Hoofdcategorieën
Home » Overige » A Thousand Suns [Stand Alones] » Tegels
A Thousand Suns [Stand Alones]
Tegels
De witte tegels staarden hem aan, genadeloos. Het was alsof ze alles van hem wisten en hij het op geen enkele manier kon verbergen. Zijn geheimen werden prijsgegeven door de tegels, geaccentueerd door de voegen, tentoongesteld door de deuren. Gereflecteerd door de spiegels. Hij probeerde ze weg te wassen, de geheimen. Sprenkelde water in zijn gezicht. Waste zijn handen.
Het hielp niet. Totaal niet. De tegels behielden hun kleur, hun uitstraling. Hun alwetendheid.
Ze waren niet wit, maar toch ook niet crème, of grijs zoals de vloertegels. Dus waren ze toch wel wit, moesten ze het wel zijn. Ze waren niet vies, maar ook niet schoon. Niet groot, maar ook niet klein. Ze waren alles en ze waren niets. Doodgewone tegels en toch kenden ze al zijn geheimen, ook al had hij ze nooit hardop uitgesproken. Tegen niemand, al helemaal niet in het bijzijn van de tegels. Hij had ze niet prijsgegeven. Niet bewust. Niet vrijwillig. Of toch?
De stilte werd verbroken door het geraas van water dan een toilet doorspoelde. Er klonk geritsel achter de deur, heel even. Toen ging ze open en liep er een vrouw de algemene ruimte in. Ze ving zijn blik, trok een wenkbrauw op. Haar ogen gleden naar beneden, scanden zijn lichaam. Hij voelde zich bekeken, meer nog dan al die avonden waarop hij het podium domineerde. Meer dan wanneer er duizenden camera’s op hem gericht waren. Meer dan in publieke omstandigheden.
Dan keken de ogen namelijk niet zozeer naar hem, maar naar de popster die hij voorstelde. Ze zagen de zanger, de hartenbreker. De jongen die de wereld aan zijn voeten had liggen, nagenoeg veertien miljoen volgers had op Twitter en die door iedereen begeerd werd.
De vrouw in het toilet zag hem, alleen hem. Een jongen gehuld in een shirtje en een spijkerbroek, moe van het lange reizen, wachtend op het volgende vliegtuig. Ze zag een jongen die het damestoilet gebruikte omdat hij daar een beetje privacy had, zonder de wakende ogen van zijn vier collega’s op zijn huid te voelen branden. Ze zag hem, puur zoals hij was, staand tussen de tegels die al zijn geheimen kenden en uitschreeuwden. Ze zag het, ze wist het en hij kon zich niet verweren.
Half om half verwachtte hij dat ze iets zou zeggen. Iets waaruit bleek dat ze hem herkende. Iets waaruit bleek dat ze van mening was dat hij moest verhuizen naar het herentoilet. Iets, wat dan ook. Maar het bleef uit.
Zelfs de verwachtte minachting in haar ogen was nergens te bekennen. Ze begaf zich simpelweg richting de wastafel, zeepte haar handen in en ontdeed zich met water van de bacteriën. Ze droogde haar handen af en liep langs hem heen naar de uitgang.
Hij merkte pas dat hij haar aanstaarde, toen ze zich omdraaide en ze hem recht aankeek. Doordringend, zodanig dat hij onmogelijk zijn blik kon afwenden.
‘Je moet de knoop doorhakken,’ zei ze toen, haar stem enkele octaven lager dan hij verwacht had. ‘Ik weet niet wat het is, maar ik zie het in je ogen, aan je manier van doen. Iets zit je dwars en daar moet je iets aan doen.’
Hij bleef haar aankijken, knikte en voorzichtig vroeg hij: ‘Maar wat als het verkeerd uitpakt?’
De vrouw haalde haar schouders op. ‘Niet geschoten is altijd mis.’ Ze glimlachte nog even naar hem, draaide zich toen om en verdween uit zijn zicht. Zodra ze weg was, kon hij zich eigenlijk al niet meer herinneren hoe ze eruit had gezien. Donkere haren, maar niet zwart. Eerder bruin. Een blanke huid, maar wel enigszins getint. Lichte ogen. Of toch niet?
Hij wist het niet meer.
