Hoofdcategorieën
Home » Twilight » [twilight verhaal] The past. » Hoofdstuk 1.
[twilight verhaal] The past.
Hoofdstuk 1.
De pijn sneed door mijn lichaam en ik gilde het uit, maar niemand bleek het te horen. Het was dom en roekeloos om alleen ’s nachts het bos in te gaan. Het bos wat omringd werd door prikkeldraad en hekken om de mensen te beschermen tegen de vreemde dieren die hier leefde. Waarom was ik hier naar toe gegaan? O ja, juist, om Kayleigh een dienst te bewijzen dat ik niet bang was. Nou hier ben ik dan, bloedend op de vieze grond, wachtend op mijn dood. Ik kneep mijn hand in een vuist en voelde het aan elkaar plakken. De wind jankte in mijn oren en was ijskoud. Ik legde mijn hoofd opzij om te kijken of het beest er nog was. Hij was weg. Verderop zag ik een rood plasje en ik werd misselijk.. Snel deed ik mijn ogen dicht. Ik wist dat ik dit niet zou overleven. Hoeveel bloed had ik nu wel niet veloren? En toen schoten de beelden door mijn hoofd. Charles, Zoëy en Kim in het zwart, rouwend voor mijn graf. De tranen rolden over mijn wangen en ik voelde hoe mijn lichaam verdoofd werd, ik voelde niks meer. Het werd zwart.
Een nieuwe pijn kwam in mijn lichaam, dit keer in mijn nek. Hoelang ging dit nog duren totdat ik eindelijk dood was? Schreeuwen had geen zin, dus ik deed met tegenzin mijn ogen open en probeerde de pijn in mijn nek te negeren. Ik lag op een bed in een witte kamer en werd omringd door twee mensen. Twee, goddelijke, mooie mensen. De een was een vrouw, ze had een bleek gezicht, lichtbruin/gouden haar een gouden ogen. Haar gezicht stond vol met pijn, alsof ze voelde wat ik nu meemaakte. De man, net zo bleek als de vrouw, maar net zo mooi had ook gouden ogen, maar lichtblond haar. De pijn begon erger te worden en ik kon het niet laten. Ik schreeuwde al mijn pijn uit. ‘Carlisle’ fluisterde de vrouw met haar fluwelen stem. Haar ogen stonden bang. ‘Ik weet het, Esmé, ik weet het.’ Hij richtte zijn ogen op mij. ‘Het is zo voorbij, de pijn stopt zo.’ Ik had geen idee waar deze man het over had. Ik wou wat vragen, maar de pijn in mijn nek begon te branden en het enige wat er uit kwam was: ‘Het brand! Ik sta in brand! Help! Doe iets!’ De man, Carlisle, legde zijn hand op mijn arm. ‘Het komt goed’ fluisterde hij. Zijn hand voelde ijskoud aan. Ik probeerde iets uit te brengen maar het enige wat uit mijn keel kwam was een harde, pijnlijke kreet. Uit de andere kamer hoorde ik een nieuwe stem. ‘Laat haar alsjeblieft ophouden! Straks denken mensen dat we hier een moord aan het plegen zijn.’ De vrouw, Esmé, zuchtte. ‘Edward, je weet hoe het bij jou is gegaan. Ik kan haar moeilijk zeggen dat ze geluidloos pijn moet lijden’ Esmé’s stem klonk vertrouwd, moederlijk. Mijn pijn trok een beetje weg, maar was er nog steeds. ‘Wat is dit? Waarom ben ik hier? Waarom ben ik niet dood?’ wist ik met moeite uit te brengen. ‘Als je bijgekomen ben leg ik het uit, May, je moet eerst nog even wachten.’ ‘Hoe weet je mijn ..’ Ik werd weer onderbroken door een pijnlijke gil die ik niet kon inhouden. Ik zag hoe de hand van Carlisle werd vervangen door de hand van Esmé’s. Ook koud. Ze streek over mijn wang. ‘Stil, het komt goed.’ De pijn begon weer erger en ik greep naar mijn nek. ‘Alsjeblieft!’ snikte ik. ‘Laat het stoppen!’ Esmé trok haar hand weg en probeerde me te sussen. ‘Luister May, het is straks weg. Nog even… ‘Nee!’ snikte ik. ‘ Laat het ophouden!’ Ze trok langzaam haar hand weg en liep naar Carlisle die bij de deur stond te wachten. ‘Sorry’ mompelde Carisle en hij liep hand in hand samen met Esmé de witte kamer uit. Het wit verdween en werd vervangen door zwart. Mijn lichaam begon nu ook te verbranden en ik hoopte vurig dat mijn dood er snel aan kwam.
dit is echt zoooo goed!!!
keep going