Hoofdcategorieën
Home » Overige » Stand-Alones » De Vampierjager
Stand-Alones
De Vampierjager
Ik open mijn ogen en kijk de donkere kamer rond. De duisternis omarmt me en maakt dat ik me verveel. Het is nog lang geen tijd om wakker te worden, laat staan op te staan. Toch hoor ik de luide voetstappen van mijn vader terwijl hij luid stampend over de krakende vloer loopt. Iedere zondagmorgen is mijn vader voor dag en dauw op. Hij beweerd dat hij zo vroeg op staat om zijn preek voor te bereiden, maar ik weet dat hij om andere reden zo vroeg is opgestaan. Met moeite sta ik op en loop naar het kleine raampje en tuur naar de donkere staat. Over de straat loopt een man in predikantskleding in zijn rechterhand houd hij een lantaren vast, waardoor ik zijn gebogen rug kan zien. Met zijn linkerhand houd hij een groot houtenkruis vast en om zijn nek draagt hij ketting van knoflooktenen. Iedere zondagmorgen gaat hij zo vroeg op pad. Zondag de waarop juist iedereen in de stad uitslaapt, de dag des Here. De rustdag. Ik ben er zeker van dat mijn vader denkt dat ik net, als iedereen in Londen nog heerlijk lig te slapen. Hij moet eens weten dat ik hem iedere zondag na kijk. Als mijn vader uit het zicht is verwennen, strompel ik terug naar mijn bed. Als zijn vrouw nog geleefd had was mijn vader vast niet zo erg bezig met zoektocht naar mythische wezens die s'nachts uit de riolen omhoog kwamen om van onschuldige mensen het bloed te drinken. Hij riep altijd al wel dat dat hij in de wezens geloofde, maar zijn zoektocht was pas echt begonnen toen zijn vrouw stierf. Volgens hem is ze door een van hen gebeten. Haar lichaam tot op de bodem aan toe leeg gedronken. Grote onzin als je het mij vraagt. Naar mijn idee was ze al een enkele maanden ziek voor ze stierf. Ze oogde bleek en korstig, daar kwam ook bij dat ze nogal een droge hoest had. Maar volgens vader waren het de vampiers die haar gedood hadden.
Soms zou ik willen dat mijn moeder niet gestorven was bij mijn geboorte zodat ik iemand had waarmee ik, over mijn vader kon praten. Want zijn haat wegens mythische wezen loopt nu echt uit te hand. Neem nu vorige week maandag: Het was vrij koud geweest voor de tijd van jaar, toch was mijn vader er een geslaagd om zo ongeveer heel Londen naar het plein te krijgen voor de kerk waar hij predikant is. Om getuigen te zijn van de show. Zo als mijn vader het noemt. Ditmaal betrof het Sue Fingers een aardig meisje, waar ik na de kerkdienst wel eens mee gesproken had. Mijn vader had enkele dagen voor de ''show'' uitgezocht dat Sue een heks was geweest en zo kwam het dat heel Londen getuigen was van de moord op Sue. Zoals alle heksen werd ze die maandag verbrand op de brandstapel. Want alleen vuur kan er in slagen een einde te maken aan een heks. Ik lach even hard op. Als er al heksen bestaan dan ben ik er vrijwel zeker van dat, ze dan ook wel een spreuk kennen die hen niet dood, wanneer zij op de brandstapel worden geplaatst. Mijn vaders zoektocht blijft niet bij het zoeken naar Vampiers en heksen ook weerwolven moeten er aan geloven. Het is niet dat ik er niet geloof, ik ben alleen van mening dat mijn vader veelte ver gaat. Hij ziet in in ieder mens een weerwolf of heks. Het enige wezen dat hij nog niet is tegengekomen is de vampier. Naar zijn eigen mening omdat deze alleen s'nachts verschijn opdat zonlicht