Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » One Shots/Stand Alones en Schrijfwedstrijden » Schrijfwedstrijd Bodine, opdracht 5 ~daar zijn de daken met vlaaien bedekt~

One Shots/Stand Alones en Schrijfwedstrijden

7 feb 2015 - 14:24

1195

0

424



Schrijfwedstrijd Bodine, opdracht 5 ~daar zijn de daken met vlaaien bedekt~

Antonio Fernandez(officiële naam) en Alistair Kirkland(naam door fandom) zijn van de anime Hetalia

daar zijn de daken met vlaaien bedekt

 

Het werd een fabel genoemd. Een sprookje, een verzinsel. Iets wat tussen het onderhandelen door op de markt werd verteld. Iets wat oude vrouwen aan hun kleinkinderen vertelden, hen hoop gevend. Hoop dat zij, kleine kinderen met grote dromen, ooit die ene stad zouden vinden. Die stad waarover ze droomden.
Natuurlijk hadden velen die dromen allang laten varen, nog voordat zij de leeftijd bereikten waarop het mogelijk was om op een zoektocht te gaan.
Antonio Fernandez was zestien jaar oud toen hij drie Spaanse gouden munten betaalde om mee te varen naar het nieuwe land.
Hij was niet één van de Conquistadores, die, verblind door hun hebzucht, op zoek gingen naar El Dorado. De meesten ontdekten te laat dat goud geen voedsel en water was. Ze lieten, door hun koortsachtige pogingen om de stad van het edele metaal te vinden, het leven. Antonio was niet van plan om naar de hemel te gaan voor een paar gele, glimmende gebouwen.
Zijn leven in de achterbuurten van Madrid had hem hard gemaakt. Zijn ouders waren kort na zijn geboorte overleden en zijn oudere broer was, een paar jaar na het overlijden van hun ouders, vertrokken naar Portugal, hem alleen achterlatend. Toen hij vertrok naar één van de havensteden, op blote voeten en een paar lappen ruwe stof als kleding, liet hij niets achter.
Eenmaal in de stad aangekomen, rolde hij eerst de zakken van een rijk uitziende man en kocht een paar broden, een broek, en een overhemd. Pas toen hij die aan had getrokken, vertrok hij naar de haven, de broden opetend.
De lucht rook ziltig en het was druk. De geluiden van de aangrenzende vismarkt deden denken aan straatfeesten. Matrozen droegen kisten en tonnen naar de schepen en schreeuwden naar elkaar. Hij haastte zich op een matroos af.
"Pardon," mompelde Antonio, terwijl hij een kalende matroos met een dikke nek aansprak. "Maar gaat dat schip misschien richting het nieuwe land?" Hij wees naar een vijfmaster die 'de Brittania' heette.
De matroos staarde hem even aan met glazige kraaloogjes, voordat hij een piepende lach uitstootte en een paar bruine stompjes, dat ooit tanden moesten zijn geweest, ontblootte. Zijn adem stonk naar alcohol.
"Jawel jongeman," Dikke Nek grijnsde. "Hoezo, wil je mee?" Hij sprak gebrekkig Spaans.
Antonio knikte. De matroos stootte weer een lach uit en schudde zijn hoofd. "Sorry, jongen. Je lijkt niet bepaald zeebestendig. Of je moet dokken, maar je ziet er niet alsof je geld hebt." Hij liet zijn ogen over Antonio heen glijden, van zijn vuile gezicht, tot het te grote, slordig in de broek gepropte overhemd, tot diens blote voeten. Dikke Nek trok zijn wenkbrauwen op en maakte aanstalten om weg te lopen.
"Wacht!" Antonio graaide wanhopig een paar munten uit de rinkelende geldbeurs die hij van de rijke man had gerold. "Ik heb wel geld! Kijk!"
Dikke Nek wierp een schattende blik op de gouden munten die in Antonio's uitgestrekte hand lagen. Hij keek op en grijnsde weer, kraaloogjes twinkelend. "Kom maar mee." Dikke Nek haastte zich het schip op.
Antonio stapte op de loopplank. Het maakte een deinende beweging, al rustte het hout van één kant nog op de wal. Hij keek naar de masten van het schip en slikte. De gedachte dat het schip zou vergaan tijdens een storm en dat hij werd verzwolgen door de allesvernietigende golven was niet bepaald geruststellend. Dikke Nek keek op hem neer vanaf het dek. "Kom je nog?"
