Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Harry Potter » Rebella Potter » Hoofdstuk 24: Home is where the heart is

Rebella Potter

30 mei 2017 - 17:09

2030

0

619



Hoofdstuk 24: Home is where the heart is

Het leven van een student met over een miljoen hobbies schiet niet echt op met schrijven. Mijn nederige en smekende excuses: lezen jullie nog mee? Met Remus POV -dank aan Merula!

Rode flitsen vlogen ons om de oren toen we de trap naar de begane grond af renden, ik dook, Lily met me mee trekkend. Ik kwam overeind en schoot op een gemaskerde gedaante een banvloek uit, het keukenraam vloog aan diggelen toen hij, of zij, er doorheen vloog. Ik sprong over de trap leuning, een ontploffingsspreuk maakte dat ik hard op de grond terecht kwam. Liggend keek ik op en schoot een verlammingspreuk op een tweede dooddoener af. Sirius kwam de woonkamer uitgelopen, hij had een bloedneus en zijn t-shirt hing aan flarden. Hij reikte me een hand en ik liet me overeind helpen. Niet voor lang, Lily gilde en dook boven op ons, opnieuw smakte ik op de grond terwijl een groene flits over ons hoofd vloog. Ik keek op en siste van woede.
“REDUCTO!” Ik richtte op de man die ons bijna gedood had. Lily sputterde zwakjes toen de restjes dooddoener ons om de oren vlogen. Ik rolde mezelf uit vuurlinie en stond op. Keek even om me heen. James stond in de woonkamer te duelleren met een man die geen masker meer op had. Ik herkende hem niet. Uit het niets zakte hij ineen en kwam onze vader in beeld. Hij had een blauw oog en hinkte. Lily hapte naar adem en keek naar iets achter mij, ik draaide me gebukt om en gilde. Mama.
De trap had het begeven en een vrouwelijke dooddoener stond nog hijgend bij het koud wordende lichaam. Haar lichaam straalde agressie en woede uit. Een woede die op mij oversloeg en ik zonder nadenken een ontwapeningsspreuk op haar afvuurde. Ze was snel, heel snel. Het voelde alsof ik op een afstandje naar mezelf keek. Spreuken die ik kende, maar nog niet gebruikt had vlogen haar om de oren. Ze bleek een uitstekend duellist te zijn, ik kende maar één iemand die aan haar kon tippen. Iemand die mij geholpen had om mijn leven te verlengen. Ik vuurde de ene na de andere spreuk op haar af, om maar te zwijgen over de verdedigingsspreuken. James zag dat ik in moeilijkheden was en schreeuwde een naam. Het volgende moment stond Sirius naast me en met drie spreuken verdwijnselde ze uit de gang. Ik liet me naast mijn moeder vallen.
“Nee. Nee. Nee. Nee. Nee!” Ik sloeg mijn vuisten op haar schouders. Ze mocht niet dood zijn, niet nu ik haar net terug had. Sirius vloekte en het volgende moment schreeuwde James het uit. Ik vergat dat ik op de grond zat en draaide me om en zag nog net hoe onze vader door het woonkamerraam werd weggeblazen. Lily hield me tegen om de dooddoener met mijn vuisten te bewerken.
“We moeten hier weg!” Sirius hield James in bedwang. Zijn stem kwam van ver. Lily knikte en trok me mee naar boven. Sirius dwong James om weg te komen, ondertussen bleven ze vloeken en tegenvloeken op de overige twaalf dooddoeners afvuren. Eenmaal op de eerste verdieping sommeerden Sirius en Lily de koffers en overige bagage. Het had me moeten opvallen dat James en Sirius hun koffers al gepakt hadden, alleen had ik nu het gevoel dat ik geen grond meer had op te staan en staarde ik in een waas voor me uit. Ik merkte niet dat Lily de koffers tot een zakformaat transfigureerde, wel merkte ik dat we verdwijnselden. De veiligheid in. Dagen later wist ik dat het huis was afgebrand, met de dode lichamen erin.

