Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijd Bo » 2. Minder dan niks
Schrijfwedstrijd Bo
2. Minder dan niks
Mijn buitenkant is een rozenrek, mijn binnenkant een spiegelpaleis.
Als ik naar beneden kijk, kan ik mijn ribben tellen. Vierentwintig twijgjes onder een papieren huid, twaalf aan elke kant. Trapjes om rozen tegenop te laten klimmen. Met twee spiegels kan ik mijn rug zien om ze ook daar te tellen. Ladders naar de vrijheid, om hand over hand uit mezelf omhoog te klimmen en weg te drijven. Gewichtloos. Mijn botten blijven achter en staan elke lente in bloei.
Twee spiegels is niet voldoende. Vanbinnen ben ik van top tot teen bedekt met spiegels zodat ik mezelf op elk moment vanuit elke hoek kan bekijken. Mijn ruggenwervels, als de knoopjes van een hemd dat ik achterstevoren aan heb. Mijn sleutelbeenderen zijn kuiltjes waar water in blijft staan. Mijn heupen als messen die van binnenuit door mijn vel kerven. Mijn dijen die elkaar nooit raken, zelfs niet met mijn enkels tegen elkaar.
Ik moet kijken, altijd kijken. Ik wil precies weten wat ik ben. Hoeveel ik ben. Of hoeveel ik niet ben. In mijn binnenspiegels bestudeer ik mijn buitenkant tot ik mezelf uit het hoofd ken. En soms, als ik niet oplet, ben ik even gelukkig.
Je zou het moeten zien. Alles glanst hierbinnen.
Al mijn klokken lopen achteruit, maar de tijd draait nog steeds niet terug. Dat wil ik niet, ik wil niet vooruit, ik wil terug. Of tenminste stil blijven staan. Verdomde klokken. Ik heb een keer hun wijzers proberen vastnagelen maar ze tikten de spijkers er weer uit. Hoe moet ik dan terug? Hoe moet ik dan weer klein zijn en met de poppen spelen en niks weten?
Ik heb één pop, maar ik ben er te groot voor. Het ziet er vreemd uit als ik haar in mijn armen neem. Ze is zo klein, zo licht. Rotding. Ik haat haar. Ze lijkt op mij, dus dat maakt het nog erger. Ze lacht me uit omdat ze weet dat ik jaloers ben. Ik kan nooit meer zo klein zijn. En ik wil het zo graag. Ik wil dat iemand me kan optillen met één hand. Ik wil in een schoendoos passen. Ik wil een plastic huid en een hol lijf en haar tot aan mijn billen dat meer weegt dan ikzelf. Ik wil een eeuwige glimlach op een mond die niet open kan.
Ik weet niet meer hoe ik zo geworden ben. Het was niet altijd zo, dat weet ik wel. Boven was niet onder en spiegels hingen aan de muur, niet in mijn hoofd. Spiegels. Zo begon het, denk ik. Steeds meer spiegels. En op een dag viel ik erdoor en was alles omgekeerd. Mijn ogen hebben zich gedraaid in mijn kassen. Als ik mijn hand op een raam leg, is het glas warmer dan mijn huid. Wat naar binnen moet, blijft buiten. En ik word altijd maar minder.
Minder is meer. Minder dan minder is niks. Niks is alles.
Ik lig op een bed van keien en ik merk het amper, zo koud ben ik. Slapen doe ik al lang niet meer, het liggen is enkel een gewoonte. Wachten tot ik ga zweven, tot ik de druk van de stenen niet meer voel op mijn uitstekende botten. Ergens ver weg klopt iemand op het glas van een spiegel. Iemand aan de andere kant. Iemand die ik ooit gekend heb en die mij nu niet meer kent maar toch probeert om van me te blijven houden. Wanhopig. Smekend. Kloppen op het glas, als vogeltjes die zich één voor één te pletter vliegen. Mijn klokken tikken mee op de maat.
Ik knoop touwtjes aan de armen en benen van mijn pop en laat haar wandelen. Linkervoet, rechtervoet. Arm vooruit. Ze steekt haar handje uit en zegt plots “ma-ma”. Een kriebeling kruipt op vlinderpootjes langs mijn ruggengraat naar beneden. Het is het enige woord dat ze kan zeggen, en het is er één teveel.
Als ik de touwtjes doorknip valt ze in een hoopje op de grond. Voor me aan de muur hangt een spiegel. Aarzelend steek ik een hand uit en klop drie keer op het glas. Veel te stil.
In de reflectie die ik zo goed dacht te kennen, zie ik voor het eerst mijn eigen touwtjes. Ze komen uit het glas en ik hou de uiteinden in mijn hand.
.
Reacties:
Wauw.
Jij blijft prachtig schrijven.
Dit is zo mooi als je eerst de clip met muziek hebt gehoord en daarna dit overweldigende verhaal lees.
Wauw.
En soms, als ik niet oplet, ben ik even gelukkig.
Deze zin is zó mooi en doet zóveel pijn, het is zeker mijn favoriete stukje uit een onmogelijk geweldig werk.
Do, wat had ik jouw woorden gemist en het is fijn om te zien dat je na al die tijd alleen maar beter geworden bent.
Laat me maar huilen, jij onmogelijk getalenteerd mens.
Do, ik heb jouw werk zo gemist. (Ken je Heroes? Ik krijg lichte Sylar-ikslurpjebreinuit-neigingen als ik dit lees.)