Hoofdcategorieën
Home » Overige » Billie Joe's little secret » 2. Billie Joe's little secret
Billie Joe's little secret
2. Billie Joe's little secret
Jasper groeit erg snel. Of gaat de tijd nou zo snel, dat het lijkt alsof hij nóg sneller groeit? Of misschien een combi van die twee?
Ik heb nooit meer wat van zijn ouders gehoord, maar ik heb absoluut geen spijt van mijn beslissing die ondertussen alweer een paar jaar geleden is.
Toch is er iets met die jongen. Ik weet niet wat, maar er is iets dat niemand van hem weet, behalve hijzelf. Maar wat? Die vraag heb ik mezelf al zo vaak gesteld. Alles doet hij zoals alle anderen van zijn leeftijd doen, maar toch. Ik weet het niet. Misschien is het alleen maar een raar idee van mezelf ofzo. Maar ik heb met dit soort dingen nog nooit fout gezeten. Eén keer, bijna, maar toen had ik het toch nog bij het goede eind.
Ik haal een stoffige doos onder uit de kast. Het wordt eens tijd om de onnodige rotzooi weg te gooien. Ik begin van alles uit de kast te halen.
Tré komt binnen. ‘Wooh, Billie, wat doe je? Vond je het niet al rommelig genoeg hier?’ Vraagt hij. Ik wil overeind komen, maar daar zit een plank. ‘Auw! Wat zei je?’ Vraag ik. Ik kom overeind. Mijn zwarte kleren zijn niet langer meer zwart, maar grijs van het stof. Ik klop ze een beetje af. ‘Wat ben je allemaal aan het doen? En… hahaha… Het lijkt net alsof je grijs aan het worden bent. Je hebt allemaal stof in je haar.’ Tré kan zijn lachbui niet meer inhouden. ‘Moet je eens in de spiegel kijken, ziet er echt grappig uit.’ Hij houdt het oude ding voor mijn neus. Die heb ik net ook uit de kast getrokken. Serieus, hoe heb ik die zooi er ooit in gekregen? En waarom heb ik dat oude ding nog? En waarom hier? ‘Daarin zie ik toch niets. Hij is helemaal verstoft. Net zoals ik nu.’ Zeg ik, en veeg wat stof van de spiegel, gevolgd door een niesbui. ‘Bedankt voor de douche, Billie.’ ‘Graag gedaan.’ Ik kijk om me heen. Het is inderdaad een behoorlijke bende geworden. ‘Tijd voor een pauze?’ Stel ik voor. ‘Ja hoor. Koffie?’ Ik knik.
Beneden blijven we wat op de bank plakken. ‘Moet er niet iemand uit school gehaald worden?’ Vraagt Mike als hij ons onderuit op de bank ziet hangen. Ik kijk op mijn horloge. Oeps, bijna half 4! ‘O shit!’ Zeg ik, en schiet overeind. Daardoor ontstaat er een nieuwe stofwolk. ‘Laat maar zitten. Ik haal Jasper wel op. Ga jij jezelf maar eerst even afstoffen.’ Zegt Mike. ‘Grapjas.’ Mompel ik, en laat me met een stof-plof op de bank zakken.
Als Mike samen met Jasper terug komt ben ik in slaap gevallen. Jasper wekt me op zijn eigen subtiele manier; hij springt bovenop me. ‘Auwtsh… Jasper. Ik schrik me rot man.’ Zeg ik. ‘Had je maar niet in slaap moeten vallen. En… Wat heb je gedaan?’ ‘Billie Joe Armstrong! Je zou jezelf nog gaan afstoffen.’ Zegt Mike. ‘Je klinkt als m’n ma wanneer ze boos was. Mag ik ook eens een schoonheidsslaapje doen?’ Vraag ik. ‘Ja hoor schoonheid, maar je bent niet echt schoon, je bent eerder een stoffigheid.’ Zegt Mike. ‘Ik ga al. Ik ga al. Hé, Jasper, hoe was het op school?’ Vraag ik. ‘Billie, straks zit alles onder de stof.’ Zegt Mike. ‘Ik ben gewoon geïnteresseerd in zijn dag op school... En snel afgeleid.’ Het laatste zeg ik wat zachter, maar Jasper schiet in de lach. ‘Het ging goed hoor.’ Zegt hij.
