Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Glazen dromen [4-shot] » De ontmoeting

Glazen dromen [4-shot]

12 juni 2013 - 15:17

1399

3

489



De ontmoeting

I stood by the exit door in the hotel cafe. He was playin’ with his band. I’ve always been a sucker, had a weakness for a boy with a guitar and a drink in his hand. His words were like heaven in my hurricane. My knees buckled under. I thought everyone was watching me. Watching you save my life with a song.


De gure novemberwind blies de laatste paar overgebleven herfstbladeren door de uitgestorven straten. Het liep tegen tienen en de straten van Magdeburg waren uitgestorven. IJzel domineerde de straatstenen en op de autoruiten zat alweer een vertrouwd laagje bevroren water. Kortom: de winter stond voor de deur en de meeste mensen bleven veilig binnen, in het gezelschap van de openhaard of iets modernere radiatoren.
Hij niet. Hij liep over straat, voor zo ver hij kon zien als enige. Dapper sloeg hij zijn sjaal, die de wind steeds van zijn plaats blies, terug over zijn schouders. Zijn ademhaling vormde eenzame wolkjes in de ijzige lucht en zijn voetstappen weergalmden door de straten. Vanuit zijn ooghoeken zag hij achter de ruiten de weerspiegeling van kunstmatig licht en de illusie van kunstmatige warmte, maar hij negeerde het. Bewust, omdat hij er niet aan herinnerd wilde worden. Maar ook onbewust, omdat de kou zijn ogen deed tranen en de tranen reduceerden zijn omgeving tot een waas van een andere wereld. Een wereld van vriendschap, familie, liefde. Een wereld van gezelligheid en warmte. Een wereld waar hij geen deel van uitmaakte.
Eigenlijk wist hij niet waar hij heen ging. Ergens dacht hij dat hij zou blijven lopen, de hele dag, alleen maar lopen. Door de avond heen, door de nacht heen, tot de volgende ochtend en alsmaar verder. Ergens in zijn achterhoofd wist hij echter ook dat hij daar niet toe in staat zou zijn en dus keek hij door zijn betraande hoornvliezen heen in de hoop een onderkomen te ontdekken. Een daklozencentrum, een kroeg, een vierentwintig uur per dag geopend restaurant, een hotel. Het maakte hem vrij weinig uit. Geld had hij, maar de enige wens die hij had was het ontsnappen aan de kou.
En aan zijn innerlijke demonen, misschien, stiekem, maar hij wist dat die wens weinig realistisch was, dus had hij die hoop al opgegeven. Vanochtend, vlak voor hij de straat op ging met niets anders dan zijn portemonnee op zak. Weg van alles wat hem op het laatste moment nog hoop had gegeven, weg van alles wat hem vertrouwd was geworden. Gewoon, weg. De novemberwind in, wachtend op sneeuw, wachtend op het einde.
Ergens, in zijn achterhoofd, realiseerde hij zich dat het waar was. Hij zou het niet erg vinden om op een straathoek te gaan zitten, onder te sneeuwen en onderkoeld te raken. Wakker te worden in het ziekenhuis, of op de bank van een bezorgde medeburger. Helemaal niet wakker worden. Hij wist het niet.
Hij kreeg ook de kans niet om erachter te komen, want recht tegenover hem doemde een gigantisch bord met het opschrift ‘hotel’ op. Zonder er eigenlijk bij na te denken, slenterde hij richting de deur en stapte de ontvangsthal binnen. Het eerste wat hem opviel, was hoe ontiegelijk lelijk het tapijt was: groen met rode en bruine figuurtjes, alsof het uit een oude zwart-wit film kwam en met een beperkt kleurenpalet was ingekleurd. Het zag er absoluut niet uit, maar hij was ook niet van plan om op het tapijt te slapen, dus veel maakte het niet uit.
‘Kan ik u ergens mee helpen?’ vroeg de dame achter de ouderwetse balie.
‘Ik wil graag een kamer huren voor vannacht.’
‘Even kijken…’ begon de vrouw. ‘Ja, we hebben nog plek. Wat is uw naam?’
‘Listing.’
‘Goed, dan mag u dit even invullen,’ sprak ze, terwijl ze hem een formulier toestopte. Braaf vulde hij al zijn gegevens in, betaalde hij en nam hij de sleutel van haar aan. ‘Kamer 19,’ lichtte ze toe. ‘Tweede etage.’
Hij knikte, begaf zich richting de trap en zeulde zichzelf de treden op. Het tapijt was al net zo afgrijselijk als dat in de grote hal, hoewel het patroon veranderd was. En om het allemaal nog mooier te maken, was het vrijwel doorgesleten.
Niet dat hij van plan was om op de trap te slapen, dus veel maakte het niet uit.
De trap leidde naar een kamer met weinig anders dan een bed en een nachtkastje. Het raam bood uitzicht op een flatgebouw aan de overkant van de straat en er was geen eigen badkamer, maar de klant kon er weinig mee zitten. Hij dumpte zijn tas op het opgemaakte bed, verliet zijn kamer weer en ging op zoek naar een plek waar hij zijn handen kon leggen op een koud biertje.
