Hoofdcategorieën
Home » Overige » FF's Schrijfuitdaging. » Wolfje
FF's Schrijfuitdaging.
Wolfje
Zweden-
In een groot dennenbos ver weg in het noorden snuffelde een grote wolf aan een rots. Het rook er bekend en tegelijkertijd ook weer niet. Gebrand om te weten wat er zo bekend was liep de wolf met zijn snuit tegen de grond gedrukt om de rots heen. De rots had de vreemde vorm van een neus, het scheen de wolf soms toe dat de rots mee rook. Toen hij bijna rondom de rots was gelopen stuitte de wolf op een knoest die zich dapper onder de rots vandaan wrong. Hier was de geur sterker.
In een impuls drukte hij zijn rechter voorpoot op de knoest. Er klonk een onverwacht en hard gekraak en de neusrots schoof een kleine meter opzij. Hierdoor ontstond er een gat dat uitliep tot een klein, ondiep hol. De wolf jankte zacht van verbazing en snuffelde even aan de rand van het gat. De geur was sterker geworden. De wolf liet zich alert het hol in glijden, een kleine zanderige helling die overging tot koude, harde aarde. Zonder uit balans te zijn gebracht liet de wolf zich op zijn achter poten zakken en liet zijn gele gloeiende ogen wennen aan het duister van het hol. De rots boven hem sloot zich weer.
Op het eerste gezicht leek het hol verlaten te zijn. Maar de geur was te vers, te levend om de wolf daarvan te overtuigen. Behoedzaam op elke valstrik, van de reuzen, goden en wie anders hem graag naar zijn dochters rijk zou laten vertrekken, liep de grote wolf het hol verder in.
In een klein hoekje achter een uitstekende rotspunt lag een hoopje vodden, de wolf zag niets anders dat verdacht was en liep erop af, zou dit de bron van de geur zijn?
Met zijn poot duwde hij zachtjes tegen de vodden en deinsde verschrikt terug toen het bewoog.
Een klein wolfje kwam onder de vodden vandaan en keek hem met grote bruine ogen aan, een zacht gejank deed hem naar het diertje toelopen. Het was duidelijk ondervoed en stonk. Even aarzelde de wolf, maar nam toen een besluit die zijn bloedbroeder spottend weekhartig had kunnen noemen. Maar daar trok de wolf zich weinig van aan, hij veranderde zichzelf in zijn natuurlijke gedaante, een man met haren die op vlammen leken, een sterke, maar slanke bouw en een bijna permanente spottende glimlach op zijn gezicht.
Na een kleine aarzeling, zichzelf vervloekend, nam hij het kleine wolfje in zijn armen en verliet het hol door zijn hand op een steen te leggen die vlakbij de ingang lag, afgaand op zijn instinct. Opnieuw schoof die open en de man klom eruit alsof het niets anders was dan een trap oplopen.
De man keek omzich heen, er was niets te zien, gerustgesteld begon hij met het wolfje de heuvelachtige omgeving af te lopen. De man die Loki werd genoemd, hield de omgeving in de gaten, want hij zag het niet zo zitten om in gevecht te gaan met de vader of moeder van het kleine wolfje. Al vermoede hij dat minstens een van hen niet meer in leven was.
Pas nu drong het tot hem door dat het bos vol leven zat. Een beekje in de verte, af en toe klonk er een dapper gekras van een kraai of stonden er poot afdrukken van wilde zwijnen in de bosgrond. Het kleine wolfje had zich tevreden tegen Loki's warme lichaam aangedrukt. Zich veilig wanend.
Elke warmte was voor de zuigeling welkom. Spottend keek hij naar het diertje, waarom had hij zich in Odinsnaam om haar ontfermt? Was hij weekhartig geworden? Hoe had het kleine ding dat voor elkaar gekregen? Hij Loki, was normaliter toch juist dol op vederf, leed, en dood?
Bij de beek aangekomen liet Loki het wolfje op de grond zakken, het werd wakker. Ze snuffelde voorzichtig aan de grond en ging zitten.
Loki zuchtte, wat had hij zich op zijn hals gehaald?
Had hij echt gedacht dat het diertje gelijk al wist wat het doen moest?
Met een zucht vormde hij met zijn handen een kommetje, liet het rivierwater erin lopen en toverde het om tot wolvenmelk, nu kwam het wolfje naar hem toe getrippeld.
Opnieuw snuffelde zij.
