Hoofdcategorieën
Home » Overige » Schrijfwedstrijd Bo » 6. Nyctophobia
Schrijfwedstrijd Bo
6. Nyctophobia
De snelheid van het licht bedraagt afgerond 300.000 kilometer per seconde. Om goed te beseffen wat dit precies betekent, vergelijk het hiermee: het snelste vliegtuig ter wereld, de onbemande Falcon HTV 2, haalt snelheden van “amper” 20.000 kilometer per uur en vliegt in één uur tijd van Sydney naar Londen. Licht is dus behoorlijk verdomd snel.
Maar hoe snel het licht ook reist en hoe ver het zich ook verspreidt, iets is haar altijd voor. Duisternis.
Tijd en ruimte, het hele universum, elke ster en elke cel, alles is ontstaan in het donker. Licht maakt het enkel zichtbaar. En toch vrezen mensen duisternis boven alles, omdat duisternis zien gelijk staat aan niet zien. Het donker berooft hen van een zintuig, hun ogen zijn afhankelijk van licht. Hun pupillen verwijden bij schemering om elk straaltje op te zuigen. In het donker zijn ze volslagen weerloos.
Duisternis is onzichtbaar, eindeloos en beklemmend tegelijk. Mensen vrezen wat ze niet kunnen begrijpen omdat ze bij onzekerheid altijd van het ergste uitgaan. Instinct. Fantasie.
Blinde paniek.
Schaduwen zijn de bastaardkinderen van licht en donker. Minder gevreesd dan het echte duister, want een schaduw heeft een begin en een einde, een grens waar het licht weer begint, en een herkenbare bron. Een schaduw is de vorm van een object dat het licht blokkeert, wat wil zeggen dat er licht is en dat het donker voorbij zal gaan. Een schaduw is een te verslagen vijand.
En toen kwam ik.
Mijn naam is Echo Rayne en ik ben waar God door nul heeft gedeeld, een vacuüm op twee benen. Ik ben een zeventienjarige nachtmerrie.
Mijn wereld is nooit helemaal donker. Bij het verminderen van lichtinval blijven mijn pupillen verwijden, tot ze uiteindelijk mijn hele oogkassen vullen. Voor mij bestaat er niet zoiets als pikdonker. Ik heb geen idee hoe een nacht eruit ziet. Ik kan verschillende soorten duisternis onderscheiden, ik ken de ontelbare schakeringen van “niets”, ik ben immuun voor zelfs het meest verlammende donker.
Mijn ogen maken mensen wantrouwig, maar dat is niet wat hen gillend op de vlucht doet slaan. Ik leef al een jaar als opgejaagd wild, niet omwille van mijn zicht, maar om wat ik kan doen met het zicht van anderen.
Ik kan schaduwen creëren zonder licht. Mijn handen spinnen stroken, golven, wolken van zwart die zich laten manipuleren als marionetten aan mijn touwtjes. Ik kan lichtbronnen doven met een vingerknip, ik kan een zonovergoten zomerdag veranderen in een maanloze nacht, ik kan schaduwen oproepen waar zelfs de sterkste lampen geen deuk in slaan. Ik kan een duisternis creëren die zo dicht en verstikkend is dat ze zelfs de meest geharde agenten of inderhaast opgeroepen SWAT-teams op hun knieën dwingt, wapens vergeten op de grond, klauwend in het niets, happend naar lucht alsof het zwart hun longen vult. Te bang om hardop te huilen.
Mijn naam is Shade, en ik ben een straf van God.
Voor vannacht heb ik onderdak gezocht in een verlaten kerk. Na een jaar leven als vluchteling heb ik ontdekt dat ik liever in kerken slaap dan in kraakpanden of opvangtehuizen. Op de occasionele uil of vleermuis na ben ik alleen, en ik wil graag geloven dat God me hier beter kan horen, ook al antwoordt Hij niet.