Verslagen plensde de jongen nog een hoeveelheid water in zijn gezicht. Vervolgens wierp hij een blik in de spiegel en wat hij zag, maakte zijn humeur er niet beter op. Bloeddoorlopen ogen staarden hem aan, donkere wallen staken onverbiddelijk af tegen zijn bleke huid. Zijn krullen hingen lusteloos om zijn gezicht en de stand van zijn mondhoeken impliceerde weinig positiefs.
Om zich heen zag hij tientallen tegels gereflecteerd. Wit, alwetend. Smalend en alom aanwezig. Genadeloos.
Neerslachtig schudde de jongen zijn hoofd en hij haalde een hand door zijn haar in een wanhopige poging tot verbetering. Zoals hij eigenlijk al verwacht had, haalde het vrij weinig uit.
‘Hé,’ klonk er zachtjes vanaf de deur. De stem was bekend, vertrouwd zelfs en de jongen richtte zijn treurige ogen op, keek zijn collega aan. De zachte uitdrukking in diens ogen bracht hem ietwat van zijn stuk. ‘Hé,’ antwoordde hij desondanks, zijn stem net zo mild als de uitdrukking in de ogen.
‘Kom je?’
Hij knikte, maar maakte geen aanstalten daadwerkelijk in beweging te komen.
‘Harry, gaat het wel goed met je?’
Je moet de knoop doorhakken.
Hij knikte.
‘Weet je het zeker?’
De jongen deed een stap de ruimte in en keek om zich heen. Hij zag de tegels, las al Harry’s geheimen in hun glans, werd ingelicht over alles wat hij niet hoorde te weten en Harry stond er een beetje bij te kijken. Hij kon zich niet verweren.
De tegels waren almachtig. Wit. ‘Wit,’ fluisterde hij dan ook en hij voelde hoe de tranen achter zijn ogen begonnen te prikken. Genadeloos.
‘Wit?’ vroeg zijn gezelschap verward.
Harry knikte alleen maar.
Niet geschoten is altijd mis.
De nieuwkomer kwam dichterbij, een klein stukje, aarzelend. ‘Kom,’ sprak hij nogmaals, zo zacht dat het meer een fluistering was. Harry keek hem aan, deed niets. De jongen stak hem zijn hand toe en Harry keek ernaar, eventjes, richtte zijn ogen toen weer op het gezicht.
Hij schudde zijn hoofd.
‘Het is laat en het duurt nog een half uur voor het volgende vliegtuig er is. Je bent moe, ik zie het aan je. Laten we ergens gaan zitten, misschien kun je nog een paar minuutjes slapen. Het is rustig genoeg zo midden in de nacht en je kunt sowieso niet de hele tijd hier blijven.’
‘Jawel.’
Iets zit je dwars.
‘Ja maar –’
‘Ik hou van je.’
‘Wat?’
‘Gewoon,’ stootte Harry uit, met overslaande stem. ‘Ik hou van je en ik kan er niet meer tegen. Ik kan niet zeven uur achter elkaar naast je zitten zonder gek te worden. Ik kan niet dag en nacht doen alsof er niets aan de hand is, terwijl mijn binnenste in brand staat. Ik kan het niet meer.’
‘Kom,’ was het enige antwoord dat hij kreeg op zijn rommelige bekentenis. En die hand, weer die hand.
Harry schudde zijn hoofd, maar strekte wel degelijk zijn arm uit en sloot de warme vingers in de zijne. Hij liet zich door twee sterke armen dichterbij trekken, omhelzen.
Hij sloot zijn ogen zodat hij niet hoefde te zien dat de tegels toekeken. Ze kregen alles mee, sloegen alles in zich op. De nieuwe geheimen. De samensmelting van de verborgen emoties van twee tieners. De ontknoping van twee eindeloze innerlijke gevechten. Ze namen alles in zich op, weerspiegelden het, droegen het over. Ze wisten alles en ze waren alom aanwezig. Alwetend, genadeloos.
Wit.
Reacties:
Wauwie, super mooi geschreven. Met die tegels en dat vrouwtje en ik weet niet wie de jongen is maar hé. Hazza ^^
Nee, was echt mooi dit.
Ik doe lekker mee, want ik vond het ook mooi (:
Al weet ik niet wie de andere persoon is. Ik had wel een klein beetje het gevoel dat die vrouw Anne was. Omdat ze hem niet raar aankeek, en ze wist dat er iets mis was. En Harry zocht naar iets van herkenning.
Maar goed. Echt heel mooi!