet je? Van die puntoortjes, en helemaal vol ringen en knopjes. Hij maakte de mooiste tekeningen en schilderijen. Eén keer liep ik per ongeluk binnen in een atelier waar hij zijn eindproject werkte. Het was een gigantisch doek met een vergezicht van Berlijn na de Apocalyps, de helft van de stad onder water en alle gebouwen overwoekerd met groen. Hij zat op een stelling die met kabels aan het plafond was bevestigd om helemaal bovenaan nog iets bij te werken. Het was prachtig. Het leek alsof hij door zijn vernielde stad vloog.’ Ik zwijg eindelijk en staar naar mijn handen. Langzaam dringt het tot me door, het besef dat ik het eindelijk aan iemand heb verteld.
En dan verschijnt zijn hand in beeld. Zijn vingers verstrengelen zich om die van mij en hij leunt naar me toe. Zijn adem is warm op mijn wang.
‘Dus dat is jouw type? Jongens die kunnen vliegen?’ Ik knik. Voor ontkennen is het nu toch te laat. ‘Ik kan vliegen,’ zegt hij droog en mijn hart mist een slag. ‘Niet heel lang en niet heel ver, en voornamelijk naar beneden, maar toch.’ Zijn vingers knijpen even in de mijne en vanuit de topjes schiet een stroomstoot tot in mijn buik, waar een nerveuze kriebeling wakker wordt.
‘En jij? Wat is jouw type?’ vraag ik. Hij legt een vinger onder mijn kin en heft mijn hoofd op zodat ik hem moet aankijken.
‘Jongens die houden van jongens die kunnen vliegen.’ En dan proef ik zijn mond en verder maakt niks nog uit.
We kruipen met onze kleren aan onder de dekens van dat vreemde bed en we zoenen, opnieuw en opnieuw en opnieuw. De hele tijd houd ik mijn ogen stijf dicht en een paar keer voel ik een rilling langs mijn ruggengraat naar beneden skiën. Na veel smeken doe ik één keer mijn ogen open en kijk recht in die van hem, donker en eindeloos. Ik duik erin en vlieg.
Ik weet niet hoe lang ik geslapen heb maar de volgende keer dat ik mijn ogen open is Bill weg en valt er grijsachtig daglicht door het dunne gordijn naar binnen. De plek waar hij heeft gelegen is niet warm meer.
Het huis is opvallend stil zonder de eeuwige muziek. Zelfs mijn blote voeten op de trap zijn luid. Wanneer ik de keukendeur achter me sluit hoor ik een plons uit de richting van het zwembad.
Bill loopt op blote voeten rond het zwembad. Hij sleept af en toe zijn voet door het water en lijkt het niet erg te vinden dat de pijpen van zijn jeans kletsnat werden. Wanneer hij me hoort kijkt hij om, geeft me een kleine glimlach en keilt nog een lege fles in het bad. Dat verklaart de plens van eerder.
‘Goeiemorgen,’ zeg ik. Hij blijft staan en houdt zijn hoofd schuin alsof hij nadenkt. Zonder aanloop zet hij zich af op de rand en duikt, verdwijnt met kleren en al in een fontein van opspattend water. Over de met flessen bezaaide bodem zwemt hij naar me toe.
Voor mijn voeten komt hij weer boven. Hij kijkt naar me op en ik neem zijn handen, hijs hem uit het bad. Het water druipt uit zijn jeans en zijn shirt in duizend watervalletjes. Zijn make-up schildert zwarte sporen van zijn ogen naar zijn wangen.
Ik vraag niet waarom, dat heb ik intussen wel geleerd. Er is geen waarom, hooguit een waarom niet. Ik veeg een natte haarlok achter zijn oor en wring de voorkant van zijn shirt uit. Hij staat nog steeds op het randje, hij moet zich aan mij vasthouden om niet achterover te vallen.
‘Goeiemorgen,’ zegt hij.
‘Goeiemorgen.’
‘Goeiemorgen.’
Ja, een hele goeie morgen. Ik kus de druppels van zijn neus, en zijn wangen, en zijn mond. En nog eens zijn mond nadat alle druppels weg zijn, gewoon voor de zekerheid.
Hij leunt achteruit. Ik hou hem steviger vast en hij gaat nog meer achterover hangen, laat mijn schouders los. Zijn zwaartepunt hangt ver over de rand en we zijn nog maar nauwelijks in evenwicht. Ik zou hem kunnen terugtrekken maar iets houdt me tegen. Zijn lach. Ik begrijp het. Waarom ook niet?
Ik trek hem naar me toe en tegelijk duw ik mezelf naar voren. We knallen tegen elkaar aan, armen verstrengeld, lippen die niet eens moeten zoeken, een halve seconde gewichtloosheid voor we als één lichaam door de waterspiegel breken.
