Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » Schrijfwedstrijd 2 » Knielen op een bed violen

Schrijfwedstrijd 2

28 jan 2010 - 22:58

1538

5

315



Knielen op een bed violen

Lui zit ik te kijken naar de vrouw op het podium. Mijn moeder heeft mij tegen mijn zin meegesleurd naar hier- ze wou nog eens een moeder zoon moment, het was zo lang geleden sinds ik op kot zit. Verveeld kijk ik rond mij heen, ze moet niet verwachten dat ik dit boeiend vind. De violiste begint met een stokje over de snaren te strijken, en een applaus is het gevolg hiervan. Ik zucht en heb meteen zin om mijn iPod uit te halen en naar luide Electro te luisteren, maar ik houd me in. Nutteloos leg ik mijn hoofd in mijn hand, wachtend tot het stuk gedaan is. Uiteindelijk ebben de noten weg en ik zucht opgelucht. Eindelijk is ze- oh crap.. Ze begint aan nieuw stuk. Sneller deze keer, heviger. Ik besluit toch even naar haar te kijken, en haar ogen vangen de mijnen. Haar armen bewegen sierlijk, en alles wijst erop dat ze kalm is, maar haar ogen schieten vuur. Het is alsof ze mij probeert te overtuigen, onder de indruk probeert te brengen. Ik trek even mijn wenkbrauwen op, maar dan dringt haar vioolspel tot mij door, alsof het een geluidsbarrière doorbreekt. Ik raak in een soort trance, alsof mijn geest mijn lichaam verlaat, en ik ontdek een wereld die daarvoor altijd onbekend was voor mij. Losse noten vormen klanken, die op hun beurt door mijn fantasie worden omgezet in beelden. De muziek wordt krachtiger en luider, en zo mijn fantasie ook. Ik zie haar -en de noten vloeien zachtjes weg, samen met het applaus van de zee van mensen in het theater. Ik wil haar- en hoor haar ‘thank you’ zeggen tegen de mensen. Ik voel haar blik- en kijk haar aan. Ze lijken mij iets te vertellen, en nog voor ik het goed en wel ontcijferd heb, is ze alweer verdwenen in de coulissen.

Twintig minuten na haar viool concert ben ik backstage binnengeraakt. Daar staat ze met haar witte vest aan, en een handtas in haar handen. Ze staat daar gewoon, niet wachtend of ongeduldig. Een glimlach vormt zich op haar gezicht bij het zien van mijn vertoning en ze knikt. Rustig haakt ze haar arm in de mijnen, en neemt ze me mee naar buiten. We wandelen een poos zwijgend door het park, terwijl de maan en de sterren over ons waken. Naast ons verschijnen er weer huizen met auto’s geparkeerd voor de deuren. Ze stopt bij een oude volkswagen en glimlacht als teken dat ik mag instappen. Zwijgend rijden we, met als enige geluid op de achtergrond de ronkende motor. Na enige tijd stopt ze aan een hotel langs de snelweg. Ik stel geen vragen, en zij geeft geen verklaringen. Mijn hart bonst in mijn keel bij de gedachten die zich in mijn hoofd afspelen. Ze neemt mij mee naar het tweede verdiep, waar ze voor een vaal witte deur wacht, waar het kamernummer al lang van is versleten.
Als de deur open is, hangt ze haar jas op de kapstok, en gaat ze op het bed zitten, waarvan het dekbed ooit roze moest zijn geweest. Onwennig hang ik mijn jas naast de hare, en ga ook op het zitten met opgetrokken knieën. Met grote blauwe ogen kijkt ze me aan, en begint dan uit het niets te vertellen. Haar stem is even zuiver als die van haar viool. Ze vertelt over haar wereld waarvan ze me daarnet een stukje van heeft laten proeven. Ze vertelt hoe vredig haar wereld is, waar alleen valse noten haar vijanden zijn. Over hoe haar plek is opgebouwd uit toonladders, en iedereen zijn eigen stuk er componeert. Over hoe iedereen respectvol met elkaar omgaat, en niet verteld hoe en wanneer je welke noot moet spelen. Haar stem blijft rustig en kalm, ook al praat ze over hoe ze deze wereld haat. Ze haat de mensen die allemaal hetzelfde zijn, en doen wat het boekje hun voorschrijft. Ze verafschuwt de menigte die alles vervuild, en de natuur vernielt. Ze verafschuwt de dokters, ziekenhuizen en alles wat daar mee heeft te maken. Uiteindelijk stopt ze met praten, terwijl mijn lippen branden om er meer vragen over te stellen. Als antwoord kust ze de mijne, lang en teder. Haar liefkozingen worden steeds heviger, en uiteindelijk liggen onze kleren vergeten op de grond. Ze bedrijft de liefde zoals ze haar viool bespeelt: vol met passie en warmte. Haar vingers glijden over mijn lichaam zoals ze dat met haar strijkstok bij haar snaren doet. Haar ogen zijn dicht, en ik weet dat ze hier niet is bij mij, maar in een wereld hier ver vandaan…

