Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijden II » 2 De band

Schrijfwedstrijden II

23 nov 2015 - 20:16

537

0

336



2 De band

De man zit al zijn hele leven in het paleis. Zijn vader vertelde hem dat je zo de beste beslissingen kon nemen. Geen emoties die een rol spelen, geen mensen die je kennen en komen smeken. Dat zei hij, zijn vader. Nu zit hij op de troon, zijn vader begraven onder de zoden van de grote tuin. Hij moet toegeven dat zijn vaders manier wat orthodox is, maar tot nu toe is zijn land nog steeds ordelijk en stabiel. Wat zijn naam is, weet hij eigenlijk zelf niet. Hij kan het zich niet meer herinneren. Ze noemen hem de keizer, al bijna zijn hele leven lang. Hij vindt het wel raar, want wie laat zijn kind al keizer noemen wanneer hij zelf nog op de troon zit? Zijn vader blijkbaar. De keizer laat zijn gedachten er maar zelden over malen en als hij het doet, haalt hij er al snel de schouders over op.
Vandaag is het een koude dag. Het is een dag die de overgang van herfst naar winter maar al te duidelijk laat voelen. De haardvuren laaien hoog op, maar het duurt lang voordat de immense zalen zijn opgewarmd en dus heeft hij meerdere dekens over zijn schouders en benen liggen. Zijn medewerkers lopen door het kasteel alsof zij niks voelen, maar soms ziet hij ze een rilling onderdrukken. Er klinken voetstappen en de keizer heft zijn hoofd.
‘Keizer, keizer! Er staat een man voor de poort!’
Nog nooit heeft er een man voor de poort gestaan. Hij moet niet van hier zijn.
‘Laat hem erin,’ beveelt de keizer. De jongen vlucht weg en de keizer hijst zichzelf wat verder overeind.
Twee paar voetstappen klinken. De jongen komt de zaal weer in, gevolgd door een man. De keizer schat dat hij en de man even oud moeten zijn.
‘Dwaas! Wat doe je buiten met dit weer?’ vraagt de keizer luid. Het galmt door de zaal.
‘Eigenlijk is mijn naam Johan.’ De man komt dichterbij, buigt heel kort voor de keizer en recht zich weer.
‘Goed je weer te zien,’ zegt hij dan. De keizer trekt een wenkbrauw op, bekijkt de dwaas, Johan, van top tot teen.
‘Ken ik jou?’
‘Cornelis, kom op. Je kent me toch wel?’
De keizer kijkt rond. ‘Wie noem jij Cornelis, dwaas?’
‘Ehm. U?’
‘Mij?’
‘Je moet je vergissen,’ klinkt de stem van de poortwachter, ‘dit is de keizer.’
‘Ja, dat weet ik,’ antwoordt Johan, ‘en hij heet Cornelis.’
De keizer weet niet wat hem overkomt. Nog nooit heeft hij zo een band gevoeld met een man. Het is alsof de naam Cornelis een verlangen in hem oplaait, een verlangen naar een band, liefde van een mens. Het keizer dat hij al zijn hele leven hoort, heeft hem afstandelijk gemaakt van andere mensen.
‘Kom nader,’ beveelt de keizer. De dwaas, zoals de keizer hem noemt, komt dichterbij.
‘Plaats u naast mij.’ De keizer wijst naar de lege stoel naast hem, de plek waar zijn moeder altijd naast zijn vader zat. De dwaas gehoorzaamt.
‘Ga. Laat ons alleen.’ De keizer maakt een handbeweging en zijn medewerkers verlaten haastig de zaal. De keizer richt zijn blik op de dwaas.
‘Spreek. Vertel mij over vroeger. Vertel mij over onze band. Vertel.’
De dwaas gehoorzaamt en de keizer heeft zich nog nooit zo sterk verbonden gevoeld met een ander.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.