Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » perseverance » Perseverance [11]
perseverance
Perseverance [11]
Chaos, donker, hoofdpijn.
Mijn ogen gaan langzaam open en zien vage beelden.
‘Fien?’ naast mij hoor ik een bezorgde stem, en het valt me op dat iemand mijn handen vasthoud.
‘Bill?’
‘Nee lieverd, het is mama.’ Tuurlijk, had ik kunnen weten. Bill zou Fientje zeggen. Mama? Wat doet mama hier? Verwarring.
‘Waar ben ik?’ mijn stem klinkt schor en ik besef dat ik vreselijke dorst heb.
‘Het ziekenhuis liefje.’ Ziekenhuis? Langzaam komen beelden binnengestroomd: concert, spandoek, woede, pijn.
‘Mama, waar is Bill?’
‘Op de gang. Als je even wacht, dan haal ik hem naar binnen.’ Ik hoor een stoel schuiven en de deur open gaan.
‘Bill, ze vraagt naar je.’ Fluistert mijn moeder zo stil mogelijk.
‘Is ze wakker? Hoe gaat het met haar?’
‘Ze is nogal suf, maar het gaat goed geloof ik.’ Suf? Ik wou me net rechtzetten en een opmerking maken, als ik mij misselijk voel en terug braaf ga neerliggen. Twee paar andere handen omklemmen nu de mijnen, kleiner, zachter.
‘Hee Fien, hoe gaat het?’
‘Nogal moe.’ Is mijn simpele antwoord.
‘Laat mij nooit meer zo schrikken,’
‘Hm-mm’ ik voel mijn ogen zwaar worden
‘Belooft?’
‘Belooft.’ En ze vallen dicht.
Ik word weer wakker, en zie alles een pak helderder dan ervoor. Links van mij zit Bill nog steeds. Het val me op dat alles redelijk duister is, en ik voel mijn hart bonken aan mijn slaap. Langzaam hef ik mijn hand op, en voel daar een gigantische bobbel, hell.
‘Wat is er precies gebeurt?’ onderbreek ik de stilte. Bill kijkt op, wrijft in zijn ogen en begint te vertellen: ‘Het begin weet je al, kort samengevat: jij krijgt het lef om op Stefan en zijn bende te springen.’ Ik voel een blos op mijn bleke wangen komen, en Bill glimlacht bij wijze van antwoord. ‘Vrijwel direct na Jeroen’s uitval grijpen andere mensen in - waardoor ik trouwens twee jongens heb leren kennen, maar daar kom ik later op terug- en gebeurt alles ook voor mij in een waas. Serieus: ik zag alleen jou bewusteloos en voelde hevige paniek.’
Ik voel tranen opkomen, en of het nu door het ziekenhuis, Bill zijn vertederende woorden of gewoon door de spanning van afgelopen dag is, ik laat ze ontsnappen als kabbelende beekjes.
‘Hé Gek, waarom ween je nu.’ Het is niet echt een vaststelling, meer een vraag waar hij geen antwoord op hoeft. Hij komt dichterbij, geeft mij een klapkus op mijn natte wang en gaat verder met vertellen alsof er niets gebeurd is.
‘Iemand had een ziekenwagen gebeld, die je naar hier bracht,’ hij knikt naar de kamer,’ en je mama opgetrommeld. Zij heeft hier de hele tijd gezeten, en ik op de gang, tot dat je wakker werd een paar uur geleden.’
Zucht. ‘Wat heb ik precies?’
‘Hersenschudding. Is zijn antwoord. ‘Vandaar dat het hier zo donker is. Volgens de dokter ga je veel moeten slapen.’
Kreun. ‘Moet ik hier nog lang blijven?’
Hij haalt zijn schouders op: ‘Ik denk tot morgen ochtend.’ Dubbel kreun.
‘Hoe voel je je eigenlijk?’
‘Misselijk’ verklaar ik. Hij knikt begrijpend en zegt: ‘Slaap maar terug wat.’
‘Hmm.’ En ik laat de slaap mij meenemen naar een andere wereld.
Ik word wakker, geen idee hoeveel tijd er is verstreken, en Bill en mijn mama zitten naast mijn bed. Shock. Onbekende mensen onder ogen komen is moeilijk voor mij, maar twee bekende -voor elkaar onbekend- die elkaar ontmoeten geven mij ook serieuze hartkloppingen..
Ze zijn tegen elkaar aan het praten op fluistertoon en ik kuch even om te tonen dat ik terug leef. Tegelijkertijd draaien ze zich om en kijken mij onderzoekend aan. Help, te veel aandacht. Alsof Bill mijn onrust ruikt, excuseert hij zich even naar buiten. Ik zit met mijn mama alleen en ze kijkt me bezorgd aan. ‘Meisje toch.’ Met een kleine glimlach kijk ik haar aan en wend daarna mijn blik af. Volgens mij heeft ze Bill zijn ruikvermogen geleend, want ze voelt dat ik nu geen verklaring zal geven. Om mij op mijn gemak te stellen pakt ze mijn hand en wrijft er zachtjes over met haar duim. Op haar lieve mama toon begint ze te praten: ‘Ik wist niet dat je een vriend had.’ Het is geen kritiek of verwijt, meer een constatering. ‘Ik heb daarnet met hem gesproken, en hij heeft mij van alles verteld: over deze middag, over je oorbellen, hoe jullie elkaar ontmoet hebben.. en het ziet eruit dat hij echt veel om je geeft Fien, en-‘ een gesmoorde snik vult de kamer ‘- als ik hem zo bezig hoor, met die twinkelende blik in zijn ogen, besef ik pas hoe hard ik je in de steek heb gelaten de afgelopen jaren, hoe weinig ik thuis was, hoe weinig wij gepraat hebben..’
Ik kan er niets aan doen, maar ook mijn tranen beginnen te vloeien. Wauw, mijn leven is precies een soapserie geworden. We kijken elkaar aan, en dan krijg ik een zeldzame knuffel van mijn mama. Onze wangen plakken tegen elkaar door het zoute oogvocht- maar ik geef er niet om. Ik voel me op een rare manier gelukkig.
Aaahh....
Een beetje nuja? Ik vind het prachtig, Arii!
Dit gaat heel debiel klinken waarschijnlijk, maar je bent gegroeid als schrijfster. Leestekens, vooral :p
Nee, even serieus, je hebt altijd al fantastisch geschreven, maar het komt er nu nog beter uit ^^
Klinkt dat logisch? Voor mij klinkt het voornamelijk arrogant van mijn kant o.o
Zo is het iig niet bedoeld! <3
Het is heerlijk, zoals altijd