Hoofdcategorieën
Home » Overige » De Elementen - De aardleerling - » Hoofdstuk 14: De Taj-Chan Clan
De Elementen - De aardleerling -
Hoofdstuk 14: De Taj-Chan Clan
Kuro opent zijn ogen maar zijn hoofd doet te veel pijn. Hij kan zich niet herinneren wat er gebeurd is de laatste 50 minuten. Met veel wilskracht opent hij toch zijn ogen. Hij kijkt recht voor hem uit en ziet dat Jako aan een paal gebonden staat. Hij glimlacht zacht naar Kuro. Kuro die geen flauw idee heeft waar hij is, hij probeert te praten met Jako. Maar plots merkt hij dat hij een prop in zijn mond heeft. Hij kan niets zeggen! ‘Wat is er gebeurd?’ Denkt hij stil. Waren ze in een val gelopen? Wanneer Kuro probeert de omgeving te bekijken voelt hij een harde klop op zijn hoofd opnieuw wordt alles zwart voor zijn ogen. In de verte hoort hij nog de kreet van Jako die waarschijnlijk hetzelfde heeft gekregen. Kuro probeert wakker te blijven en naar de stemmen te luisteren maar het lukt hem niet. Hij valt in slaap.
Na enkele uren stilte komt Kuro opnieuw bij zijn positieven. Nu hij waakzaam is probeert hij zich eerst los te knevelen voordat hij ook maar een schijn van beweging toont. Maar wanneer hij zich los van de paal wil rukken merkt hij op dat hij niet langer aan de harde houten paal hangt maar in een lekker zacht bed ligt dat gevuld is met stro. Hij strekt zijn hand uit op zoek naar iets hards iets dat op aarde lijkt zodat hij kan sturen. Zijn hand gaat onopgemerkt van het bed af en tast in het niets naar aarde. Plots voelt hij het, hij raakt de aarde aan. Hij voelt trillingen. Dit heeft hij nog nooit meegemaakt. Hij voelt trillingen! Zou dit kunnen beteken dat er iemand in de buurt is? Opnieuw probeert hij de trillingen te voelen. Deze keer zijn ze duidelijker. Kuro besluit om zijn ogen hard te sluiten en even alleen maar aan de trillingen te denken. Alsof een mysterieuze kracht er mee gemoeid is vervormt het zwarte niets in Kuro’s ogen in een duidelijk beeld van de kamer waar hij is. De trillingen zijn afkomstig van een vrouw die naast hem aan het breien is. Kuro ziet de kamer niet echt , hij ziet de vrouw het sterkst maar dankzei de weerkaatsing van de trillingen kan hij zachte randen zien waardoor hij kan afleiden hoe de kamer er uit ziet. Hij trekt zijn hand terug naar zichzelf en opent zijn ogen. Wanneer hij zijn ogen opent merkt hij dat alles wat hij met zijn handen gezien heeft correct is. Kuro heeft een nieuwe kracht gevonden! Na enige tijd merkt de vrouw dat Kuro wakker is, ze glimlacht naar hem. Meteen gaat Kuro recht zitten en wanneer zijn voeten contact maken met de grond steekt hij de vrouw vast in een stuk aarde. Alleen haar hoofd is zichtbaar. Kuro probeert zoveel mogelijk uit haar te krijgen:
‘Waar ben ik?’
‘Wie bent jij?’
‘Waar is mijn paard?’
‘Waar is mijn vriend Jako?’
‘Waarom heb je ons gevangen?’