Ik ga achter Jasper aan naar boven. Hij gaat naar zijn kamer en ik ga naar… nou, de kamer die ik normaal gesproken mijn slaapkamer noem, maar nu is het een rotzooi. ‘Wooh, Billie Joe, wat heb je gedaan?’ Vraagt hij met grote ogen. ‘Waarom rijm je met mijn naam? En ik was aan het opruimen. Tenminste, dat was de bedoeling.’ Zeg ik. ‘Bedoel je dat het nog erger was?’ Vraagt hij. ‘Nee, ik was de kast leeg aan het halen om te kijken welke spullen weg kunnen.’ Zeg ik. Ik zoek wat schone kleren bij elkaar en neem een douche.
Jasper’s pov:
Billie neemt een douche. Verbaast blijf ik nog naar de berg rotzooi kijken. Hoe heeft dat óóit in die kast gepast? Ik bekijk de kast eens goed. Er zitten zelfs nog spullen in! Superkast.
Wanneer ik naar mijn eigen kamer wil gaan zie ik een oude spiegel staan. Niet zomaar oud, echt onwijs oud. Het ding zit helemaal onder de stof. Je ziet er twee handafdrukken zitten waar de spiegel vast is gehouden. Dat is het enige plekje dat niet onder de stof zit.
Ik veeg wat stof van het glas af. Als ik in de spiegel kijk zie ik niet mezelf. Nou, ik ben het wel, maar niet hoe ik eruit zie. Raar.
Ik veeg het wat verder schoon, en kijk weer in de spiegel. Nog steeds blijft dat rare beeld. Daar heb ik heel andere kleren aan. Oude klederdracht lijkt het wel, en de achtergrond is duister. Bijna angstaanjagend. Hier heb ik een oude spijkerbroek aan met een rood shirt, en ik sta tussen de rommel in Billie Joe’s kamer. Freaky.
Ineens voel ik een paar ijskoude handen in mijn nek. Ik slaak een geschrokken gilletje. Achter me hoor ik Billie lachen. Ik draai me razendsnel om, en probeer hem de kieteldood te geven, maar hij blijft sterker dan ik. Met gemak tilt hij me van de grond, en zet me op een stoel. ‘Je hebt op me geregend. Nu heb ik gelijk ook een douche gehad.’ Zeg ik op een nep-zielige toon. ‘Niet iedereen heeft zulk kort haar als jij.’ Zegt hij plagerig. Ik kijk hem uitdagend aan, en hij kijkt met een grijns terug. Die is wat van plan.
Toch doet Billie Joe niets. ‘Wat was je aan het doen?’ Vraagt hij na een tijdje. Ik ga wat meer onderuit zitten. ‘Kijken waar jij alles vandaan haalt. Hoe heeft alles ooit in die kast gepast?’ Vraag ik. ‘I dunno.’ Zegt hij. ‘En wat is dat voor ’n spiegel?’ Vraag ik. Even denkt hij na. ‘Om eerlijk te zijn… Geen idee. Ik vind het ding er in ieder geval belachelijk uitzien. Morgen staat hij bij de schroot.’ Zegt hij. ‘Waarom niet vanavond?’ Vraag ik nieuwsgierig. ‘Omdat ik net onder de douche vandaan kom, ik jou de hele tijd ga vervelen, ik geen zin heb om dat geval weg te brengen, en omdat hij onder de stof zit en ik nu niet meer. Redenen genoeg toch?’ Vraagt hij. ‘Ja. Goedgekeurd.’ Zeg ik. ‘Kom, we gaan Tré lastig vallen.’ Zegt hij. Samen stormen we de trap af.
Billie Joe’s pov:
Ik kijk toe hoe de vrolijke Jasper achter de drums zit. Hij pikt het echt onwijs snel op. Hij komt maar net met zijn voeten bij de grond, maar het lukt hem goed. Tré is een heel goede leraar. Misschien komt het wel omdat ze beiden zo overenthousiast zijn.
Na een tijdje ga ik weer terug naar de rotzooi genaamd; slaapkamer. Als ik langs de spiegel loop weet ik ineens weer waarom ik het ding achter in de kast heb gezet.
Ik kijk nog eens goed. Ja, dit ding moet weg, maar niet naar de schroot. Of… Misschien kan ik er zo achter komen wat er anders is aan Jasper. Maar dan moet hij me zelf vertellen wat hij ziet. Moeilijk…
Het is namelijk een spiegel die laat zien wat er in het verleden is gebeurd. Al ben je de herinnering zelf vergeten of als je denkt dat het anders is gegaan, die spiegel weet hoe het echt ging. Maar je kunt het alleen van jezelf zien. Van iemand anders kan je het niet zien. Ook stom eigenlijk. Maar het is maar beter zo. Anders zou mijn geheim zo verklapt zijn.
