Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Stuck in Heaven » 5.
Stuck in Heaven
5.
Bill
Ik ben slim. Oké, ik geef het niet graag toe, maar ik ben slim. Of daarvoor was ik gewoon dom. Hmm, zal wel door Toms aanwezigheid komen. Wacht - Tom was er helemaal niet. Nou, níº ben ik in ieder geval slimmer dan eerst. Want - bereid je voor voor onmogelijke slimheid - ik heb een jas gekocht. Ik heb gewoon een jas gekocht. En nu ben ik niet meer half bevroren. Nog wel alleen, en wanhopig, en ongelofelijk bezorgd, maar de kou is weg. Zou Jamie het koud hebben? In een flits schiet een beeld door mijn hoofd, Jamie, rode neus, bleek gezicht, weggedoken in haar T-shirt, tranen in haar ogen, sneeuw dwarrelend om haar heen. Oké, het sneeuwt niet, maar het had inmiddels wel gekund. Arme Jamie. Arme, arme Jamie. En het is allemaal mijn schuld. Als ik had geweten waarom ze huilde had ik - maar ze vertelde het niet - misschien - ik had het gewoon niet moeten vragen. Ik had wel kunnnen weten dat ze geen antwoord zou geven. Ze huilt vaak, als ze denkt dat ik haar niet zie, maar nooit wil ze zeggen waarom. Steeds diezelfde wazige blik in haar, hoe ze zachtjes nee schudt en hoe haar korte, krullerige haar dan meebeweegt, als het tenminste niet aan haar natte wangen vastgekleefd zit. Oh, wat heb ik gedí¡í¡n? Ik had het toen al moeten vragen, toen kon ze er niet omheen. Ik geloof alleen dat ik mijn tong kwijt was. Ze was zo mooi - ik had moeilijk anders kunnen doen dan haar aanstaren. Ik zou haar bijna nu nog elke dag alleen maar aanstaren, als ik niet beter wist. Ik geloof dat het went. Maar toen - toen ik haar voor het eerst zag - het was gewoon - tja. Het was raar.
Het lijkt een gewone zomerdag. In het kleine Loitsche staan alle ramen wijdopen, zelfs die van de taxi die net komt aanrijden. De chauffeur kucht en werpt een blik op zijn bijzonder mooie passagier. Ze slaapt. Nog een kuch. Geen reactie. Pas na een klein tikje en een uitgebreid 'UHUM' schiet de jonge vrouw overeind. 'Wuh?'
'Ehm. We zijn er.'
'Wí¡í¡r?'
'Loitsche.'
Stilte. Met grote ogen staart de vrouw in tuinbroek haar chauffeur aan. 'Lóitsche? Bill Kaulitz woont in Loitsche!' Ze spreekt zijn naam uit als een soort walgelijke broccolistoofpot.
'Ja, dat zei ik al, maar toen viel u in slaap. Dus, hier zijn we, Loitsche.'
'Oh.'
Ze slikt, kucht, haalt een briefje van tweehonderd uit een van de zakken van haar broek, drukt het in de handen van een erg verwarde chauffeur en verlaat de taxi zonder verder iets te zeggen, op een zacht 'Ciao' na. Ze blijft voor het voertuig staan, draait zich om en doet niets tot de zwarte BMW, inclusief verdwaasde chauffeur, wegrijdt. Ze zucht en trekt wat aan de zak van haar blauwe tuinbroek. Met haar vuist veegt ze door haar nog steeds rode ogen voordat ze diezelfde ogen sluit, één, twee, drie rondjes draait, en na bijna over haar eigen voeten te struikelen stapt ze op het huis voor zich af. Haar beige Vans maken een zacht tikkend geluidje op de stoep, en in haar zak rammelt los muntgeld. Voor de deur blijf ze staan. Loitsche. Heeft ze écht Loitsche gezegd? Nou, goed, aanbellen dan maar. Het is een leuk geluidje, vind ze, deze bel. Hij is anders. Meer - meer rinkelend dan normale deurbellen. Voetstappen in de gang verraden dat er iemand aan komt lopen, een sleutel draait in het slot, de houten deur zwaait open, en de mond van de jonge vrouw zakt open. In de deuropening staat een jongen, zwart haar, een ringetje door één van zijn opgetrokken wenkbrauwen, onmogelijk niet te herkennen. 'Eh.'
Zij, die hij onmiddelijk ongelofelijk mooi vind, legt haar hand op haar voorhoofd. Lichte make-upsporen zijn nog net zichtbaar onder twee van de meest helder blauwe ogen die hij ooit heeft gezien. 'Oh God. Sorry. Ik wist niet - ik had niet verwacht - en - ik ben - ik stoor je vast - en nu denk je - oh God, het spijt me. Ik ga nu gewoon weer weg en dan -'
'Nee! Ik bedoel - waar - waar kom je voor?'
'Niets. Laat maar, vergeet het.'
'Vertel.'
'Goed. Nou. Ik - ehm - ik kom - ik - ikhebgeenhuis.'
Stilte. Dí¡t had hij niet verwacht. Ze ziet er niet uit als een zwerver. Integendeel. Goed, uiterlijk bedriegt. Maar wat nu? Haar naar binnen laten? En dan? Oké, eerlijk is eerlijk, hij kan haar onmogelijk zo op de stoep laten staan. Haar naar beneden gerichte ogen stralen pure wanhoop uit, haar inmiddels warrige blonde haar krult mooi om haar bleke gezichtje waar ongetwijfelt een lang verhaal achter schuilt. Hij zucht en stapt opzij, de deur open houdend. Maar ze stapt niet naar binnen. Een trillende hand verbergt haar gezicht, met een snik begint ze te huilen en laat zich in zijn armen vallen. En daar staan ze dan, samen, alletwee vreselijk verward. Het is fijn in zijn armen, vind zij. En hij - hij is te verbaasd om nog iets te vinden. Dus daar staan ze dan, elkaar omhelzend, en opeens lijkt het niet eens zo raar meer. Het hoort zo, weten ze. Het hoort. Het klopt. Het zal zo moeten zijn. Dat weten ze allebei - dat deze enkele knuffel het begin is van wat mensen liefde noemen.
Wow o.o
Oh god, Nicole, dit is écht mooi.
Serieus, echt, heel, verschrikkelijk veel, supermooi. En... Dus zo hebben Jamie en Bill elkaar ontmoet. o.o
Rare manier, maar Jamie is raar, en Bill stiekem ook, dus zou het best nog wel normaal voor hen kunnen zijn.
En Bill is inderdaad wel een beetje slim ja.
Nicole, dit is echt een mooi verhaal, echt waar, en zoveel drama zit er in dit hoofdstuk al niet in dus is het verhaal ook niet heel dramatisch!