Als ik wakker word piept de zon al door de stoffige gordijnen. Ik rek me uit, maar voel geen warm lichaam tegen mij aangedrukt, in tegenstelling tot deze nacht, toen ik in slaap viel. Zoekend naar leven kijk ik rond mij heen, maar er is niemand te bekennen. Ik schiet in mijn kleren, en ren naar beneden, de deur open latend op een kier. Aan de receptie weet de vrouw mij te zeggen dat ‘madame’ deze morgen vroeg is vertrokken, uitgechecked en heeft betaald. Ik loop terug naar boven met mijn gedachte ergens anders, waardoor ik de troostende blik van de receptioniste niet zie. Als ik terug op de kamer kom, is het eerst wat ik zie het briefje op het nachtkastje, waarop in sierlijke letters is geschreven:
‘Als het even niet meer gaat, ben je altijd welkom in mijn wereld’ met daaronder een telefoonnummer.

Weken gaan voorbij, op het zelfde ritme zoals altijd. Opstaan, lessen zitten, naar huis gaan en slapen. Woensdag en donderdag avond naar de hockey training, en vrijdag avond met vrienden naar het plaatselijke café. Ik ontmoet meisjes die komen en gaan, maar er is niemand zoals haar. Als mijn vrienden vragen hoe ze noemt, schud ik mijn hoofd, waar door mijn krullen zachtjes meebewegen. Dan lachen ze en slaan mij op mijn schouders, met als commentaar dat ik met mijn hoofd in de wolken zit van een meisje waarvan ik haar naam niet eens weet. Lachend schud ik dan weer mijn hoofd en zeg dat de naam ‘haar’ genoeg is.

Ik word wakker en voel dat het moment is. Iets in mij zegt dat ik haar moet nu moet bellen. Het briefje zit nog steeds waar ik het laatst heb gestoken: in mijn portefeuille achter mijn identiteitskaart. Ik draai het nummer en het gaat een paar keer over. Net als ik teleurgesteld wil toeleggen, neemt er iemand op.
‘Hallo’ Ik kijk verbaasd naar de telefoon, dit is niet haar stem, deze is.. harder.
‘Ja.. Hallo’
‘Zoek je Lena?’ Ik bijt op mijn lip, hier had ik niet aan gedacht. Maar Lena.. Ja. Lena past bij het bruine haar en de blauwe ogen.
‘Ja, ik zoek Lena.’
Ik hoor de persoon aan de andere kant van de lijn zuchten, ‘Lena is.. Lena is weg.’
‘Weg?’ Een krop vormt zich in mijn keel. Weg… ze bedoelt vast weg naar een ander land. Naar Amerika, om door te breken met haar viool. Maar dat klinkt helemaal niet als haar, en iets in mijn hoofd zegt ook dat ze niet weg maar weg is.
‘Ja… weg.’ En er valt een stilte. Niet een stilte zoals bij haar, maar een pijnlijke, ondraaglijke lange stilte. Uiteindelijk begint de andere stem aan de lijn te spreken:
‘Lena zag haar lichaam als een viool. Altijd heeft ze zwakke nieren gehad, en ze zou donor nieren moeten krijgen, maar dat wou ze niet. Ze zei tegen ons dat.. dat je snaren niet moet vervangen. Je kunt het wel- maar de viool zal nooit meer spelen als daarvoor. Het beste wat je kan doen, is het aan de muur hangen en het zien als een mooie herinnering.’
De krop in mijn keel wordt steeds groten en ik pers eruit: ‘Ja.. dat klinkt als haar.’
Er vormt zich weer een stilte, en deze keer voel ik mij verplicht om hem te verbreken.
‘Heb je soms.. is ze begraven?’
‘Ja, wacht even, dan dicteer ik je het adres.’
Ze geef het adres door, het is een bos, dichtbij haar geboorte plaats. Ze wou niet begraven worden naast de mensen wie ze haatte, ze wou liggen op de plaats die het dichtst bij haar eigen wereld was.