Maar nu eerst naar Jasper. Hoe krijg ik hem zo ver. Ik bedoel, í ls het zo is dat hij anders is dan hij zich voordoet, dan ziet hij zijn verleden in de spiegel staan. En dat zou natuurlijk heel raar zijn.
Ik prop wat nutteloze spullen in een vuilniszak, en sleep hem mee naar beneden om ze weg te gooien. Ondertussen dwalen mijn gedachten steeds verder af.
Moet ik hem als enige de waarheid toevertrouwen? Aan een kind van 9? Of laat ik het voor wat het is? Opschepen met een geheim waarvan iedereen zou denken dat je gestoord bent, of niet?
Ik breng Jasper ’s avonds vroeg naar bed. ‘Waarom zo vroeg?’ Vraagt hij. ‘Omdat je morgen ook weer vroeg op moet voor school. En nu slapen, oké?’ Zeg ik. ‘Oké. Welterusten.’ Ik trek nog even zijn deken goed. De deur laat ik op een kiertje. Geen idee waarom, maar om een of andere reden slapen de meeste kinderen beter als er een beetje licht naar binnen valt, maar niet te veel. Misschien een gevoel van veiligheid?
De volgende ochtend gaat mijn wekker al vroeg af. Ik sla het ding uit en wil me nog eens omdraaien. Wacht… Dat kan niet, Jasper moet naar school! Ik schiet mijn bed uit een ga me omkleden. Als ik klaar ben maak ik hem ook wakker. ‘Ga je je ook klaarmaken voor school.’ Zeg ik. Hij gaapt en wrijft de slaap uit zijn ogen. ‘Ben onderweg.’ Zegt hij. Ik ga alvast naar beneden. Daar is Mike ook. We dekken samen de tafel. Ik race weer naar boven, ondertussen loop ik Tré nog bijna omver. Eenmaal boven maak ik snel een kuifje bij Jasper. Dat vind ik vlot bij hem staan. Hij pakt zijn schooltas bij elkaar en we gaan weer naar beneden. Ondertussen heeft Tré zijn boterhammen gesmeerd voor tussen de middag. Wat een teamwork. Al vrij snel kan Jasper naar school. Het is mooi weer vandaag, dus we gaan lopen. Jasper loopt vrolijk voor me uit. Eenmaal op school zwaai ik hem nog even uit, en wandel op een rustig tempo weer naar huis.
Wanneer ik thuis kom is Mike gaan fitnessen en is Tré… euhm… waar is hij eigenlijk heen? Hij is ergens heen. Na een tijdje komt hij weer thuis. Al snel is het duidelijk dat hij broodjes was gaan halen voor tussen de middag.
Tegen het einde van de middag heb ik een paar vuilniszakken vol met rotzooi. Ik breng ze naar het grofvuil. Wanneer ik terug kom, moet ik Jasper alweer uit school halen. De tijd vliegt!
Vrolijk komt Jasper op me afgerent. Hij maakt een grote sprong en beland in m’n armen. ‘Hee, hoe was het?’ Vraag ik. ‘Leuk. Kijk, ik heb een tekening gemaakt.’ Zegt hij als hij weer op de grond staat. Hij graaft in zijn schooltas. Wanneer Jasper het A4’tje heeft gevonden laat hij het trots zien. ‘Wauw, mooi zeg. Die gaan we in een lijstje in de gang hangen.’ Zeg ik. Jasper is super vrolijk. Een eindje verderop zie ik een groepje meisjes met Green Day-shirts lopen. ‘Kom je Jasper, we gaan naar huis.’ Zeg ik. Hij zwaait nog even naar een paar vriendjes van hem, en we stappen in de auto. Ik heb vandaag even geen zin de hysterie.
Eenmaal thuis hangen we Jasper’s tekening aan de muur. In een lijstje natuurlijk.
Na een tijdje heeft Jasper de tv alweer gevonden. Hij zit naar Spongebob te kijken. Die filmpjes worden zó vaak herhaald, maar toch kan hij er geen genoeg van krijgen. Ik verdwijn naar boven. Daar probeer ik wat songs te schrijven.