Nog voordat de vrouw kan antwoorden gaat de deur va het huisje open. Een grote man komt binnen en steekt zijn hand in de lucht , langzaam spreekt hij iets uit en grijpt zijn hand toe om lucht. Meteen wordt Kuro door een onzichtbare hand bij de keel gegrepen en krijgt hij geen adem meer. De man stampt met zijn voet op de grond en het stuk steen waar de vrouw in zit verbrijzeld. Langzaam kan ze weer ademen. De man kijkt met grote ogen naar Kuro en even daarna lost hij zijn magische greep. Ook Kuro kan nu weer ademen. Dankzei de magische wurging van de man weet Kuro dat het geen zin heeft om zich te meten met zo’n krachtig persoon. Wanneer Kuro weer opkijkt ziet hij naast de man een gedaante opdagen, het is zijn vriend Jako. Met een grote glimlach kijkt hij recht in de ogen van Kuro. Kuro kijkt verbaast terug.
‘Hoi , maatje! Hoe voel je je?’ Vraagt Jako met een glimlach.
Kuro kijkt hem stroef aan. ‘Wat gebeurd er? Jako? Eerst waren we gekneveld aan een paal en nu sta ik hier in een onbekend huisje waar een vrouw over me waakt?’
Het is niet Jako die antwoordt maar de mysterieuze man.
‘Beste vriend, ik wil je even zeggen dat wij jullie geen kwaad doen! Wij dachten eerst dat jullie naar onze stam op zoek waren zodat je ons kon elimineren! Gelukkig kwam je vriend wakker nog voor we jullie in de ‘put Des Doem’ hebben gesmeten.
De man kijkt naar Jako glimlacht even en bevestigd zijn zicht weer op Kuro.
‘Sorry… Ik heb mezelf nog niet voorgesteld! Ik ben Owaki, heerser van de Taj-Chan clan! Wij zijn een groep krijgers die in de bossen wonen ver weg van de bewoonde wereld. Wij zijn gespecialiseerd in het sturen via je geest. Maar voordat ik je meer ga vertellen wil ik je even rondleiden in ons stadje.
Kuro loopt aan de rechterkant van Owaki en Jako aan de linkerkant. Jako die blijkbaar al gekend is in het dorp wordt vaak aangesproken of begroet door een inwoner van de stam.
Wanneer Kuro, Owaki en Jako aan een groot gebouw komen die bestaat en opgebouwd is uit geharde leem en een dak van stro.
‘Ons stadhuis, ook wel onze verzamelplaats genoemd. Als je ooit hulp nodig hebt kan je me hier altijd vinden.’ Zegt Owaki trots.
Na enige tijd naar het machtig grote bouwwerk te kijken besluit Owaki om hun verder te begeleiden door hun dorpje. In het midden van het dorp achter een grote fontein die omarmt is door wel vier reusachtige beeldhouwwerken die bestaan uit mannen van de stam die een of andere sturing afbeelden. Het gebouw zelf ziet er exact hetzelfde uit al het stadhuis van de stam. Alleen was er een klein verschil , het zag er warmer uit , net alsof er stoom uit het dak kam of uit iets dat de rookuitlaat moest voorstellen. Owaki kijkt nu met een nog grotere glimlach naar Kuro en Jako. Hij gebaard dat ze naar binnen moeten gaan en hem moeten volgen. Wanneer de deur van het huis voor hen open wordt gedaan zegt Owaki dat het gebouw een badplaats moet voorstellen. De kamer waarin ze nu staan lijkt echter niet op een badplaats, de muren zijn somber en laten lucht door. In het kamertje staat alleen een klein tafeltje en enkele stoelen. In een van de stoelen zit een oude man met een stoffen doek rond zich. Owaki loopt naar hem toe en begroet hem, hij praat even met de man terwijl Jako en Kuro staan rond te kijken om toch iets proberen te vinden dat kan aangeven of ze nu eigenlijk in een badplaats zitten. Wanneer ze alle twee de hoop opgegeven hebben en plaats hebben genomen op een stoeltje bij de tafel roept Owaki hen om hem te volgen. Hij loopt door een deur die Kuro en Jako nooit eerder opgemerkt hebben? Wanneer Owaki de deur opent komt er een grote wa lm van stoom naar waar Kuro en Jako staan. Wanneer ze uiteindelijk de deur achter hen sluiten staan ze voor een veel grotere ruimte dan dat het gebouw hen ten toon stelde. Het was alsof er magie mee gemoeid was om de reusachtige badplaats vanbuiten kleiner te laten lijken. De badplaats zelf ziet er veel mooier en rijker uit dan het voorkamertje. De wanden zijn allemaal bedekt door kleine tegeltjes die versiert zijn met kleine onbenullige maar toch oogverblindende frutseltjes. In de kamer zelf is het zeer warm, al wist Kuro niet waarvan die warmte komt. In het midden van de ruimte zit een reusachtig zwembad die omringt is door kleine rustbanken waarvan sommligen bezet waren door mannen die een masseuse konden betalen. Owaki toont Kuro en Jako ook de ruimtes naast de grote badplaats waar je je eigen privé bad hebt en alleen kan genieten. Owaki zegt ook dat Kuro en Jako die altijd gratis mogen gebruiken tot ze weer vertrekken.