Ditmaal herkende het de geur en dronk dankbaar. Toen het diertje genoeg gedronken had onderzocht de god of hij het beestje infecties had, het echter beestje interpreteerde het duidelijk anders en sloeg haar pootjes op zijn hand. Loki keek een beetje beduusd toe.
Hoewel hij meerdere kinderen had, had hij zich met geen van allen bemoeit. Zodoende had hij geen idee wat te doen. Hij liet het toe hoe het kleine wolfje met zijn hand speelde. En dacht ondertussen na wat nu te doen. Hij merkte het nauwelijks toen het wolfje bij hem op schoot klom.
Half afwezig begon hij het wolfje te aaien.
"Dag kleine," de god gaf het op om te doen alsof hij niet langer vertedert was en liet het kleine ding toe. Uit zijn overpeinzingen ontwakend begon hij haar te wassen, klitten uit haar vacht te kammen en zacht tegen haar te praten.
“Wat moet ik nou met jou, kleintje? Ik ben helemaal geen goeie vader. Wat zal ik doen met jou? De goden zullen me uitlachen en jou van me afnemen. Iets wat ik liever niet zie gebeuren, al begrijp ik nog niet waarom.”
Het wolfje was schoon en had nu in plaats van zwarte kleverige vacht een roodbruine, glanzende vacht. Die Loki merkwaardig bekend voorkwam.
Tevreden met de zorg die de god haar gegeven had kroop ze bij hem op schoot, rolde zich op tot een klein bolletje en viel prompt in slaap. Loki die het met een voor hem vreemde vertedering gadesloeg bleef zitten waar hij zat, aan de oever van een kleine, snel stromende rivier.
Hij had zijn oren gespitst, maar zijn blik was gericht op het jonge wezen op zijn schoot.
Langzaam zakte de zomerzon af naar de horizon, zonder dat het echt donker werd.
Loki schoof voorzichtig om zijn jonge metgezel niet wakker te maken, zijn handen onder haar en nam haar zo in zijn armen. Voorzichtig stond hij op en begon toen te lopen. Verder de heuvel af. Verder naar het westen, naar zijn 'huis'.
Het wolfje bewoog in haar slaap en opende even haar ogen. Loki stokte in zijn bewegingen. Was het mogelijk?
Was het mogelijk dat zo'n lief en klein wolfje, dat nog niet verwoest was door de stappen in het leven zo op hem leek?
Hij betwijfelde het, maar aan de andere kant was er ook een stemmetje dat hem vroeg of het echt onmogelijk was.
Ze waren aan de rand van het bos gekomen en zo ook aan de voet van de heuvel. Een rotsachtig plateau strekte zich voor hen uit. Als de god van vuur en vlammen zou het niet veilig zijn om deze vlakte als mens zijnde over te steken, en zeker niet met het kleine wolfje in zijn armen.
Heel zacht streelde hij over haar kopje, waarop ze slaperig haar bruine ogen opende. Loki knielde en liet haar uit zijn armen springen.
“Schrik niet, kleintje, maar je bent niet de enige wolf hier.” Loki keek hoe het wolfje om hem heen draaide en haar snuit de lucht in stak. Nieuwsgierig naar het leven, de vlammende ogen die de god ervoor bij haar gezien had, leken volledig verdwenen te zijn. Zodanig dat Loki voor het eerst in zijn gehele godenbestaan begon te twijfelen aan zijn waarneming. Had hij niet gewoon gezien wat hij hoopte te zien?
Zijn vragen van zich afschuddend veranderde de god in zijn wolvengedaante, roodbruine vacht, vlammende ogen.
Het kleine wolfje had even een geluid gemaakt dat haar verrassing betuigde, maar verder leek ze alleen maar nieuwsgierig te zijn. De grote wolf maakte op een nieuwe manier kennis met het kleine wolfje.
Het wolfje snuffelde verkennend aan zijn poten en ging prompt tussen zijn voorpoten zitten. Blijkbaar vertrouwde ze hem blindelings, wat de god nu niet meer verbaasde want hij had haar eindelijk herkend als zijn zoons dochter, dit kleine wolvenkind was zijn kleindochtertje.
Reacties:
Ach wat lief. Ik vind persoonlijk het thema wel goed over is gekomen. En wat onwijs leuk dat hij zijn kleindochtertje heeft gevonden. Ik vond haar echt heel erg schattig.
leuk geschreven trouwens.
Too cute!
A late answer, maar zeker het lezen waard!
Jij schrijft geweldig,
en dit was echt te lief en leuk! c:
Dikke Kus