Ik pak een collegeblok waar wel meer krabbels van mij in staan. Ik tik met mijn pen op het bureau. Minuten strijken voorbij. Daarnet wist ik nog wat, maar ik ben het kwijt. Ik tik verder. Maar na een tijdje maken mijn eigen tikken me zenuwachtig. Alsof Jasper aanvoelde dat ik gek van mezelf werd komt hij de kamer in. ‘Wat ben je aan het doen?’ Vraagt hij. ‘Ik probeerde wat ideeën op te schrijven. Maar ik zit vast.’ Zeg ik met een zucht. Hij kruipt op schoot, en kijkt op het lege vel. ‘Dat is nog niet echt veel.’ Zegt hij. Ik grijns. ‘Dat is inderdaad niet echt veel.’ Zeg ik. Even zit hij zwijgend naar de spiegel te staren. ‘Wat is dat voor ’n spiegel?’ Vraagt hij. ‘Een spiegel die heel oud en lelijk is. Ik weet niet meer waar ik hem vandaan heb.’ Zeg ik. ‘Ik vind de spiegel raar.’ Zegt hij. ‘Oh, waarom?’ Vraag ik. ‘Hij zegt iets heel anders dan wat waar is. Hij liegt.’ Zegt Jasper. ‘Hoe kan een spiegel nou weer liegen?’ Vraag ik lachend. ‘Nee, echt. Hij laat enge dingen zien.’ Zegt hij met grote ogen. ‘Wat dan?’ Vraag ik. Jasper laat zich van mijn schoot af glijden. Hij pakt mijn hand en trekt me mee. ‘Kijk maar. Heel anders dan wat echt is.’ Zegt hij. Ik ben wel gewend wat voor beeld er verschijnt. Voor mij is het niets nieuws. Hoewel, soms komt er een ander beeld, een nieuwe. Meestal zijn het geen goede herinneringen die hij laat zien. Tenminste, bij mij dan. Ik weet niet hoe het bij anderen zou zijn. ‘Wat zie jij dan?’ Vraag ik. Hij kijkt me aan alsof ik gek ben. ‘Je ziet toch dat het anders is?’ Vraagt hij. Waarheid? Of proberen hier onderuit te komen? Waarheid? Leugentje om bestwil? Ik wil de twee opties tegen elkaar afwegen, maar Jasper is me voor. ‘Er is daar iets mee aan de hand. Ik zie het toch! En jij weet het.’ Zegt hij, bijna paniekerig. ‘Sst... Rustig. Oké, ik wil het je wel vertellen, maar het is een beetje lastig om uit te leggen.’ Zeg ik op een zachte toon. ‘Zeg gewoon wat er aan de hand is.’ Zegt hij. ‘Het is geen gewone spiegel, oké.’ Zeg ik. ‘Wat dan? Ik snap er niets van. Wat daar is kí n helemaal niet.’ Zegt hij. Hij staat te trillen van spanning. ‘Herken je wat daar gebeurd?’ Vraag ik. ‘Weet ik niet.’ Hij drukt zich tegen me aan. ‘Het is eng.’ Zegt hij. ‘Wat is er zo eng aan? Kan je dat vertellen? Of kan je omschrijven wat je ziet?’ Vraag ik. ‘Nou… Het komt me niet bekend voor. Maar tegelijk weer wel.’ Zegt hij. Dus dan had ik toch gelijk. Hij ís anders. Jasper begint de situatie te schetsen. ‘Het is daar donker. En er is sneeuw. En er zijn huizen verderop. De lucht ziet er dreigend uit. Veel van de huizen staan in brand.’ Met bange ogen kijkt hij naar wat er gebeurd. ‘Er liggen mensen op de grond. Ze bewegen niet. En andere mensen huilen.’ Hij went zijn gezicht af. ‘Wat was er? Gebeurde er iets?’ Vraag ik. ‘Dat was heel vies.’ Zegt hij. ‘Wat was er vies?’ Vraag ik. ‘Iemand werd in stukken gescheurd door andere mensen. Maar die andere mensen leken geen echte mensen.’ Zegt hij. Hij trilt een beetje. De situatie komt me vaag bekend voor. Heel vaag.
Even is het stil. ‘Denk je dat ik gek ben?’ Vraagt Jasper voorzichtig. ‘Nee. Maar vertel dit maar niet aan iemand anders, oké?’ Vraag ik. Hij knikt. Ik wrijf nog even over zijn rug. Daarna gaat hij weer wat voor zichzelf doen. Ik blijf hier achter. Wanneer was dat ook alweer? Heb ik hem eerder ontmoet?
