Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Zwischen die Welten » Hoofdstuk 6
Zwischen die Welten
Hoofdstuk 6
Ik weet zeker dat de rit nog nooit zo snel gegaan is. Misschien hebben we een andere route gereden, misschien rijdt Claudette langzamer, of misschien wel beiden. Jeannette weet de weg naar mijn huis zonder enige aanwijzingen te vinden, dat geeft me een beetje een ongemakkelijk gevoel. Alsof ze dit aanvoelt, begint ze erover te praten.
‘Je wilt niet weten hoe vaak we hierheen gereden zijn.’
‘Nee, ik denk dat ik die informatie inderdaad niet hoef.’ Dat antwoord had ze duidelijk niet verwacht. Ze richt al haar aandacht op het parkeren. Zodra ze stil staat vlieg ik de auto uit, naar mijn voordeur. Deze is amper open of Bill komt, zoals gewoonlijk, op me afgestormd.
‘Tom! Je bent ongedeerd!’ Zijn grijns verstomd zodra hij Jeannette in de deuropening ziet staan. Ik gebaar naar haar dat ze binnen moet komen, sluit de deur en knip het licht uit.
‘Ze hoeven niet te weten dat er mensen thuis zijn, we gaan wel in de keuken zitten.’ Ik zie Bills gestalte naar de woonkamer lopen, om daar ook de lichten uit te doen. Ik leid Jeannette naar de keuken, opgelucht dat ze die niet zelf weet te vinden. Zodra we met zijn drieën aan de keukentafel zitten, kijkt Bill me vragend aan. Zijn ogen zeggen genoeg: Hij wil weten wat Jeannette hier doet.
‘Ik weet dat je hier niet op gerekend hebt, broertje. Maar dit is Jeannette. Zonder haar had ik hier waarschijnlijk niet gezeten.’ Het meisje bloost. Dat heb ik haar nog nooit zien doen.
‘Hoorde ze bij haar?’ Bill spreekt het laatste woord met druipende afschuw uit. Jeannette wordt nog roder en staart naar het tafelblad. Zodra Bill merkt dat hij geen antwoord gaat krijgen, richt hij zich tot mij.
‘Wat doet zij in ons huis? Ze hoort bij haar.’
‘Hoorde.’ Brengt Jeannette bijna onverstaanbaar uit.
‘Ook goed. Ze hoort hier niet, Tom.’
‘Accepteer het maar gewoon, broertje. Of je neemt ons beiden in huis, of je gooit ons er beiden uit.’ Bill en Jeannette kijken me beiden verwonderd aan.
‘Meen je dat?’ Vraagt Jeannette ontzet.
‘Ja,’ zeg ik, zekerder dan ik me eigenlijk voel, ‘Dankzij jou zit ik hier, ik kan je nu niet meer laten stikken.’
‘En dus kies je voor haar?’ Bills stem klinkt eerder gekwetst dan boos.
‘Nee, ik kies voor jullie beiden. We zijn hier toch met zijn drieën? Ik ben niet van plan om weg te gaan, of iemand weg te sturen.’ Er valt een stilte.
‘Hoe weet je zeker dat ze niet meer bij hen hoort? Voor hetzelfde geld is ze nu een spion van binnenuit.’ Hier weet ik eigenlijk geen antwoord op.
‘Dat weet je niet. Niet als je me niet vertrouwt. Ik kan je vertellen, beloven en zweren dat ik niet meer bij hen hoor, maar ik denk niet dat je me zult geloven. Maar wat hebben ze aan een spion van binnenuit, als deze geen contact met ze kan opnemen? Weinig tot vrijwel niets, lijkt mij. Zolang ik het huis niet uit ga, en geen toegang heb tot de telefoon, het internet of welk ander communicatiemiddel dan ook, kan ik voor Claudette weinig betekenen.’ Vervolgens haalt Jeannette haar zakken leeg. Mobiel, MP4-speler, sleutels en een paar muntjes: Alles komt op de keukentafel te liggen.
‘Iemand nog behoefte om me te fouilleren?’ Ik ben helemaal verbijsterd. Jeannette is altijd een heel stil meisje geweest. Ik vraag me af waar dit allemaal vandaan kwam. En alsof het nog niet erg genoeg is, mengt Bill zich ook nog even in het gesprek:
‘Ze kan in de logeerkamer verblijven.’
Bill is toch zo'n schatje. Extreem bezorgd om Tom. Dat is zo lief.
Oh, trouwens, lekker slim om die auto voor het huis te laten staan. Claudette kent die auto nu toch zeker al wel, en dan, nee, mag niet!
Tom moet in veiligheid blijven!
(Want hij is te knap om te sterven )