Ik sta ervoor. Na de telefoon ben ik meteen vertrokken naar deze plaats. Mijn warme tranen spatten op het witte marmeren graf, en het dringt nog steeds niet helemaal tot mij door. Het kan niet waar zijn - niet mijn ‘haar’, niet mijn Lena. Er wellen meer tranen op en mijn zicht wordt troebel. Met de rug van mijn hand veeg ik ze uit mijn ogen. Ik bijt op mijn lip om te voorkomen dat er meer komen, maar tevergeefs. Ze vallen een voor een op haar begraafplaats, en pas nu merk ik de tekst die erin is gegraveerd. Ik ga op mijn knieën zitten om het beter te kunnen lezen

“Zonder snaren kan een viool niet spelen..”¯

Met daaronder twee violen waar van de krullen gekruist zijn over elkaar. Zuchtend sta ik recht- ik weet zeker dat ze nu daar is, daar in haar in haar wereld waar de enige vijanden haar valse noten zijn, daar waar ze gelukkig is.
En ik kniel voor een laatste keer op een bed violen..

Met dank aan Emilie Autumn, die met haar viool een grootte inspiratie bron was..


Reacties:


DreamWriter
DreamWriter zei op 22 april 2010 - 21:40:
Is het de bedoeling dat ik nu -nu als in NU- nog iets zinnigs uit mijn mond krijg?
Ik bedoel maar: daar zal ik niet in slagen.
Sjee, als ik óóit nog iets zinnigs kan zeggen zal het al een hele prestatie zijn.

Ari.
Hoe kon ik ooit over jouw verhalen kijken?
Diepe, diepe schande.

Dikke zoen,
Zoef


Discoverxme
Discoverxme zei op 10 feb 2010 - 15:28:
Dit was echt heel erg mooi..
Als je het begin leest, zou je écht niet verwachten dat dit op het einde gebeurd.
Mooi geschreven!

xx


xNadezhda zei op 29 jan 2010 - 10:02:
Oh Arii, hoe kun je nou denken dat ik NIET geinteresseerd ben? <3
Ik zit op een schoolcomputer en ik weet niet waar de puntjes zitten o.o

Ik vind het prachtig.
Hell, Arii, je zou toch moeten weten dat je prachtig schrijft! ^^
Everybody agrees with me. =D

Die laatste zin, oh man.
Brok in m'n keel.

ily


Kayley
Kayley zei op 29 jan 2010 - 8:37:
Wow Ari, dit is denk ik de eerste keer dat je me laat huilen. Dit is fantastisch.
Iets in mij zei dat dit ging gebeuren, de titel ook. En toch had ik het niet écht verwacht.
Je hebt mijn grootst mogelijke bewondering<3


missxangel
missxangel zei op 28 jan 2010 - 22:59:
Wow dit is zo mooi en zoveel beter dan mijn stukje?!
Je hebt het echt mooi geschreven.
Iedereen in deze wedstrijd is gewoon zo goed ><
Er moet wel gefraudeert zijn als ik doorga?!?

xx.