Ik ga voor de spiegel staan. Het beeld dat er verschijnt, lijkt op de situatie die Jasper net schetste. Ik ga erheen. Dat klinkt raar, maar ik kan “in”ť de spiegel stappen, het is alsof je een boek leest en alles voor je ziet. Alleen gebeurt het hier om me heen, ik maak alles mee, ik voel alles, ik hoor alles. Het enige verschil met toen is dat de mensen mij niet zien.
Er staat een gure wind. Er loopt even een rilling over mijn rug. Ik sta in het dorpje waarvan de meeste huizen in brand staan. Er lopen allemaal mensen door elkaar, allemaal zijn ze in paniek. Aan de klederdracht te zien is dit een paar eeuwen terug. Verderop zie ik mezelf staan. Ik ga mezelf achterna. Verderop zit een klein jongetje ineengedoken. Hij huilt. De sneeuw om hem heen is roodgekleurd. Mijn andere ik gaat naar hem toe, ik volg mezelf weer. Als ik dichterbij kom herken ik Jasper. Ik schrik me rot.
Van alle kanten komen er hongerige vampieren op ons af. Ze verwonden elkaar om het kleine jongetje te pakken te krijgen. Ze scheuren elkaar aan flarden. Ze hebben absoluut geen zelfbeheersing. Het hardere krijsen van het kind maakt het alleen maar erger.
Snel ga ik terug naar het heden, terwijl mijn andere ik ervandoor gaat met Jasper.
Thuis laat ik me op de grond zakken. ‘Dit kan niet.’ Zeg ik. ‘Dit kan absoluut niet.’ Ik herhaal het heel vaak, maar het beeld van daarnet blijf ik maar voor me zien. Ik kan het niet los laten. ‘Billie, kom je eten?’ Vraagt Mike. ‘Wow, je ziet eruit alsof je een geest hebt gezien. Is alles wel in orde?’ Vraagt hij. ‘Ja, ja. Alles is prima. Ik kom eraan.’ Zeg ik. Ik hijs mezelf overeind en ga naar de rest. Ik eet die avond amper. Telkens flitsen de beelden van daarnet voor mijn ogen. ‘Yo! Billie? Wakker worden.’ Tré knipt met zijn vingers voor mijn ogen. ‘Huh? Wat? Oh, sorry. Ik was even een beetje diep in gedachten.’ Zeg ik. ‘Jij ook al? Hebben jullie elkaar aangestoken? Jasper is ook al telkens ergens anders met zijn gedachten.’ Zegt Tré lachend. ‘Ik denk dat ik vanavond maar eens vroeg ga slapen.’ Zeg ik.
Om Mike en Tré het idee te geven dat ik vroeg ga slapen ga ik al vrij vroeg naar boven. Maar Jasper weet wel beter, want na een tijdje staat hij in de deuropening.
‘Wat is er aan de hand?’ Vraagt hij. Ik sluit de deur, dit gaat Mike en Tré even niets aan. ‘Al de hele tijd sinds jij hier bent had ik al het idee dat er iets met jou was. En nu weet ik het.’ Zeg ik. ‘De herinnering.’ Zegt Jasper. ‘Ja, inderdaad. Maar wat is er daarna gebeurd. Weet jij het?’ Vraag ik. ‘Ik weet het niet. Ik had gehoopt dat jij het zou weten.’ Zegt hij. ‘Hmm… Misschien kunnen we er wel achter komen. Maar de kans dat het met de spiegel lukt is vrij klein, want hij pakt telkens een andere herinnering. En bij iedereen is het weer anders.’ Zeg ik. ‘Misschien met heel veel geluk? We kunnen het proberen.’ Zegt hij. ‘We doen het.’
Wanneer ik het beeld van het dorpje weer zie ga ik de spiegel in. Jasper kijkt me verward na, maar volgt mijn voorbeeld.
Als ik er ben zie ik Jasper nergens. Hij kwam toch vlak achter me? Shit. Misschien is hij heel ergens anders beland. Ik heb dit nog nooit eerder gedaan, met zijn tweeën door de spiegel. Dus dit had ik niet zien aankomen. Waarom gaan dat soort dingen in films nou wel altijd goed? Ik zoek overal, maar ik kan de kleine jongen nergens vinden.