De dualiteit van goed en kwaad, licht en donker, hemel en hel zit verankerd in de ziel van elke mens. Elke mens is genetisch geprogrammeerd om bang te zijn van het donker en alle gevaren die er zich in verschuilen. Religies spreken over het licht van God en de hemel bevindt zich boven ons, zo dicht mogelijk bij de zon. De ultieme beloning voor een goed leven is een eeuwigheid in het licht. Satan is de prins der duisternis en al wat donker is staat symbool voor het pad naar de hel.
Ik ben een levende schaduw. Ik rafel de wetten van de natuur uiteen tussen mijn vingers en maak duisternis die niet te verklaren en niet te bestrijden is. Geen wonder dat ze mij probeerden in brand te steken.
Een eclips is wat er gebeurt wanneer de maan tussen de aarde en de zon schuift. Deze maanschaduw valt wetenschappelijk te verklaren, maar een paar eeuwen geleden was het een voorteken van onheil, rampspoed, het einde van de wereld. Wat moeten ze dan wel niet denken van mij, als ik in mijn eentje meer schaduw kan veroorzaken dan de zon en de maan?
Ik maak een bed op voor mezelf op de voorste bank, met mijn jas als deken en mijn rugzak als hoofdkussen. De zilveren rozenkrans ritselt in mijn handen, mijn vingers glijden mechanisch langs de parels en zoals elke avond hoop ik uit alle macht op een antwoord.
Wat ben ik? Ben ik een duivelskind, een onheilsteken? Waar moet ik heen? En waarom ik?
De eikenhouten poort kreunt in haar scharnieren en zwaait open. Ik rol van de bank af en hef mijn handen op, voel de energie knetteren tussen mijn vingertoppen-
Stop.
Het woord wordt niet uitgesproken maar klinkt rechtstreeks in mijn hoofd. Een onbekende stem, kalm maar dwingend. Ik breek de energie in mijn handen abrupt af en blijf bibberend liggen, mijn hartslag een drilboor tegen de ijskoude tegels.
Tussen de poten van de banken zie ik de wielen van een elektrische rolstoel dichterbij komen.
‘Goedenavond, Echo.’ Dezelfde stem, maar nu hardop.
‘Mijn naam is Shade,’ wring ik uit mijn keel.
‘Ik weet dat je die naam voor jezelf gekozen hebt als straf, als een brandmerk. Maar als je het verkiest wil ik je Shade noemen.’
‘Wat wil je van me? Hoe heb je me gevonden?’ Ik durf me nog steeds niet bewegen, maar ik durf al schreeuwen tegen de wielen die tot stilstand zijn gekomen ter hoogte van de derde rij.
‘Ik wil niks van jou, ik wil je helpen. En ik heb je gevonden omdat ik net zo ben als jij. Bijzonder.’
‘Bijzonder?’
‘Een mutant. Je dacht dat je de enige was, Shade, maar we zijn met duizenden. Mensen met uitzonderlijke krachten. Ik kan je een antwoord geven op al je vragen, en ik kan je een thuis geven.’
‘Een thuis? Mutanten? Wat- Wie ben jij?’ Ik krabbel eindelijk overeind van de vloer en wil de man in de rolstoel aanvliegen maar zijn blik nagelt me aan de grond. Zo kaal als een biljartbal, gekleed in een deftig donkerblauw pak en zijn handen rustig op de leuningen van zijn rolstoel. Er is niks bedreigend aan hem, en tegelijk straalt hij meer kracht en autoriteit uit dan ik ooit heb gezien. Hij staart me aan, en ik hoor opnieuw zijn stem in mijn hoofd.
Mijn naam is professor Charles Xavier, en ik wil jou een plaats aanbieden op mijn school.
Oké, let me say one thing.
OMG!!!!!
Ik wil hier eigenlijk stiekem wel een vervolg op... of misschien toch niet zo stiekem. So if you'd like...?