De luchtbelletjes van onze val bruisen, verder is alles stil. Stil en nat. Lippen, tongpuntjes, kleren die zwaar worden van het water en ons naar de bodem trekken.
Pas wanneer mijn longen om hulp schreeuwen zet ik me af tegen de bodem.
‘Wij moeten straks naar huis fietsen in die kleren, had je daar al over nagedacht?’ fluister ik. Bill grinnikte.
‘Zie ik eruit alsof ik ook maar ergens over nadenk?’ Zacht lachend klimmen we uit het zwembad en gaan op zoek naar droge handdoeken.
Reacties:
inke zei op 20 feb 2013 - 13:24:
gaaf! ga achter je snel verder? ik vind het echt leuk dat je je oude verhalen weer op pakt!
xx
gaaf! ga achter je snel verder? ik vind het echt leuk dat je je oude verhalen weer op pakt!
xx
TWINcest zei op 18 feb 2013 - 11:55:
Mijn hart. I feel all warm and fuzzy inside.
Door hoe je er heen werkte zag ik het aankomen, maar het het uiteindelijk lezen made me gasp.
Ik vind Bill hier zo lief! Hij komt minder badd ass over.
En het stukje van het zwembad op het einde was ook adorable. Bill laat ze 'vliegen' voor een moment. En de kusjes van Tom. Ik ben benieuwd of Bill hetzelfde blijft na die dag, zo cuddly zeg maar.
<3
Mijn hart. I feel all warm and fuzzy inside.
Door hoe je er heen werkte zag ik het aankomen, maar het het uiteindelijk lezen made me gasp.
‘Jongens die houden van jongens die kunnen vliegen.’
Ik vind Bill hier zo lief! Hij komt minder badd ass over.
En het stukje van het zwembad op het einde was ook adorable. Bill laat ze 'vliegen' voor een moment. En de kusjes van Tom. Ik ben benieuwd of Bill hetzelfde blijft na die dag, zo cuddly zeg maar.
<3
xNadezhda zei op 18 feb 2013 - 8:25:
Wakker worden met Westermarck. *-* (Dat klinkt een beetje als een slechte reclameslogan maar het is een yay, even dat je het weet.)
Ik stel speciaal mijn douche uit om te commenten.
Aaaaaaaaaaaah. <3
Ik vind Bill in dit verhaal echt heel erg tof. Dat nonchalante dat hij uitstraalt. Ik wil zo zijn. Ik vind hem LEUK.
Is het trouwens expres dat je met Arno eigenlijk precies de Bill van 'nu' beschrijft, alleen dan zonder baard en septum? (: (En zonder enorme tekening van postapocalyptisch Berlijn, maar oké.)
Oh, en nog iets. Ik vind het leuk van Tom, dat hij het niks expliciet zegt, hij zegt niet 'ja, ik val op jongens', maar het is toch duidelijk, en Bill - ja nee daar ga ik weer over Bill, ssssjt. Maar. Dat gesprek is móói.
Ik ben verliefd op dit. De sfeer, de personages. Zo wil ik elke dag wakker worden. <3
Wakker worden met Westermarck. *-* (Dat klinkt een beetje als een slechte reclameslogan maar het is een yay, even dat je het weet.)
Ik stel speciaal mijn douche uit om te commenten.
Aaaaaaaaaaaah. <3
Ik vind Bill in dit verhaal echt heel erg tof. Dat nonchalante dat hij uitstraalt. Ik wil zo zijn. Ik vind hem LEUK.
‘Niet van mij. Hij lag beneden in de gang.’Dit. Ach. Ik ben verliefd op dit. Die scène bij het gasfornuis. Ik blaat. Maar Mensch. Bill. *zucht*
‘Zou hij overal blauw haar hebben?’Hier ging ik dood.
Is het trouwens expres dat je met Arno eigenlijk precies de Bill van 'nu' beschrijft, alleen dan zonder baard en septum? (: (En zonder enorme tekening van postapocalyptisch Berlijn, maar oké.)
Oh, en nog iets. Ik vind het leuk van Tom, dat hij het niks expliciet zegt, hij zegt niet 'ja, ik val op jongens', maar het is toch duidelijk, en Bill - ja nee daar ga ik weer over Bill, ssssjt. Maar. Dat gesprek is móói.
Ik ben verliefd op dit. De sfeer, de personages. Zo wil ik elke dag wakker worden. <3
Zo maar een zuipfeest van de middelbare school waar ze fatsoenlijke muziek draaien. o.o
Awh, Do, awh, awh. Dit is zoooo – mwiiih. Gewoon dat. Mwiiih. <3