De trein reed al een paar uur naar het noorden toen Lily me wakker maakte voor de lunch. Ik pakte de ketelkoek die James me aanreikte aan, zonder geluid. Met pijn keek ik uit het raam, zonder het voorbij trekkende landschap te zien. Remus, Roos, Peter en Lizzie waren, zodra we waren ingestapt, op de hoogte gebracht door Sirius en Lily over de gebeurtenissen van dertig augustus. Noch James, noch ik hadden deel genomen aan een van de gesprekken. Soms liet ik mijn hoofd op zijn schoot vallen en liet ik mijn tranen lopen, James deed hetzelfde bij mij.
Lily was bezig met een kalmeringsmiddel, een drank dat we in ons tweede jaar hadden moeten maken. Sirius leek haar nu met een soort respect te behandelen, waarom wist ik niet, mijn waarnemingsvermogen was de afgelopen vierenveertig uur mistig geweest. Nu, de schok begon weg te trekken, viel het me op. Klagen liet ik natuurlijk achterwege. Wie juichte vrede nou niet toe?
De drank was klaar en Remus toverde twee bekers thee tevoorschijn, Lily schonk, zij het met behoedzaamheid, de drank in de dampende bekers. De trein reed een bocht om en even keken de tieners om me heen angstig naar de drank. Maar alles ging goed, James dronk als een robot, de hete thee negerend. Ik was al iets helderder en wachtte tien minuten. Hierdoor kwam James eerder uit de shock dan ik en en tegen de tijd dat ik er ook uit was, had hij Lily al bedankt voor haar hulp, maar dit keer lag er geen “wil je met me uit” achter. Ik glimlachte, voor het eerst deze zomer en ik zuchtte tevreden, natuurlijk deed het nog altijd pijn als ik aan mijn ouders dacht. Maar doordat ze al twee jaar onder de imperius vloek hadden gestaan maakte dat het verlies niet heel krachtig was.
Nu, één september, was ik weer onderweg naar huis, in het uitstekende gezelschap van vier jongens en drie meiden die net als ik, bereid waren te sterven om dooddoeners tegen te houden, zo niet Voldemort zelf.

Remus POV
Stilletjes rilde ik. Wass het werkelijk alweer een maand geleden? Het voelde niet zo. Het voelde alsof het gisteren was, zo duidelijk zie ik de vorige keer nog voor me. En binnen nu en een kwartier zou het weer gebeuren. En over een maand nog eens. Mijn hele leven lang. Er was een iemand die weet hoe het was, werkelijk precies weet hoe het was, en die was er nu niet. Die had ik de hele zomer lang al nauwelijks gesproken.
Ik was onze gesprekken echter nog niet vergeten. Ik dacht er elke dag aan en zeker nu had ik het harder nodig dan ooit. Maar ze was er niet. Er was officieel niets veranderd, maar ik vroeg me af of ze nog wel aan me dacht. Waarschijnlijk niet. Ik kon het haar niet kwalijk nemen. Ook zij maakte zich zorgen. Er was een grote kans dat als dit uitkwam, dat we meegenomen werden en ofwel gedwongen werden mee te doen met iemand zo slecht en verdorven was. Het was mijn grootste nachtmerrie. Dan deed ik mee met iemand die mij tot dit leven had veroordeeld. Iemand, de enige, die ik haatte. De andere optie was waarschijnlijker. Als we gepakt werden, stierven we. Dat was wat ik me allemaal realiseerde vlak voor ik begon te gillen.