hen doet verbranden. Ondanks dat hij ze nog niet nooit heeft gevonden heeft hij toch bewijs, dat ze bestaan. Wat waren anders de wondjes op de nek van Mary geweest. Nadat mijn stiefmoeder was overleden heb ik haar lichaam onderzocht. Gewoon puur uit nieuwsgierigheid en ik had geen wondjes kunnen vinden. Toch wist mijn vader ze precies aan te wijzen. Ik zag ze niet maar, hij wel. Sindsdien is zijn zoektocht een obsessie geworden. Hij moet een zal de vampier vinden voor dat hij zal streven. Zo niet dan moet ik het stokje van hem overnemen. Waar ik nu al geen zin heb. S'nachts mijn heerlijke bed uit moeten om een vampier te zoeken. Puh, ik heb wel iets beters te doen. Zo lijkt mij echt geweldig om dokter te worden en mensen te kunnen genezen van de ziektes waar aan zij werkelijk overlijden. Maar zolang mijn vader in leven is, komt het daar niet van. Ik moet en zal predikant worden en daarbij nachts opzoek gaan naar vampiers. Een deur wordt luid in het slot gegooid. Vader is thuis. Snel kruip ik onder het laken en sluit mijn ogen. Over enkele ogenblikken komt mijn vader mij wekken. In de veronderstelling dat ik nog heerlijk lig te slapen. Ik hoor hoe de deur van mijn kamertje langzaam geopend word. Snel maak ik een snurk geluidje. De luide voetstappen van mijn vader bereiken het bed. Zijn brede hand schud mijn schouder. Ik mompel wat, sla mijn vaders hand weg en draai nog eens lekker om. Opnieuw schud hij me door elkaar. Dan klinkt zijn zware stem door het kamertje opgewekter dan anders.
'Car, ik denk dat ik weet waar ze zitten!'
'Wat?' Ik probeer zo slaperig mogelijk te klink. Wat nog al faalt omdat ik al enkele uren op ben.
'De bijbels' antwoord mijn vader, zich herinnerend dat ik niets weet van zijn zoektochten. Hij moest eens weten dat ik er alles van weet.
'Waar heb je het over?' probeer zo onwetend mogelijk over te komen.
'Ach ja,' mompelt mijn vader. ' Ik wist gewoon niet meer waar ik mijn bijbels had neer gezet. Maar ik heb ze gevonden. Dus mijn preek voor straks is af. Ga, je je omkleden dan kunnen we ontbijten en al vast naar de kerk gaan.'
'Ja,' mompel ik. Met tegenzin kom ik opnieuw uit mijn bed en schiet zo snel mogelijk in mijn zondagse kleren.
Daar staat hij dan, wat ik ook geprobeerd heb hij moest en zal vandaag preken. Ondanks dat hij er behoorlijk ziek uit ziet. Hij hoest even en begin dan aan zijn preek. Om eerlijk te zijn luister ik eigenlijk nooit echt naar de preken van mijn vader. Dat is niet omdat ze slecht zijn, maar omdat mijn vaders stem klinkt nogal onaangenaam en zeker nu hij zo schor is, dat het nauwelijks te horen is. De wallen onder zijn ogen worden met de dag erger. Ik krijg zo het vermoeden dat mijn vader nu dag en nacht bezig is met zijn zoektocht naar vampiers. Hij is thuis nergens anders meer mee bezig.
'Wat een rare preek heeft je vader voor vandaag gemaakt' fluistert Nancey de dochter van de bakker.
'Ik luister al lang niet meer naar mijn vader' vertrouw ik haar toe. Nancey kijkt me verbijsterd aan.
'Waarom niet? Hij is je vader Carlisle'
'Dat weet ik. Maar hij kan nog over een ding praten'
'Vampiers?' fluistert Nancey. 'Hij trommelt alle mensen op om vannacht met hem opzoek te gaan naar vampiers'
De woorden van Nancey geven mij de schrik van mijn leven. Is man gek geworden. Waarom moeten andere hem helpen met zijn obsessie. Waarom?
