Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » When Lightning Strikes » Soms (ATLA)

When Lightning Strikes

28 okt 2016 - 22:05

1224

1

424



Soms (ATLA)

Ten eerste, mijn Engelse versie is beter. Ten tweede, ik ben serieuze ATLA-trash.

De vraag komt uit het niets.
Hij wist dat de dag zou komen – maar hij had niet verwacht dat dat zo snel zou zijn. En het is niet dag wanneer de vraag wordt gesteld; het is nacht, en de kamer is gehuld in het pikkedonker wanneer ze het vraagt.
“Zuko? Mag ik vragen hoe je je litteken hebt gekregen?”
Zuko snakt luid naar adem, en dat is al genoeg voor Katara om te beginnen met verontschuldigen. “Sorry, ik had het niet moeten vragen. Als het je oncomfortabel maakt, vergeet dan alsjeblieft dat ik ooit wat heb gezegd.”
Ondanks dat er geen licht is, weet Zuko dat iedereen naar hem staart – nou ja, sans Toph. Maar hij is er zeker van dat ze zijn versnelde hartslag heeft gevoeld.
Hij zet zichzelf neer in de kleermakerszit en verplicht zichzelf zijn rug te rechtten. “Het is oké,” zegt hij zachtjes, en er komen vonken uit zijn vingers als hij naar de kaars in het raamkozijn rijkt. “Jullie mogen het weten.”
“Ik doe het wel!” Aangs stem klinkt extra luid in het donker, maar plots is de kamer verlicht door de kerosinelampen aan de muur. Zuko knippert en kijkt de kamer rond, bijna geamuseerd bij het aanblik van de iedereen onder de vele lagen dekens. “Het is een beetje erg zielig.”
“We zijn wel gewend aan zielige verhaaltjes, Sifu Heethoofd.” Toph schopt tegen zijn scheen aan. “Begin nou maar.”
Hij focust op zijn handen. “Jullie weten dat mijn vader nogal de slechtste vader in de geschiedenis van de vaders is, toch?” hij hoorde instemmend gemompel. “Nou, hij mocht mij niet echt.
“Azula was altijd beter geweest dan ik. Ze was eerder met lopen, met praten, en had eerder haar eerste echte vuurbal geproduceerd dan ik dat had – en dat terwijl ik meer dan een jaar ouder ben. Ze was – is zijn klein wonderkind, en in zijn ogen, ben ik altijd de mislukkeling.
“Ik was geen langzame leerling. Ik was beter dan de meesten, zo meenden mijn meesters altijd. Maar Azula was sneller. Toen ze elf was had ze bijna alle kata’s onder de knie gekregen. Ik had er nog tien te gaan. Het feit dat ik liever vocht zonder te sturen maakte de situatie ook niet echt beter.”
“Je Dao-zwaarden.” Fluistert Aang.
Zuko knikt. “Ja. Meester Piandao heeft me geleerd hoe ik ze moet gebruiken.” Hij stopt even met praten, en probeert zijn moed bijeen te schrapen. “Mijn moeder heeft me altijd beschermt van de toorn van mijn vader. Maar toen ze verdween – hij werd nog wreder. Mijn grootvader stierf de nacht dat ze wegging. Door haar, heb ik gehoord. Blijkbaar achtte Azulon oom Iroh, zijn oudste zoon, te zwak om te heersen in zijn testament, en dus werd mijn vader Vuurheer.
“Aangezien ik de oudste was werd ik de kroonprins. Toen ik dertien was wilde ik meedoen aan een oorlogsvergadering. Ik wilde zien hoe het was. Mijn oom liet me gaan.” Zuko bijt op zijn lip. “Dat had hij niet moeten doen. Eén van de generaals had een plan. Hij was bereid een hele divisie van nieuwe rekruten, een hele divisie van zestienjarige jongens, op te offeren aan een stel soldaten van het aarderijk. Op die manier zouden zijn troepen kunnen passeren zonder een schrammetje. Ik was het niet met hem eens. Ik liet mijn woede mij beheersen en sprak tegen het plan in, en beledigde zo de oude generaal.
“Mijn vader was kwaad. Erg kwaad. Hij dacht dat, aangezien ik de generaal had beledigd, ik in een Agni-Kai moest vechten om mijn respect terug te winnen. Ik zag dat de generaal oud was, en accepteerde. Ik dacht dat het een makkelijk gevecht zou worden. Maar ik had het verkeerd begrepen. Aangezien de generaal onder bevel van mijn vader stond, was het met vader die ik had beledigd. Ik moest met hem duelleren.”