Ik rilde weer toen ik wakker werd. Spanning was blijkbaar nog niet uit mijn lichaam verdwenen. Direct voelde ik een scherpe pijn in... eigenlijk overal in mijn lichaam. Het wende blijkbaar nooit. Ik wist dat het snel minder werd zodra ik stil lag, maar ik kon een traan niet binnenhouden. Hij rolde naar beneden, over mijn wang. Net zo eenzaam als ik me voelde. Beloftes betekenden niets in de zomer... Ik had ze gevraagd niet te komen. Reizen was gevaarlijk nu. Ze moesten geen risico nemen, zeker niet voor mij. Bovendien had ik nu de zekerheid dat Rebella niet alleen was, dat verzachtte de pijn toch een beetje.
Ik wilde mijn kleding opzoeken en aantrekken maar de vermoeidheid bleef hangen, samen met een gevoel dat elke maand sterker leekt te worden. Het gevoel van 'waarom'. Waarom nog moeite doen. Waarom nog opstaan, elke dag weer, als het elke maand hetzelfde liedje was. Waarom, als er toch niemand op me wacht?
Ik kon hier best nog iets langer blijven liggen. Nog even. Nog een uur... of een dag.
Uiteindelijk stond ik op en kleedde ik mezelf aan. Met pijn in mijn hart stapte ik naar buiten. De grot uit waar ik me me die nacht verborgen had gehouden. Elk moment klaar te moeten staan om mezelf te verdedigen, elk moment kijken of ik niet betrapt werd op het zijn wat ik al bijna mijn hele leven was.... Je zou denken dat ik eraan gewend was, maar blijkbaar wende het niet. Het werd enkel erger nu Hij meer macht greep.
Met een schrik besefte ik me dat ik niet eens meer wilde dat ik bekenden tegenkwam. Ik miste mijn vrienden (en ouders), zeker, maar ik wilde ze niet zien. Ik wilde niet elke keer bang zijn om beschuldigende blikken, om iets wat mijn soortgenoten deden. Ik wilde ook geen lieve woorden, want dat betekende dat afscheid enkel moeilijker werd. Toch was dat erg belangrijk als ik wilde dat ze niet méér gevaar liepen dan ze nu al deden. Het was altijd al gevaarlijk om bij me te zijn, nu was het ook nog gevaarlijk om met me gezien te worden. Elke dag werden meer en meer soortgenoten ontdekt en geronseld voor de strijd, een strijd die ik niet wilde strijden.
Ik zuchtte en schudde mijn hoofd. Het was een gedachte waar ik maar niet uitkwam. Ik wist gewoon niet wat ik wilde en wat ik moest doen. Niets doen hielp niet, maar wat kon ik doen? Niets wat ik bedacht leidde tot een goed einde. Misschien moest ik stoppen met denken. Ik had altijd al veel gedachten en het had me altijd geholpen, maar deze keer leken mijn gedachten overuren te maken.

Rebella POV
Ik trok mijn mantel aan. Het gewicht voelde troostend op mijn gebroken lijf. Toen ik terugliep naar de coupé zag ik mensen in de gang me bezorgd aankijken, blijkbaar zag ik er bleek uit. De andere meiden waren nog niet terug, ik nam plaats naast Sirius die al wel terug was.
“Gaat het?” Zijn stem was zacht, mijn ouders waren zijn adoptieouders voor meer dan twee jaar. In mijn hoofd gingen er suggesties om hoe Padfoot zich moest voelen nu. Het drong tot me door dat hij me iets vroeg. Ik knikte en legde mijn hoofd op zijn schouder. Het paste precies in de holte van zijn nek. Sirius pakte mijn hand en zo zaten we stilletjes tot de anderen terugkwamen. Het viel me op dat de manier waarop ze zich gekleed hadden, in het saaie gewaad, toch paste bij hun karakter. Remus versleten, maar netjes en altijd een iets van veer, inkt en perkament bij de hand. Lily, keurig, stropdas zelfs recht, haren in een staart en deze keer ook haar mantel met de speld netjes op de plek gehouden. Peter, scheef, een zwakke poging om er zowel stoer als netjes uit te zien en zoals het afgelopen jaar was dat een schril contrast met zijn ongewone knappe uiterlijk. James kende ik inmiddels zo goed als mijn eigen spiegelbeeld om te zien dat zijn hoofd niet bij het omkleden was. Zijn stropdas was niet geknoopt, veters waren los, de riem zat binnenstebuiten en de blouse zat verkeerd geknoopt. Lizzie was zoals ik, in broek, shirt, een wijd getrokken stropdas, mantel losjes om de schouders, haren in een losse staart en een blik van thuiskomen op ons gezicht. Roos was net als Lily alleen dan had een de mantel ook losjes, het was een vochtige, maar warme september. De koning der slordigheid was Sirius, zoals altijd. De stropdas had hij om zijn warrige haar gebonden, de blouse was niet wit maar rood en half open. Zijn mantel had hij als een soort cape om zijn gespierde lichaam geslagen, zijn broek waren niet van stof maar spijker (wel zwart) en de pijpen waren omgeslagen waaronder een versleten paar beatleboots te zien waren. Ik wist niet hoe hij het voor elkaar had maar op de rug van de cape had hij de leeuw van Griffindor geborduurd die echt kon brullen.
Dit alles ging door mijn hoofd in een paar seconden. De trein stopte, we waren thuis. De koetsen werden getrokken door de terzielers. Ik wist dat ik ze zou gaan zien zodra ik had geaccepteerd dat papa en mama niet meer waren. Het kasteel kwam in beeld, ik voelde een warmte van heimwee in me opkomen dat veranderde in opluchting toen professor Dumbledore opstond en zijn armen spreidde.
“Welkom! Welkom op Hogwarts!”

Ik was eindelijk thuis.


Reacties:

Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.