Hoofdcategorieën
Home » Overige » Esperat & Meredith [Fantasy] » Proloog
Esperat & Meredith [Fantasy]
Proloog
Zijn voetstappen klonken hol op het paadje, dat kronkelend tussen de donkere bomen liep. De wind deed de kruinen zachtjes waaien, blies hem in zijn oren en verbande bijna elk ander geluid. De zon straalde zwakjes tussen het bladerendek door, hier en daar viel een streep zonlicht op de beige kiezeltjes.
Hij droeg een stoffen broek, daarboven een simpel T-shirt en een versleten, leren jack. Op zijn rug hing een jutten zak, het touw waarmee het vastgeknoopt was, lag over zijn schouder en sneed in zijn hals.
Voldaan over het werk dat hij verricht had op het veld en de beloning die hij ervoor gekregen had, verhoogde hij zijn tempo. Die avond was het feest, dacht hij en glimlachte.
De bosnimfen zongen hun mooiste lied voor hem, een combinatie van hoge klanken en bosgeluiden. Altijd al werd hij gefascineerd door die oogverblindende, vliegende wezentjes. En tot zijn trots mocht hij Arabelle, een bosnimf die in de wouden van Agharet woonde, een vriend van hem noemen.
Oranje licht belichtte het uiteinde van het pad. Hij vroeg zich af waarom ze de vuurkorven hadden aangezet, het was immers nog niet donker. De schemering school al achter de horizon, maar doorgebroken was het nog niet.
Hij pulkte een beetje aan de vlecht van witblonde haren, die om zijn schouders lag, en voelde toen een verschroeiende warmte heel dichtbij. De hoek om en hij was thuis, maar een benard gevoel besloop hem. Oranje licht overdag, verschrikkelijke warmte in de lente, dat kon niet veel goeds betekenen.
Als aan de grond genageld stond hij daar, slechts een voet gezet op het gras dat zijn huis omringde. Het huis met het rieten dak en de houten balken, dat nu opgegeten werd door enorme, oranje en rode vlammen. Het knetterde en vonkte, de geur van benzine wikkelde zich om hem heen als een wollige deken.
En toen kliefde gegil door de warme, droge lucht. Esperat gooide de zak op de grond en stormde op het huis af, maar op een halve meter van de voordeur botste hij op een onzichtbare barrière. Hij werd de lucht in gekatapulteerd en kwam met een smak op de grond terecht, zijn longen werden samengeperst en moest piepend naar adem happen.
Toen leek alles voorbij, het vuur knapperde binnen zachtjes verder, de buitenkant van het huis stond nog overeind maar bestond enkel nog uit lagen as. Een zuchtje wind bedierf de pret, het huis stortte krakend in.
Een golf zwarte lucht spoelde zich over hem heen, angstig klemde hij zijn ogen toe. Zijn vingers boorden zich in de niet onzachte grond en deed zichzelf behoorlijk pijn, maar het voelde alsof hij zou verdwijnen mocht hij zich niet vasthouden.
Alles was weg. Zijn huis, zijn slaapkamer, zijn bezittingen, zijn enige familie, zijn herinneringen. Een eenzame traan rolde over zijn wang en viel op de grond, waar het in tienduizenden kleine fragmentjes met elk een betekenis barstte.
Zijn broertje. Net tien jaar, even witblond haar als hijzelf, en een echte kwajongen. Maar hij deed niemand kwaad, nooit niet.
Zijn zus. 21, zwanger. Het kindje gestorven nog voor het kon beginnen met het leven.
Zijn ouders, streng maar rechtvaardig. De beste leerschool.
Allemaal waren ze weg. Nooit kwamen ze nog terug, misschien in zijn dromen, maar dat was niet echt.
Hij hoorde herinneringen, de stemmen van zijn dierbaren, gelach van zijn broertje, gemompel van zijn zus.
Hij rolde zich op zijn buik en voelde iets prikken in zijn borst. Op trillende armen duwde hij zich overeind, steunde op zijn knieën en zocht de oorzaak. Een frommelig, donkerbruin pakje lag in zijn schaduw. Hij had het niet gevoeld toen hij neerkwam, noch toen hij daar een tijdje lag, pas toen hij zich had omgedraaid, had hij het gevoeld. Vreemd, heel vreemd, maar het drong niet tot hem door.
wat zielig voor hem
echt kei goed geschreven .
ik ben nieuwschierig naar het vervolg , post dus snel een nieuw stukje