Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijd Bo » 3. Vijftig snaren en een ziel
Schrijfwedstrijd Bo
3. Vijftig snaren en een ziel
Het blad van een scheermes is een halve millimeter dik. Een zilveren haar. Een draad spinrag. Mijn mes is van damaststaal, het beste dat er op de markt te krijgen valt. Vroeger had ik een mes met een blad van koolstofstaal, maar dat heeft iedereen. En ik ben niet iedereen, oh nee.
De zilveren boog raakt zacht wit vlees. Aait, plaagt, kietelt. Er hoeft niet veel druk op. Ik speel viool op de binnenkant van mijn linkerarm en de muziek vormt rode bloemen. Bloedlelies op een vijver van sneeuw. Ik veeg het lemmet schoon aan mijn broek en vouw het voorzichtig dicht.
In de kelder begint het gegil weer, het gerammel van de kettingen tegen de verwarmingspijp. Ik vouw mijn rechterarm over mijn hoofd, druk mijn rechterhand tegen mijn linkeroor en mijn rechterschouder tegen mijn rechteroor. Ze verstoort mijn muziek. Ik sluit haar buiten tot ik weer alleen ben, knijp mijn linkervuist ritmisch open en dicht zodat het bloed blijft vloeien.
Het drupt. Bloemen op de keukenvloer. Dat wil zeggen dat het genoeg is. Dat wil zeggen dat ik veilig ben. Nu mag ik naar beneden, naar haar.
Polly.
Dertien treden. De zevende moet ik overslaan. De kelder is donker en koel en ruikt naar steen en hout en hààr. Ik ruik haar. En zij ruikt mij, mijn bloed, dat moet wel. Het drupt nog steeds. Ze heeft vast honger want ze blijft maar schreeuwen.
‘Polly! Polly, alsjeblieft! Polly! Polly!’
Polly. Polly. Polly. Haar naam. Dat schreeuwt ze heel vaak, is dat niet vreemd? Opnieuw en opnieuw en opnieuw, als een papegaai. Maar Polly is geen papegaai, ik ben niet gek.
Polly is een monster.
Wanneer ik de sleutel in het slot pas, stopt het gegil. Ik hoor haar schuifelen, hoor haar kettingen ratelen als ze zich achter de verwarmingsketel verstopt. Ze ligt op de loer. Ze zou me bespringen en aan stukken scheuren als ze kon, maar ik ben niet gek. Haar kettingen zijn kort en stevig.
Ik hou mijn linkerarm voor me uit wanneer ik haar domein betreed. Het bloed zal haar afleiden. In het licht van het kale peertje kan ik haar zien zitten, half verscholen achter de ketel. Ik hurk neer en zwaai mijn bloedende arm zachtjes van links naar rechts, hoop dat de geur van mijn bloed sterker is dan die van mijn angst. Ik zing voor haar, zachtjes, een liedje met haar naam, en bid dat het mijn dreunende hartslagen overstemt.
‘Polly, Polly, Polly.’ Ze kreunt diep achterin haar keel, begint verstikt te jammeren. Water. Ze wil vast water. Achter de deur, buiten haar bereik staan flesjes opgestapeld. Ik smeer mijn bloed over het plastic voor ik het naar haar toe rol. Een smerige hand met gescheurde nagels door steeds weer aan de muren te krabben, grist het flesje van de grond. Ze drinkt gulzig en verslikt zich, hoest de helft over haar besmeurde onderhemdje.
‘Alsjeblieft,’ hijgt ze, ‘ik heet Amy. Jij bent Polly.’
Polly is een leugenaar. Polly is een monster. Ik moest haar wel vastbinden in de kelder, ze is niet menselijk. Ze heeft vreselijke dingen gedaan, maar ik kan haar tegenhouden. Ik kan het allemaal doen stoppen. Ik kan al Polly’s fouten rechtzetten.
Ik ben muziek. Mijn hoofd zit vol melodieën. Mijn arm is een viool. Mijn hart is een drumstel. In mijn oren rinkelen belletjes. Als ik muziek speel, wordt alles beter. Dan trekt het water weg uit mijn longen, dan hebben de poppen weer ogen, dan komen er geen fluisterstemmen meer uit het behang.
Ik ben niet gek.
Ik heb alles geprobeerd met Polly. Ik heb haar vastgebonden zodat het papegaaitje niet kon wegvliegen. Ik heb de duisternis uit haar weg proberen branden. Ik haat vuur, maar ik heb het toch gedaan.
Polly’s handen boven de vlammen. Polly’s haren afgebrand.
Ik heb haar mijn bloed gegeven. Ik heb muziek gemaakt voor haar.
Mijn handen boven het vuur. Mijn haar tot op mijn schedel weg geschroeid. Pijn.
Ik heb haar verdoofd en op de tafel vastgebonden. Ik heb voor haar gezongen om de nachtmerries te verdrijven.
Mijn handen. Mijn kleine handjes vol blaren. Mijn schreeuw, één lange zuivere noot.
Ik heb geprobeerd om muziek te spelen op haar, maar het lukte niet. Geen melodietjes, enkel bloed.
Mijn hoofd. De rauwe hitte onder mijn huid. Polly’s lange haren.
Uit mijn achterzak haal ik het opgevouwen papiertje met het witte poeder. Twee fijngemalen tabletten Mogadon verdwijnen in het tweede waterflesje. Polly merkt het niet. Ze drinkt het flesje tot op de bodem leeg.
Ze slaapt, maar toch heb ik haar stevig vastgebonden aan de werktafel. Haar hemdje en slipje heb ik losgeknipt.
Muziek. Ik moet Polly’s muziek vinden. Als ik haar liedje kan spelen, is het allemaal voorbij. Ik moet haar helpen. Niemand wil Polly helpen, behalve ik. Iedereen is bang van haar, maar ik ben niet iedereen. Ik ben ook bang van haar, maar toch zal ik haar redden.
Het eerste van vijftig naaldjes boort zich door haar huid.
Ik ben bijna klaar wanneer Polly begint bij te komen. Ze kreunt, nog half verdoofd. Ik moet opschieten, haar in positie brengen. Op haar knieën, rug gekromd, hoofd achterover, armen omhoog. Het houten raamwerk heb ik vorige week tweedehands op de kop getikt, dat was mijn teken. Ik zag meteen voor me hoe ik Polly ging redden. Met een paar aanpassingen zou het perfect zijn.
Ze moet over de steunbalk zitten, haar benen aan weerszijden. Haar knieën hebben steunvlakken waar de tweede balk aan de eerste vastzit zodat ze niet kan wegglijden. Haar polsen zitten samengeknoopt aan de derde balk zodat haar uitgestrekte lijf het raamwerk sluit. Een trapezium van hout en vlees.
De snaren staan zo strak gespannen als het kan zonder dat ze uit haar huid scheuren. Vijftig snaren. Vijftig naalden.
Ik neem plaats op mijn krukje en leg haar hoofd voorzichtig in mijn schoot. Kalm maar, Polly. Het is bijna voorbij. Ik pluk aan een snaar en haar ogen schieten wijd open.
Ze opent haar mond.
Haar schreeuw, één lange zuivere noot.
Het werkt. Oh Polly, arme lieve monsterlijke Polly, nu kunnen we eindelijk jouw lied zingen.
Zo heb ik haar gered. Ik speelde harp, en voor elke snaar die ik aansloeg zong Polly haar ziel een beetje hoger naar de hemel.
.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.