‘Waarom tot we vertrekken? Wie zegt dat we hier lang zullen blijven?’ Vraagt Kuro nieuwsgierig.
Opnieuw kijkt de man op en staart Kuro recht in zijn ogen aan.
‘Wij weten dat jij de Verlichte bent. Waarom je hier langer zal blijven zal je zo duidelijk worden.’
Wanneer Kuro, Owaki en Jako voor hun laatste gebouw staan waarmee ze hun rondleiding afronden staart Jako met grote ogen naar de mannen die in een put staan - vol met aarde weliswaar - en hij port Kuro hevig in zijn rechterarm. Kuro die nog steeds bezig is in gesprek met Owaki zwijgt abrupt wanneer hij de pijn in zijn rechter arm voelt. ‘Auw!’ zegt hij, ‘ Wat is er Jako , wat is zo belangrijk dat je mij er voor pijn moet doen?’ Wanneer Owaki nu ook rustig tegen Kuro zegt dat dit het belangrijkste gebouw is waar zij de komende dagen zullen zijn Begint er plots een lampje te branden in Kuro’s hoofd. Dit moest wel de aardesturingsschool van de Taj-chan clan zijn. Owaki begint over de geschiedenis die het gebouw heeft meegemaakt. Kuro mert op dat Jako elke zin , elk woord , elke letter die Owaki zegt over het aardesturen in zich opneemt alsof hij een hardwerkende mijnwerker is.
Na wat voor Kuro wel een kwartier duurde, Owaki was immers nog altijd bezig met zijn verhaal over de sturingsschool, kijkt hij op naar de hemel. De grote witte maan stond al blinkend boven hem. Hij wist dat het nu al middernacht moest zijn.
‘Owaki... Ik vind je gesprekt zeer boeiend en zo...maar kan je ons vertellen waar onze slaapplekken zijn?’ Vraagt Kuro bijna smekend aan Owaki.
‘Sorry jongens, is het al zo laat! Ik was de tijd even uit het oog verloren. Kom, volg me. Jullie slaapplaatsen zijn hier niet ver van.’
Wanneer Kuro de deur opent van het kleine maar toch knusse en gezellige kamertje ziet hij dat er 2 bedden zijn opgemaakt. Eén voor Kuro en waarschijnlijk ook één bed voor Jako. Kuro Merkt dat Jako traag zijn kleding afdoet. Maar daar heeft Kuro geen zin in, hij is moe. Wanneer zijn handen het bed raken valt hij als een blok in slaap.
Die nacht droomt Kuro over al de dingen die hem al overkomen zijn. En ook een mysterieus meisje komt telkens terug in zijn droom.
Even verder van het bed van Kuro ligt Jako met een glimlach van oor tot oor rustig te slapen.
Sorry dat het lezen zo lang duurde
Maar het is een erg leuk stuk ^^
Hmm, waarom moet hij hier langer blijven?
Laat me niet te lang in spanning
en zet er snel een nieuw deel op (: