Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » All I want for Christmas is you [TC] [2-shot] » The second part
All I want for Christmas is you [TC] [2-shot]
The second part
Ik kijk in de hazelnootbruine ogen die identiek zijn aan die van mij. De ogen waarvan ik elke nacht weer droom. Ogen die mijn hart doen smelten. Dit kan niet echt zijn, wie wil mij knijpen? Meteen verandert mijn droom in een nachtmerrie, want mijn engel, mijn prins op het witte paard (al heb ik liever een zwart exemplaar), en bovenal, mijn tweelingbroer Bill, kijkt beschaamd weg. Dan staat hij op en loopt de kamer uit, om binnen twee minuten terug te komen en ‘Ontbijt over een half uur, kom niet eerder in de keuken!’ te roepen. Dit is of een hele vreemde droom, of de duizendmaal vreemdere werkelijkheid.
Ik zit, nog steeds wat versuft, op de bank in de woonkamer. Over mijn boxershort heb ik één van mijn T-shirts aangetrokken. Bill heeft een briefje op de keukendeur geplakt: ‘Werkplaats van de Kerstman en zijn gevolg, kerstverrassing in aanbouw. Verboden toegang.’ en zo braaf als ik ben, luister ik ook. Uit verveling zet ik de televisie aan. Ik zap langs de zenders, maar vind niets wat me kan boeien. Het zijn alleen kerstfilms, kookprogramma’s en nieuwsuitzendingen. Waarom wilde Bill op tweede kerstdag zo nodig thuis zijn? Met één druk op de afstandsbediening flitst het scherm weer uit. Verveeld staar ik uit het raam. Met mijn linkerhand probeer ik een gaap te onderdrukken. Hoe zou het zijn om buiten door de sneeuw te lopen met Bill? Om ergens stil te staan, en niets te zeggen, alleen hij en ik. Om hem dan te kussen, op zijn bevroren maar nog altijd zachte lippen? Diep in zijn hazelnootbruine ogen te kijken, en zachtjes ‘Ik hou van jou’ in zijn oor te fluisteren? Een lange zucht verlaat mijn mond. Vergeet het Tom, hij is je tweelingbroer. Op dat moment voel ik ineens twee warme handen op mijn schouder.
‘Het ontbijt is klaar.’
Ik kijk achter me en zie Bill staan. Hij heeft zijn wenkbrauw opgetrokken en een scheve lach op zijn gezicht. Mijn ogen glijden van mijn broertje naar mijn beste vriend.
‘Fuck,’ fluister ik, bijna onhoorbaar, als ik de enorme bobbel onder mijn shirt zie.
‘Mooie ochtenderectie,’ merkt Bill op. Meteen word ik knalrood. Ik sta op en loop de keuken in, met Bill vlak achter me. Zodra ik goed en wel binnen ben valt mijn mond open. De hele keuken is versierd en de tafel staat vol met lekkere dingen.
‘Oh my, Bill heb jij dit gedaan?’ Meteen draai ik me om. Verlegen knikt hij. Ik lach en knuffel hem dan, net zoals vroeger. Voor hem lijkt het zo gewoon, maar voor mij is het alsof mijn honger naar hem even gestild wordt. Een snelle giechel ontsnapt uit zijn mond als hij me loslaat.
‘Zullen we gaan eten?’ Ik knik instemmend en loop naar de overvolle ontbijttafel.
‘Zeg Bill, ik hoop niet dat we dit allemaal moeten opeten?’
Ik zet het laatste bord in de vaatwasser en schuif hem dicht.
‘Zo,’ zeg ik terwijl ik weer overeind kom. Mijn tweelingbroer, die net nog vlak voor me stond, is weer eens verdwenen. Dramatisch rol ik met mijn ogen.
‘Bill?’ Meteen komt hij de keuken ingestormd, met in zijn handen onze jassen. Vragend kijk ik hem aan. Hij rolt met zijn ogen en richt zijn hoofd op het raam.
‘Nou Tom, mocht het je nog niet opgevallen zijn, het sneeuwt. En ik heb zojuist besloten dat wij samen naar buiten gaan.’ Verbaasd staar ik hem aan. Dit komt iets te dicht in de buurt van mijn fantasie, al had ik het van Bill kunnen verwachten.
‘Ja, maar Bill, hierin kan ik niet naar buiten, tenzij je wil dat ik doodvries.’ Een scheve grijns verschijnt op zijn gezicht. Een paar seconden blijft hij zo staan, maar dan herstelt hij zich weer.
‘Inderdaad, je kunt je beter gaan aankleden.’ Opgelucht zucht ik, al zal ik zo toch naar buiten moeten.
Met een knal sluit Bill de deur van het appartementencomplex achter ons. Samen lopen we over de besneeuwde stoep. De straten zijn verlaten, ondanks dat er gestrooid wordt tegen de gladheid is het moeilijk rijden. Bill pakt me vast bij mijn pols en trekt me mee.