Hij hoefde slechts één verdieping boven zijn kamer te zoeken om de bar te vinden. Vanaf de gang kon hij de muziek al horen, het gelach en een walm van sigarettenrook sloegen hem in het gezicht. Tevreden liep hij richting de deur en verschafte zichzelf toegang tot het vertrek.
Het was er benauwd en nog rokeriger dan op de gang, zozeer zelfs dat zijn zicht enigszins belemmerd werd. Desondanks kon hij een bandje onderscheiden op het podium. Het bestond uit twee personen, beiden gezeten op barkrukken en met een biertje in de hand. Eén van de twee, links gezeten, had een gitaar op schoot. De andere had zijn handen om een microfoon gewikkeld, zong met gesloten ogen de tekst van een liedje dat de nieuwkomer nog nooit eerder gehoord had.
Het enige wat impliceerde dat de zanger van het mannelijke geslacht was, was zijn stem. Zijn lange, zwarte haren vielen op een vrouwelijke manier om zijn gezicht en de massa’s oogmake-up die hij droeg hielpen ook niet bepaald. Nou ja, misschien dat de platte borst de goede richting opwees.
Eigenlijk was het fascinerend dat iemand met dergelijk uiterlijk zo’n stemgeluid kon produceren. En toch was dat niet hetgeen de nieuwkomer intrigeerde. Hetgeen hem op het podium af deed lopen, hetgeen hem in beslag nam, was de andere jongen. De manier waarop hij geconcentreerd naar zijn vingers staarde, waarop het puntje van zijn tong zijn lip naar buiten duwde, waardoor de lippiercing duidelijk naar voren kwam. Het waren de blonde dreadlocks die om zijn gezicht vielen, zachtjes meedansten op het ritme van de muziek alsof ze gemaakt waren om zelf muziek voort te brengen.
Tegen de tijd dat de gast plaats had genomen aan een tafeltje dichtbij het geïmproviseerde podium, was het nummer afgelopen en viel er een stilte. Tussen zijn lange, door de wind lichtelijk gekrulde haren keek de jongen op en hij zag de gitarist naar hem kijken, naar hem glimlachen en hij vond de moed om terug te glimlachen.
De kans om verder nog iets te zeggen kregen ze niet, want de zwartharige jongen begon alweer met de inzet van een nieuw nummer en de gitarist had weinig keus dan te volgen met zijn eigen instrument. Voor hij zijn ogen op zijn lange vingers richtte, knipoogde hij nog even naar zijn toeschouwer. Daarna begon hij aan een nieuw nummer en de klanken namen zijn publiek mee naar andere werelden. Samen gingen ze weg, met zijn tweeën, vliegend over de notenbalken, roeiend tussen de noten door, zwemmend te midden van de melodieuze ritmes. Ze glimlachten naar elkaar en de glimlachjes zwollen aan tot grijnzen. Zo dreven ze verder, eindeloos, tot er vier minuten om waren en het nummer afgelopen was.
Teleurgesteld luisterde de jongens hoe de laatste paar klanken wegstierven. Ze keken toe hoe de zanger opstond en aanschoof bij een groepje mannen in de hoek van de bar. De jongen, die de enige overgebleven toeschouwer was, stond op en liep richting de deur. Het optreden had hem meegenomen, heel eventjes, maar daarna was hij weer op aarde teruggekomen en hij had geen behoefte aan een eenzaam bezoek aan een rokerige bar.
Hij was nog een halve meter van de deur verwijderd, toen hij plotseling een hand op zijn schouder voelde. Onverschillig draaide hij zich om, keek recht in het gezicht van de jongen met de dreadlocks. De gitaar had hij nog in zijn hand, zijn lippen omgekruld tot een glimlach. ‘Hi,’ groette hij, waarop hij zijn hand uitstak.
‘Hey,’ antwoordde de ander, terwijl hij de hand schudde.
‘Mijn naam is Tom, en wat mag jouw naam dan zijn?’
Hij overwoog gewoon weg te lopen, heel eventjes, wist toen dat hij het niet zou kunnen en antwoordde: ‘Georg.’
En daarmee was het verdere verloop van de avond verzegeld.


Reacties:


Azula
Azula zei op 15 juni 2013 - 15:30:
Ah! Ik dacht echt dat het eerst Biel was, tot dat je hem beschreef & daarna Tom en toen dacht ik; tja. Dan blijven er 2 over óf het is een compleet fictief personage.

Georg, dus. (:


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 12 juni 2013 - 20:57:
Ja, Georg dus. Alleen loopt het dus waarschijnlijk niet goed af, tenzij Tom hem weet te bereiken voor Georg van een brug springt of iets dergelijks, maar dat lijkt me niet want het is dan uit.
Jouw beschrijving van Bill is trouwens wel echt geweldig en dat stuk met de notenbalken ook.


xjeszell
xjeszell zei op 12 juni 2013 - 18:37:
Ik zat echt like "BIEL BIEL -- OOH TOM!", haha.
Ik vind dit echt leuk en goed, dus ik zeg: next! (: