Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Aeternum Vale [SA][TC] » Aeternum Vale
Aeternum Vale [SA][TC]
Aeternum Vale
Aeternum Vale
De wind sloeg tegen zijn gezicht aan, liet zijn haren wapperen in de koude lucht. Zijn gezicht hing roerloos, als verslagen gericht naar de natte grond. Slierten plakten tegen zijn wangen aan, doorweekt door de druppels die ook ritmisch op de tegels kletterden. Het regende.
Zijn oogleden waren gesloten, probeerden het beeld voor zijn ogen te ontwijken. Het laatste wat hij zou kunnen verduren was zijn aanblik. Trillend bracht hij een hand naar zijn gezicht en veegde een lok weg voor zijn ogen. Hij nam een diepe adem, probeerde zich zodanig onder controle te krijgen dat hij normaal zou kunnen praten. Hij had het nooit begrepen. Hij had het nooit wíllen begrijpen. Maar hij wist hoe het zat. Hij wist de waarheid.
“Weet je.. Ik kan het je eigenlijk niet eens kwalijk nemen. Ik had altijd gedacht dat jij me zou beschermen tegen alles. Tegen iedereen. Maar nu pas besef ik dat ik te veel vroeg. Ik vroeg je gewoon te veel. Het spijt me. Ik had niet moeten denken dat je er voor me zou zijn. Ik had niet moeten...”¯
Een verloren traan. Hij liet het begaan, deed geen moeite om het te verbergen. Hij wilde hem laten zien, laten voelen hoe hij eronder leed. Wat voor effect het op hem had gehad. Zijn ogen openden langzaam open, lieten het donker achter. Het donker waar hij zich kon verschuilen, waar hij zich nog een beetje veilig, beschermd kon voelen. Alles werd weer in kleur weergeven. Zijn beeld vulde zich met degene waar hij niet tegen aan wilde kijken. Zijn gezicht, zijn lichaam. Zijn contouren. Zijn hele wezen stond daar recht voor hem. Keek hem recht in de ogen, alsof hij zo door hem heen keek. Alsof hij zo door lucht heen keek. Lucht. Niets anders. Voor hem was hij er niet. Voor hem bestond hij niet. Het deed hem pijn, gaf hem een leeg gevoel.
Hij voelde zich minderwaardig. Verlaten. Allemaal door het pijnlijke besef dat hij er alleen voor stond. Helemaal alleen...
In een grote onveilige wereld.
“Ik had niet..”¯
Zijn stem trilde steeds meer. Schokkerig haalde hij adem, keer op keer. Tranen werden er steeds meer, stroomden in een steeds sneller tempo over zijn wangen, mengden zich met de regendruppels die hem genadeloos bekogelden met hun vloeibaarheid.
“Nee. Je had niet. Maar je hebt wel. Je hebt wel verdomme! Je hebt het wel gedaan.”¯
De jongen voor hem bleef hem strak in zijn ogen kijken, alsof hij hem met zijn woorden en zijn blik door zijn hart wilde snijden. Alsof hij hem wilde afzwakken, wilde breken door extra nadruk te leggen op alles wat hij fout had gedaan. Dat werkte ook. Hij voelde zich ook zwakker. Slechter. Hij voelde zich als een fout. Een fout op de wereld. Een fout die nooit gemaakt had mogen worden. Hij was een fout die een fout gemaakt had.
“Waarom moest je het doen? Waarom Bill? Kon je het niet altijd voor je houden? Altijd in de onwetendheid laten. Hoe kon je? Hoe kon je het me aandoen..”¯
Ook zijn stem werd verdikt door de ongehuilde tranen die achter zijn ogen brandden. De jongen liet zich op de harde stoep vallen en bestudeerde de lijnen van de put naast zijn been. Zijn voeten lagen uitgestrekt voor zich op de straattegels en zijn handen dwarrelden ergens tussen hoofd en zijn knieën. Hij wist zich geen houding te geven. Hij wist niet hoe hij zich moest gedragen. Hij wist niet wat hij voelde. Hóe hij zich moest voelen. De realiteit was voor hem onwerkelijk geworden. Een nachtmerrie. Een grote nachtmerrie. Hoe kon iets dat zo irreëel was, was werkelijkheid worden? Hij had er niet om gevraagd. Hij zou er ook nooit om vragen. Het was niet iets wat hij op zijn verlanglijstje had staan. Het was hem te onwerkelijk. Te vreemd. Hij voelde zich niet alsof hij in de realiteit leefde. Hij voelde zich als een buitenstaander die toekeek naar zichzelf. Die wist dat het allemaal een onechte wereld was. Want dit voelde voor hem onecht. Hij had het idee dat hij zichzelf niet was. Dat hij met zijn verstand ergens anders zat.
“Bill.. Waarom moest je het verpesten? Je wist dat we onafscheidelijk waren. Waarom moest jij ons uit elkaar halen? Had ook aan mij gedacht. Had aan-”¯
“Het spijt me Tom. Het spijt me echt. Je zult nooit weten hoeveel spijt ik ervan heb. Ik heb me dagen zitten beschuldigen, me dagen zitten afvragen hoe ik ooit zo dom kon zijn. Ik hield geen rekening met jou. Ik was egoïstisch. Liefde.. is egoïstisch. Hoe graag ik het zou terugdraaien. Hoe graag ik wens dat ik nooit had bestaan. Ik haat mezelf.. meer dan dat ik van je hou. En ik besef ook heel goed dat ik je kwijt ben. Voorgoed. Ik zal je ook niet lastig vallen. Ik zal je niet proberen te vinden. Je zult niets meer merken van mijn bestaan. Het spijt me Tom. Meer dan je weet..”¯
Bill gaf zijn broer nog een laatste blik, sloeg het diep in zijn geheugen op en vertrok verslagen de straat in. Met gesloten ogen liep hij vooruit, zich bedenkend dat dit het einde was. Het einde van Tom en Bill. Het einde van hun broederschap. Het einde...
Auternum vale.
Vaarwel voor eeuwig.
oké; ik blijf erbij
je schrijft gewéldig.