Ineens krijg ik een idee, waarvan ik trouwens hoop dat hij dat idee ook had, ik volg mezelf en de andere Jasper. Misschien dat hij daar in de buurt is. Ik hoop het maar.
Verderop zie ik de vampieren al vechten om het lekkerste hapje. Ik moet snel zijn. Ik zie twee personages ervandoor gaan, ik volg ze.
Het duurt een hele tijd voordat ze eindelijk een rustpauze nemen. Ik schat het kleine jongetje nog geen 2 jaar. Dat is dus de reden dat mijn andere ik, verwarrend, hem instopt in een deken. Daarna gaat de reis weer verder tot we bij een huis belanden.
Daar zie ik dat ik het kleine kind voor de deur leg, en aanklop. Snel gaat mijn andere ik ervandoor. Moet ik hier blijven, of mezelf achterna gaan?
Ik besluit hier te blijven.
Al snel wordt er open gedaan door een mager vrouwtje. Ze neemt het kind mee naar binnen, en sluit de deur. Ik kan net naar binnen glippen.
Het ziet er gezellig en knus uit in het huisje. Totdat haar man stampend naar haar toe komt. ‘Wat heb je nou weer meegenomen? Wat moet dat voorstellen?’ Vraagt hij boos. ‘Dit kind is achtergelaten voor ons huis.’ Zegt ze met een klein stemmetje. ‘Je weet dat hier geen kinderen welkom zijn. Zorg dat dat mormel uit mijn ogen verdwijnt!’ Schreeuwt hij. ‘Maar het is alleen.’ Zegt ze. Hij slaat haar hard tegen haar arm, waardoor het kleine kind bijna uit haar armen valt. ‘Astublieft, laat dit kind hier blijven totdat het groot genoeg is om op eigen benen te staan.’ Smeekt ze. ‘Heb je me niet begrepen? Laat dat kind uit mijn ogen verdwijnen.’ Zegt hij en komt dreigend op haar af. Ze snelt naar boven. Ik ga haar achterna. Haar man komt achter ons aan. Snel gaat ze een kamer in en verstopt het kind onder in een kast. Net wanneer het kind een veilig schuilplaatsje heeft komt haar man binnen. ‘Waag het om nog zoiets te doen, en je staat op straat.’ Zegt hij. Hij slaat en schopt haar. Maar ze probeert niets van haar pijn te laten merken. Ergens onder een bureau verstopt zie ik Jasper zitten, mijn Jasper. Hij kijkt met grote ogen naar het tafereel wat zich voor zijn neus afspeelt. Ik ga naar hem toe. ‘Zijn dat mijn ouders?’ Vraagt hij geschrokken. ‘Ik denk het niet. Maar ik heb geen idee.’ Zeg ik. ‘Ze doen wel hetzelfde tegen elkaar.’ Zegt hij. ‘Soms herhaalt de geschiedenis zich. En volgens mij is dit zo’n geval.’ Zeg ik. ‘Wat bedoel je?’ Vraagt hij. ‘Dat dit elke keer opnieuw gebeurd. Het klinkt heel gemeen, maar elke keer als jij overlijdt, wordt je weer opnieuw geboren, maar dan in een andere tijd. Maar elke keer gaat het er ongeveer hetzelfde aan toe. Een soort van oneindige spiraal.’ Zeg ik. ‘Hoe kan dat? Maar mijn echte ouders zitten dus al hiervoor? De ouders die mij wel wilden?’ Vraagt hij. ‘Ik denk het wel. We zullen dus verder terug moeten.’ Zeg ik.
We gaan weer terug naar huis.
Eenmaal thuis hoor ik voetstappen de trap op komen. We schoppen snel onze schoenen uit. ‘Snel, doe alsof je slaapt.’ Zeg ik. We kruipen in bed, alsof we er al een paar uur lang liggen te slapen. Heel zachtjes doet Tré de deur open. Twee paar ogen gluren om het hoekje. ‘Ahw… Kijk nou hoe schattig. We nemen die film wel op, dan hoeven we ze niet wakker te maken.’ Zegt Tré. ‘Goed idee. Die film loopt toch niet weg.’ Zegt Mike. Heel zacht sluiten ze de deur weer. De voetstappen gaan de trap weer af.
Pas als ik zeker weet dat ze beneden zijn doe ik mijn ogen weer open. ‘Ze zijn weg.’ Zeg ik tegen Jasper. Ik krijg geen antwoord. Alleen maar een rustige ademhaling, waaruit ik kan opmaken dat hij al in slaap is gevallen. Ik laat hem lekker liggen, en probeer zelf ook wat te slapen.
