Hoofdcategorieën
Home » Overige » Variatie op het Kerstverhaal. » Variatie op het Kerstverhaal.
Variatie op het Kerstverhaal.
Variatie op het Kerstverhaal.
Eliud zat een dik half uur te wachten toen de zwaargebouwde rover naar buiten kwam. Eliud’s hart sloeg over. Nu zou hij te horen krijgen of hij de opdracht kreeg.
Aan het einde van de grot stond een troon op een verhoging, waar roverhoofdman Eleazar op zat.
Toen Eliud vlak voor de verhoging stond begon de hoofdman te praten.
‘Vorig jaar sprak ik een orakel. Hij zei dat rond deze tijd een koning geboren zou worden. Het kind is gekomen en bevindt zich in een stal in Bethlehem.’ Eliud kon zijn geluk niet op; hij kreeg de opdracht! Eleazar vervolgde, ‘Ik wil dat kind, en de taak is aan jou om hem te stelen. Als het je lukt, wordt je toegelaten tot de clan. Buiten krijg je een paard en wat je verder nog nodig hebt. Zorg goed voor hem, ik wil graag dat hij heel terugkomt. En nou wegwezen.’
Bij het opgaan van de zon de volgende ochtend vertrok Eliud naar Bethlehem. Hij reed aan één stuk door, en tegen het eind van de middag kwam Bethlehem eindelijk in zicht. Even later reed hij bijna het kleine stalletje voorbij. De schemering begon nu in te vallen en de eerste lichten in Bethlehem gingen aan. Honderd meter van het stalletje bond hij de kameel vast aan een struikje en maakte hij een plaats klaar om te gaan slapen. In de verte huilde een wolf. Verlangend keek hij in de richting van Bethlehem. Wat was hij graag binnen de muren geweest. Daar voelde hij zich stukken veiliger dan hier met alleen een struikje als beschutting. Hij rilde en rolde zijn deken strakker om zich heen; het werd al nacht.
Toen Eliud wakker werd was hij zo stijf als een plank. Na een aantal strekoefeningen kon hij zich weer bewegen zonder te kraken en liep hij op kousenvoeten richting de stal. Hij loerde door een spleet om te zien waar Jezus lag, maar zag geen steek in het donker. Geïrriteerd liep hij weer terug naar zijn kleine kamp om een kaars te halen en aan te steken. Hij hield niet van kaarsen. Veel te riskant, maar het moest maar. Vervolgens pakte hij zijn kamp weer in zijn tas en bond deze aan de kameel, voor het geval dat hij zometeen snel weg zou moeten.
Terug bij de stal opende hij met veel gekraak de deur. Tot zijn grote afgrijzen opende een ezel zijn ogen en snoof. Daardoor werd Jozef wakker en ging verschrikt rechtop zitten.
‘Wat doe jij hier?’ vroeg hij wantrouwig en Eliud’s wangen werden rood, wat Jozef niet kon zien in het donker. ‘Ik hoorde dat uw zoon een zoon van God was. Ik wilde graag over hem waken...’
Jozef’s ogen knepen zich samen en gleden over Eliud’s gezicht, zoekend naar een leugen. Eliud had hier jaren op geoefend.
Jozef zei: ‘Oké. Je mag hier blijven. Neem maar wat stro of zo.’ Hij ging weer liggen.
Toen Eliud er zeker van was dat Jozef weer sliep, begon hij heel langzaam dichterbij te schuiven, centimeter voor centimeter, tot Jezus binnen zijn bereik lag. Razendsnel graaide hij het kind weg en stormde de stal uit, naar zijn struikje en sprong op de kameel.
Het arme beest wilde wegrennen, maar zat nog vast aan de struik. Vloekend rukte Eliud zijn mes uit zijn gordel en sneed met zijn ene hand het touw los terwijl hij met zijn andere de baby nog vasthield, die nu begon te huilen. Zodra de kameel los was, hobbelde het de verkeerde kant uit. Eliud keerde het dier. De kleine Jezus was nog steeds aan het huilen. Als dat kind niet ophield maakte hij iedereen wakker.
Maar Jezus hield niet op. Op een gegeven moment ging Eliud aan de kant van de weg zitten om hem te wiegen tot hij in slaap viel. Hij wilde net opstaan om Jezus in een zadeltas te leggen toen er drie rijk uitziende mannen op kamelen passeerden. Ééntje merkte hem op en zei iets tegen de anderen, waarna ze omkeerden en afstapten.
De middelste vroeg: ‘Wie is dat kind?’
‘Dat is mijn neefje, meneer,’ antwoordde Eliud enigszins van zijn stuk gebracht. Hij had niet verwacht nu al aangesproken te worden.
‘Goh, wat een schatje. Zou ik hem eens mogen vasthouden?’ vroeg de meest linkse terwijl hij Jezus uit Eliud’s handen trok. ‘Hé...’ riep die verbaasd, ‘geef terug!’
‘Dat is jouw neefje helemaal niet, dief. Zie je die ster boven zijn hoofd dan niet? Dat is de koning van de joden!’ snauwde de rechter.
Eliud grabbelde naar het kind, maar de man gaf Jezus snel aan de middelste man. Eliud stapte op hem af, maar hij gooide het weer naar de rechtse. Jezus was inmiddels wakker geworden en zette een keel op. De drie mannen sprongen op hun kamelen en spoorden ze aan. In een mum van tijd waren ze verdwenen in de duisternis.
‘Hé!’ schreeuwde Eliud. ‘Waar gaan jullie met mijn neefje heen?’ Haastig sprong hij op zijn kameel en duwde zijn hakken keihard in de flanken. Het dier schrok daar zó van dat het zijn enkel verzwikte en struikelde. Eliud kon er nog maar net op tijd af springen, maar de kameel kwam met een plof op de weg terecht, waar hij bleef liggen en zielig piepte. Uit pure frustratie gaf Eliud er een schop tegen en schold tegen de ster die de positie van Jezus aangaf. Daar stond hij dan. Hij had gefaald.
Vet grappig! <3
xx