Antonio schudde de angst van zich af en liep verder de loopplank op, tot hij op het schip was. Het dek leek gedweild en in de was gezet. Verscheidene matrozen schrobden op hun knieën de houten planken.
"Hè, Smith, wie heb je nou meegenomen?" Een andere matroos, een lange en pezige, met grijs, vettig haar in een staart, sprak in een taal die Antonio niet verstond.
"Geen idee. Hij betaalt d'r wel goed voor." Antwoordde Dikke Nek, of Smith. Antonio keek van de één naar de ander. Hij verstond er niets van.
"Wat is je naam?" Vroeg Grijs Staartje. "Eh, ik bedoel, cuál est tu nombre?"
Antonio fronste. "Antonio Fernandez."
"Fernandez, eh?" Zei Grijs Staartje. "Fredrickson."
Antonio knikte. "Je moet Engels leren spreken als je op dit schip wilt overleven." Lachte Smith.
Antonio beet op zijn lip en overwoog om 'nee' te zeggen. Hij had er niet veel zin in om speciaal voor een boottocht een vreemde taal te leren, maar misschien kwam het van pas. "Oké," zei hij toen. Alles om in de stad te komen.
"Daar's de kap'tein." Zei Fredrickson. Hij wees naar een lange man in een blauwe jas. De haren van de kapitein waren felrood en zelfs van een afstand kon Antonio zien dat zijn ogen gifgroen waren. "Kap'tein Kirkland. Beste vent."
Alastair Kirkland, de jonge kapitein, was een half-Schotse man die een zeer opvliegend karakter bleek te hebben. Dat je hem niet kwaad moest maken, merkte Antonio al na de eerste 24 uur op de Brittania, toen Alistair in een moment van woede een opstandige matroos door zijn keel stak en het nog bloed gorgelende lichaam overboord zwaaide.
Antonio merkte ook dat het leven op een schip niet bepaald luxe was. Het eten was elke dag hetzelfde. Verse groente of fruit was niet beschikbaar dus ze moesten het houden bij gepekelde vis een augurken. Na een tijdje was het water op, en de enige andere optie voor drinken was rum, dus iedereen aan boord constant aangeschoten. Niet dat Antonio het erg vond, je voelde pijn veel minder. Vooral als Alistair in één van zijn sadistische buien was en besloot de matrozen van de laagste rang met zwepen te slaan om ze harder te laten werken.
Het slapen, merkte Antonio, was ook niet het beste. Hangmatten, gemaakt van oude zeilen, waren de bedden. Geen dekens. De ratten kropen over je heen. Als je pech had was je niet zo uitgeput als alle anderen en merkte je hoe oncomfortabel je slaapplek nou eigenlijk was. En als de alcohol begon uit te werken, klonk het gesnurk om je heen drie keer zo hard.
Het allerergste waren de stormen. Het schip was dan net een blaadje in de wind: het had geen enkele controle. Het enige wat je kon doen was je goed vast houden aan iets dat moeilijk kon afbreken en proberen het mengsel van zout en zoet water dat tegen je lichaam aan smeet te negeren. Zeeziek worden was onvermijdelijk.
Toen de Brittania eindelijk aanmeerde bij het nieuwe land, keek de inmiddels zeventien jarige Antonio Fernandez naar de horizon. De bergen in de verte leken machtig, en trots. De enigen die niet zouden buigen naar de Europeanen.
Hij stapte op het vaste land, haalde diep adem, en begon te lopen. Hij moest en zou zijn kinderfantasie vinden.
In zijn zakken rinkelden Spaanse gouden munten.

Ergens, voorbij de horizon, ligt een stad. Een stad waar alle mensen lachen, een stad waar niemand arm of verdrietig is. Een stad waar iedereen gelijk is, en iedereen eten heeft. Een stad waar de bakkerijen hun broden aan de dieren voeren. Een stad waar de daken met vlaaien bedekt zijn.
Ergens, voorbij de horizon, ligt een stad. Een stad waar niemand arm is. Een stad waar alle mensen lachen. Een stad waar een wildvreemde je aankijkt, glimlacht, en zegt: "Wat een mooie dag, hè?"


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.