De volgende ochtend is het zaterdag. Het begin van een weekend, en dus geen school voor Jasper. Wanneer ik wakker wordt is hij nog steeds in dromenland. Hij praat een beetje in zijn slaap, maar al snel wordt hij weer stil. Aan zijn gebrabbel te horen is hij weer bij zijn ouders. Ik laat hem daar maar. Het is best rot om op dat soort momenten wakker gemaakt te worden. Maar als je wakker wordt is het ook een grote teleurstelling.
Hij draait zich om, boven op mijn arm. Daardoor word hij wakker. Ik kijk recht in een paar slaperige ogen. ‘Lekker geslapen?’ Vraag ik. ‘Hmm… Raar gedroomd.’ Zegt hij. ‘Hoezo?’ Hij gaapt en wrijft de slaap uit zijn ogen. ‘Over gisteren. En m’n ouders, mijn échte ouders. En jij was er ook. Het liep allemaal door elkaar, dat was echt heel raar.’ Zegt hij.
Vandaag zijn we van plan om een paar nummers flink uit te kammen. Helaas heb ik dan niet zo veel tijd om met Jasper op zoek te gaan naar zijn eigen ouders.
Tussen de middag, bij de lunch, vraagt Jasper of we even kunnen praten. Mike en Tré weten nog steeds niet van onze acties, maar laten ons zonder vragen ervandoor gaan.
‘Stel dat ik mijn ouders heb gezien, zijn ze dan anders dan hoe ze nu zijn?’ Vraagt hij. ‘Euhm… Ik denk het niet, als ze vampieren zijn.’ Zeg ik. ‘Ik heb ze namelijk gezien.’ Zegt hij blij. ‘Echt? Gaaf. Maar hoe vinden we ze?’ Vraag ik. ‘Nou, dat weet ik niet. Kunnen we niet heel snel even daarheen? Door de spiegel bedoel ik.’ Vraagt hij. ‘Maar die zoekt elke keer weer andere herinneringen uit.’ Zeg ik. ‘Niet altijd. Als je naar een herinnering op zoek bent, weet hij hem te vinden.’ Zegt hij. ‘Je bent een genie! Kom, we gaan nu meteen.’ Zeg ik.
Zo gezegd, zo gedaan. We staan in een plaatsje die me niet bekend voorkomt. ‘Hier ergens was het.’ Zegt hij. ‘Weet je misschien hoe het verder ging?’ Vraag ik. ‘Nee, hier ben ik teruggegaan. Ik wilde het liever samen verder doen.’ Zegt hij.
We zoeken een tijdje in het kleine stadje. ‘Daar zijn ze!’ Zegt Jasper ineens. Inderdaad, verderop lopen een man en een vrouw. Tussen hen in loopt een vrolijk klein ventje. ‘Hier gaan ze naar huis. En verder weet ik het niet.’ Zegt Jasper.
We volgen ze naar hun huis. Het is een zonnige dag, dus ze laten de achterdeur open. De kleine Jasper, die hier trouwens Joseph heet, rent door het huis heen. De moeder staat in de keuken, en de vader is iets van hout aan het maken.
Na een tijdje is de kleine Joseph nergens meer te bekennen. Dat weten we door de plotselinge paniek in huis. ‘Waar is Joseph? Daarnet was hij hier nog.’ Zegt de moeder geschrokken. Snel komt de vader ook in actie. Ze kammen het hele huis uit, maar vinden hem nergens. ‘Waar is hij?’ De tranen lopen bij de moeder over haar wangen. De vader probeert haar te troosten, maar heeft het er zelf ook moeilijk mee. ‘We vinden hem wel.’ Zegt hij. ‘Hij komt nooit meer terug.’ Zegt de moeder huilend. ‘Jawel, hij komt vanzelf terug. Of iemand komt hem brengen.’ Zegt de vader. ‘Ik blijf net zo lang zoeken tot we hem hebben gevonden. Al duurt het eeuwen.’ Zegt de moeder. ‘We vinden hem echt wel. Ook voordat deze eeuw voorbij is.’
‘Maar waar was jij dan heen?’ Vraag ik aan Jasper. ‘Iets verderop. Kom maar mee.’ Zegt hij. Ik volg hem. Inderdaad, een paar straten verder wandelt hij.