‘Waar gaan we heen?’ vraag ik aan hem, maar hij antwoordt niet. Als een mak schaap loop ik achter hem aan. We gaan door allerlei straatjes en steegjes, maar zien niet veel mensen. Uiteindelijk komen we aan bij het park en Bill begint langzamer te lopen. Hij laat mijn pols los en we lopen rustig naast elkaar. Nog steeds zeggen we geen woord. We lopen alleen maar, met de krakende sneeuw onder onze voeten. Dan komen we aan bij een open plek. Bill blijft staan, ik ook. Als ik me omdraai, zodat ik Bill kan zien, krijg ik een hele lading sneeuw in mijn gezicht. Snel veeg ik het weg. Ik pak een beetje sneeuw van de grond en maak er een bal van. Met de bal ren ik achter mijn, inmiddels op de vlucht geslagen, broertje aan. Vlak voor hij zich achter een boom verschuilt, gooi ik mijn sneeuwbal tegen hem aan. Raak!
Lachend laten Bill en ik ons op een besneeuwd bankje vallen. Een paar seconden lang zijn we stil, dan kijken we elkaar aan en schieten weer in de lach. Allebei zitten we onder de sneeuw. Deze momenten, daar leef ik voor. Momenten waar we onszelf kunnen zijn. Momenten zonder camera’s of schreeuwende fans. Bill staat weer op en klopt z’n broek af.
‘Kom je Tom?’ Er klinkt een ondeugende ondertoon in zijn stem. Hij is iets van plan, ik voel het. Maar het frustrerende is dat ik niet weet wat. Ik duw me omhoog en loop naast Bill naar de uitgang van het park. Zo lopen we samen door de stad, over de nog steeds verlaten stoep. Drie straten voor we thuis zijn pakt Bill me opeens vast bij de mouw van mijn jas. Hij trekt me opzij, een steegje in. Zo staan we daar, roerloos en zwijgend. Opnieuw vallen kleine, witte sneeuwvlokjes naar beneden. Ik zie hoe Bill diep ademhaalt, alsof hij iets belangrijks wil zeggen, maar het blijft stil. Langzaam loopt hij naar me toe. Als hij vlak voor me staat brengt hij zijn gezicht steeds dichter naar dat van mij. In zijn hazelnootbruine ogen zie ik spanning. Onze neuzen raken elkaar bijna. Gaat hij...?
Voor ik het goed en wel doorheb drukt hij zijn zoete, zachte lippen op de mijne. Een bom van vlinders ontploft in mij. Nog nooit eerder voelde ik me zo goed. Voor ik het echt door heb is het weer over. Hij trekt zijn hoofd terug en staart naar de grond.
‘Bill,’ is het enige woord dat mijn lippen kunnen vormen. En de enige die het hoort is hij. Voorzichtig kijk hij op.
‘Tom.’ Zijn stem is helder maar zacht. Ik weet dat dit geluid alleen voor mij bedoeld is. Alleen voor mij. Voorzichtig breng ik mijn gezicht naar dat van hem. We kijken elkaar aan in onze identieke, hazelnootbruine ogen. Onze neuzen raken elkaar bijna. En dan gebeurt het, ik druk mijn lippen tegen die van hem. Zacht, en voorzichtig. Dit voelt zo goed, alsof we voor elkaar gemaakt zijn. En misschien is dat wel zo. Ietwat aarzelend laat Bill zijn tong langs mijn lippen gaan. Ik open mijn mond om hem binnen te laten. Voorzichtig voel ik zijn tong naar binnen glijden. Verkennend gaat hij door mijn mond. Zijn tong speelt met de mijne, lokt hem van de ene naar de andere kant. Langzaam trekt hij hem terug, en ik ga achter hem aan. Hij kreunt zachtjes als ik met mijn tong langs zijn piercing ga. Ik trek mijn tong terug en maak me los van hem. Zo staan we daar. Twee broers die elkaar stevig vasthouden. Om ons heen vallen de grote sneeuwvlokken met bakken uit de hemel, en zelf zijn we ook aardig wit.
‘Ik hou van je,’ fluistert Bill in mijn oor. Ik leg mijn hoofd op zijn schouder, genietend van zijn geur.
‘Ik ook van jou.’ Langzaam duwt hij me van hem af, zodat ik hem aan kan kijken. Zijn ogen zijn anders. Behalve de prachtige diepbruine kleur, kun je er nu ook iets anders in zien. Een twinkeling. Een twinkeling van geluk.
‘Kom op, we gaan naar huis.’ Hij slaat zijn arm om mijn middel en ik doe hetzelfde. Zo lopen we het steegje uit, terug naar de straat. Terug, naar ons nieuwe leven.
Reacties:
Awwww ._.
je zou egt niet zeggen dat het je eerste TC is
hij is echt goed <3
oww, die is lieeeef!!!!
je zou echt niet zeggen dat dit je eerste TC is!!
Het is echt mooi!!
Prachtig! echt waar, mooi geschreven!