Hun blikken branden gaten in zijn huid.
“Ik weigerde met hem te vechten. Ik respecteerde hem te veel. Ik kon niet met hem vechten. Mijn hele leven had ik getraind om hem te laten zien dat ik het waard was – maar niet op die manier. Mijn vader zag mijn weigering als lafheid. En hij is van mening dat je lafheid niet ongestraft voorbij kunt laten gaan.” Hij wijst naar zijn litteken, probeert zijn gezicht emotieloos te houden. “Dus, als bestraffing, verbrandde hij mijn gezicht en verbande me. Ik werd weggestuurd en kon pas terugkomen en mijn eer herstellen als ik Aang vond en hem in de Vuurnatie op liet sluiten. Het was ook de reden waarom ik zo’n klootzak was, trouwens.”
Als hij klaar is, staart iedereen hem aan. Zuko kijkt naar de grond en speelt met zijn vingers.
“Dat was helemaal niet sneu. Alleen echt zielig.” Toph spreekt als eerste. Haar melkachtige ogen focussen op zijn gezicht, en het is net alsof ze hem observeert – maar dat is gelul, want ze kan niet eens zien. “Je bent sterk, Heethoofd.”
“Hij is gek. Helemaal gek.” Mompelt Aang, van slag. Zuko hoort het ongeloof in de stem van de jonge monnik.
“Familietrekje,” wil Zuko zeggen, maar hij kan zijn stem niet vinden. In plaats daarvan schraapt hij zijn keel, en knikt hij stilletjes.
“Wat dacht je ervan dat ik hem in zijn gezicht mep met mijn waaiers?” biedt Suki aan.
Katara kijkt hem aan met die grote, mooie ogen, en het voelt alsof hij rood wordt.
“Doet het nog steeds pijn?” vraagt ze, en ze staart hem aan alsof hij een breekbaar schildpad-eendje is en zij zijn moeder. Maar de vraag irriteert hem niet, en zijn hart doet pijn want ze geeft om hem. Ze geven er allemaal om. En hij wil zeggen ”nee, natuurlijk doet het geen pijn” maar dat doet hij niet, want ander zou hij liegen. Het zal altijd pijn doen, weet hij, hoewel het waarschijnlijk niet fysiek zal zijn.
Dus in plaats daarvan glimlacht hij voorzichtig, en zegt: “Soms.”
En dan wordt hij begraven in een enorme knuffel.
Aang hangt om zijn rug, hoewel slordig, als een soort aapje; Katara heeft haar gezicht in zijn schouder begraven en het voelt fijn; Sokka en Suki zitten schrijlings op zijn schoot; en Toph zit daar ook ergens tussen – hoewel hij het niet echt voor zich ziet dat Toph ooit tussen haar vrienden wordt geperst.
Nee, laat dat maar zitten. Hij ziet het helemaal voor zich.
“Oké, oké, ik ben oké, serieus – je kunt van me af gaan.” Ze trekken zich terug en Zuko blijft zitten - blozend, met warrig haar en een gelukkig gevoel.
“We houden allemaal van je, Sifu Heethoofd.” Toph stompt met iets minder kracht dan gewoonlijk tegen zijn arm. “Je hoeft je geen zorgen meer te maken over kwaaie vaders, gekke zussen, en absente moeders. Wij zijn nu je familie.”
Zijn mondhoeken krullen om tot een glimlach. “Ik zou het niet anders willen.”
Aang dooft het licht en de hele kamer wordt weer gehuld in duisternis. Zuko leunt naar achteren op zijn kussen, verplaatst zijn deken, en luistert naar hoe iedereen zich in een comfortabele positie neerlegt. De hele groep is stil. Het gestage geluid van iedereens ademhaling kalmeert hem. Een vreemd gevoel heeft zich gesetteld in zijn buik. Hij voelt zich tevreden, alsof het vertellen van zijn achtergrond aan zijn teamgenoten – nee, zijn vrienden een last van zijn schouders heeft laten vallen.
Sokka breekt de stilte.
“Weet je Zuko, ik meen het. Met zo’n malloot van een vader, verdien je de minder-grote-smeerlap-dan-had-gekund-prijs.” Zegt hij, humor in zijn stem.
“De wat?”


Reacties:


Lily
Lily zei op 4 dec 2016 - 22:33:
Aw, dit is tegelijkertijd een hartbrekend én een hartverwarmend verhaal! Heb je zijn achtergrond zelf bedacht? If so, heeel indrukwekkend, zit goed in elkaar.

Dit stuk leest even fijn en vlot als je vorige ATLA-stukken (die ik stiekem net heb herlezen) en wederom goed te volgen zonder voorkennis!