Die avond na het eten komt mijn vader naar me toe. Ik leg de veer waarmee ik aan het schrijven was neer en kijk aan vader aan. Hij ziet er zo slecht uit, dat ik er van schrik. Het valt me nu pas hoe erg hij is afgevallen de laatste paar maanden. In zijn grijze haar hangt voor zijn ingevallen gezicht. Een afschuwelijk knoflookwalm bereikt mijn neus. Ik vraag me af wanneer mijn vader zich voor het laatste gewassen heeft. Met zijn linkerhand houd hij het houtenkruis stug voor zich uit. Zijn zoektocht werd een obsessie. Hij kan aan niets anders meer denken dan vampiers. Hij kijkt de hele tijd angstig om zich heen alsof er ieder moment een vampier kan opduiken in huis.
'Ga je mee?' mijn vaders stem klinkt nog schorder dan vanochtend. Ik maak me echt zorgen om hem alles wijst er op dat hij ziek is, dat hij zich zelf compleet heeft uitgeput.
'Nee,' antwoord ik.
'Carlisle Cullen, als je het zoeken naar vampiers, heksen en weerwolven van mij wil overnemen, zul tenminste een keer gezien moeten hebben hoe je dat doet'
'Dat zie ik dan wel. Ik heb geen zin'
'Dan zoek je het zelf maar uit!' mijn vader probeert te schreeuwen, maar door zijn schorre stem lukt dat niet. Boos stampend verlaat hij mijn kamertje. Ik zucht en ga weer verder met schrijven, voorlopig komt vader niet terug, en kan ongestoord te werk gaan.
Gewapend met knoflook, een grote houtenkruis en wijwater loop ik door de straten van Londen. Een week terug is mijn vader overleden op sterfbed moest ik hem beloven om opzoek te gaan naar vampiers en deze ook te vinden. Vandaar dat ik nu al een week lang s'nachts door de straten loop. Opzoek naar de vampier. Gisteren nacht was veelbelovend geweest, aangezien ik iemand uit een put omhoog had zien komen. Vandaar dat ik nu weer naar dat zelfde steegje loop, om me naar achter een muurtje te verschuilen. Na enkele minuten schuift het put deksel opzij. Uit de put komt een lijkwitte beeldschone vrouw te voorschijn. Ze kijkt even om zich heen met vuurrode ogen en haalt haar kleine perfect rechte neus op. Dan vervaagt ze en duikt vlak voor mij op. Ik vermoed dat ze te snel bewoog om voor het menselijk oog zichtbaar echt goed zichtbaar te zijn. Ik duw het kruis dat ik mee heb, naar voren. De vrouw blijft op me afkomen. Ondanks ze niet terugdeinst van het kruis, ben ik er zeker van dat deze vrouw een vampier is. Ik heb in een week dat gene gevonden waar mijn vader jaren over gedaan heeft. Wat voor mijn vader een obsessie werd en voor mij niet veel meer is dan een belooft aan mijn vader. De vrouw staat nu vlak voor me. Snel gooi ik mijn lading knoflook en het wijwater in haar richting en zet het oplopen. In de hoop dat ik haar te snel af kan zijn. Een ijskoude hand grijpt mijn schouder vast. Doodsbang probeer ik door te rennen. De tanden van de vampier doorboren mijn hals. Angstig probeer ik weg te komen, als een wilde mep ik om me heen terwijl ik nog altijd door ren. En dan wonder boven wonder is, de druk van het lichaam van de vader weg. Dan voel ik een ineens een helse pijn en weet ik dat het over is. Ik stort neer op de grond van de pijn. Mijn vader had tijdens zijn leven een obsessie en die obsessie veranderd mijn leven goed.
STERK!
Ik vind het echt geniaal!
Ik heb me altijd al afgevraagd hoe hij Vampier was geworden!
Mooi gedaan!