In de verte zien we ineens rook omhoog stijgen. ‘Waar komt die rook vandaan?’ Vraagt Jasper. Alles lijkt grauwer te worden. De lucht wordt strak grijs, er komt een wind te staan, alles veranderd. Van een mooie zomerdag, naar een gure herfstdag.
In no time staat de hele boel in de hens. ‘Wacht eens. Dit is uit die andere herinnering. Dit hoort aan elkaar.’ Zeg ik. Het gaat precies zoals we gisteren hadden gezien. ‘Zullen we gaan? We weten voorlopig wel genoeg.’ Zeg ik. Jasper knikt.
We staan weer in mijn slaapkamer. ‘Maar was het nou? Misschien zijn ze er nog steeds.’ Zegt Jasper. Ik denk diep na. ‘Ik heb geen idee hoe het heet, maar ik weet wel hoe ik er moet komen.’ Zeg ik. ‘Gaan we er nu heen? Of wilden jullie nog verder repeteren?’ Vraagt Jasper. ‘We gaan er nu wel heen. We zijn ten slotte de hele middag al bezig geweest.’ Zeg ik.
We stappen de auto in, op weg naar het stadje waar Jasper vandaan komt.
Als we er aankomen, ziet het er redelijk verlaten uit. ‘En nu? Hoe vinden we ze?’ Vraagt hij. ‘Zoeken. Iets anders weet ik eerlijk gezegd ook niet. Of, laten we beginnen waar het zich toen ook afspeelde, in hetzelfde huis.’ Stel ik voor.
We gaan naar het huis, maar er is niemand thuis. Helaas. We wandelen wat door het stadje, tot ik een man en een vrouw zie die wel erg op Jaspers ouders lijken. Zij hebben ons ook door, en komen meteen op ons af. Hoe dichterbij we komen, hoe zekerder ik ervan ben dat dit de ouders zijn van Jasper. Hij heeft hetzelfde idee. ‘Mam! Pap!’ Hij rent op hen af. Ze omarmen hem. ‘Eindelijk. We zijn al die tijd zo ongerust geweest.’ Zegt zijn moeder. ‘We hebben je echt overal gezocht. Waar hing je uit?’ Vraagt zijn vader. Zijn ouders zijn duidelijk onwijs blij om hem te zien. ‘Ik was bij Billie Joe. Hij heeft geholpen om jullie te vinden.’ Zegt hij, en kijkt dankbaar mijn kant op. ‘We dachten echt dat je meegenomen was. Vlak nadat jij wegging brak er overal brand uit.’ Zegt zijn moeder. Jasper wordt helemaal plat geknuffeld.
Ineens wordt ik gebeld. Het is Tré. ‘Hee, waar ben je? Je bent zo lang weg, en Mike wordt langzaam gek hier.’ Zegt Tré. ‘Ojee. Probeer Mike maar te kalmeren. Ik kom er zo aan.’ Zeg ik. ‘Wat zijn jullie dan aan het doen? Toch niet stiekeme plannetjes maken, hè?’ Zegt hij lachend. ‘We hebben de ouders van Jasper gevonden.’ Zeg ik vrolijk. ‘Echt? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen?’ Vraagt Tré. ‘Lang verhaal. Héél lang verhaal.’ Zeg ik.
Ik neem afscheid van Jasper en zijn ouders. Ze beloven om in de weekenden nog eens langs te komen.
Wanneer ik wegrijd zwaait Jasper net zo lang totdat we elkaar niet meer kunnen zien.
Toch nog een happy end voor dit jochie. Wat ben ik blij dat ik hem vijf jaar geleden mee heb genomen naar de studio.
Reacties:
leuk!! Heel leuk!!
Dit einde had ik niet verwacht, nouja wel een beetje want heb is leuk om met een happy end te eindigen, maar het hele stukje heeft me verrast!!
Ga vooral zo door en kheb eigenlijk geen tips. Er staan soms woorden in waarvan een letter niet goed is. Zo heb jij grap staan ipv trap. Dit zou je kunnen voorkomen door een betareader te nemen of als je klaar bent met schrijven het zelf nog even door te nemen!! Of je kunt gebruikmaken van spellingscontrole, maar die pakt nooit alle foutjes aan?!?!
Superkast! x'D
'Na een tijdje ga ik weer terug naar de rotzooi genaamd; slaapkamer.'
Ge-wel-dig :']
Me like it C:
echt supper!!!!