Hoofdcategorieën
Home » Naruto » BANG~relation » ~A family~
BANG~relation
~A family~
Ik schrik wakker. Zweet stroomt met straaltje over mijn hoofd. Mijn ademhaling gaat te keer.
Iemand knijpt in mijn hand.
“Geen zorgen. Ik ben er.”ť
Ik kijk naar de persoon die naast mijn bed zit.
“Itachi…”ť
Hij glimlacht.
“Ga maar weer snel slapen. Je hebt je slaap nodig.”ť
Meteen zit ik rechtop in mijn bed.
“Nee! Ik wil geen nachtmerries meer!”ť
Itachi houd zijn hoofd een beetje schuin.
“Waar gingen die over?”ť
Ik sla mijn ogen neer.
“Over mijn verleden”ť zeg ik.
Zachtjes knijpt Itachi in mijn hand.
“Wil je het mij vertellen?”ť
Ik schud mijn hoofd.
“Ik snap het”ť zeg hij.
Even word er niets gezegd. Dan bedenk ik mij iets.
“Itachi? Waar hadden Kakuzu en Pain het over? Iets dat ik moest herstellen van een gevecht, of zo?”ť
Itachi kijkt mij even met een doordringende blik aan.
“Niet zo lang geleden kwam Deidara de woonkamer binnen rennen. Hij zei in paniek dat hij jou in je kamer in een soort van coma-achtig-iets aantrof en dat Kakuzu snel naar je moest komen kijken. Van Pain moest ik ook mee om te kijken met mijn Sharingan. Ik zei dat ik zag dat de verdoving van het AMBU-meisje nog niet was uitgewerkt en jou lichaam van binnen aan het verdoven was. Ik zei ook dat het vanzelf over zou gaan als je maar genoeg rust zou krijgen. Vandaar dat ze dingen zeiden over het gevecht.”ť
Dat… dat heeft Itachi verzonnen… voor mij…
Zou hij alles weten? Nee niet alles. Wel veel.
Zal ik hem toch mijn verleden vertellen? Nee, dat is nog pijnlijker dan wat er gisteren allemaal is gebeurt.
“Dank je…”ť zeg ik.
“Geen probleem. Ze geloven alles wat ik zeg. Dat is het fijne van niet liegen. Mensen geloven dan altijd wat je zegt zelfs als dat niet helemaal de waarheid is”ť zeg hij.
Daar zit wel wat in.
“Hoe is het met Deidara?”ť vraag ik.
“Over hem zou ik mij geen zorgen maken”ť zegt Itachi bot.
“Wat is er dan met Deidara?”ť vraag ik verbaast.
“Hij verdient jou gewoon niet. En Sasori evenmin.”ť
Dus Itachi weet kennerluk wel alles.
“Zeg dat niet! Ik hou van hem”ť zeg ik.
Itachi laat mijn hand los.
“Soms weet je niet wat voor verkeerde keuzes je maakt, Kumo”ť zegt hij.
Itachi loopt naar mijn deur.
“Ga je nu al weg?”ť vraag ik angstig.
Wat nou als mijn herinneringen weer terugkomen?!
Even zegt Itachi niets.
“Ja. Als je het met mij ergens over wil hebben, ik ben in mijn kamer.”ť
Met deze woorden verlaat hij mijn kamer.
Nu heb ik het zelf bij Itachi verpest! Het kan niet erger!
Ik weet dat ik eigenlijk op moet staan, maar mijn lichaam weigert gewoon. Ik moet opstaan! Straks van ik nog eens in slaap!
Maar toch sta op niet op. Dan gebeurd het gene waarvoor ik al vreesde.
Ik val weer is slaap.
Ik zit in de klas. Ik zit helmaal in het hoekje achterin.
Mijn senei vraag mij nooit wat, ook niet als ik mijn vinger zo hoog mogelijk opsteek omdat ik het antwoord weet. Dus steek ik ook nooit meer mijn vinger op.
Ik kijk door de ramen naar buiten. Een vogel vliegt langs. Ik wou dat ik een vogel was. In een warm nestjes met mijn broertjes en zusjes, met het gevoel dat mama en papa over mij waken en het beste van een vogel zijn, het vliegen. De wereld zou onder mij door zoeven.
Plotseling pakt iedereen zijn spullen en loopt het lokaal uit. We zijn zeker vrij. Langzaam pak ik ook mijn spullen in. Vroeger deed ik het altijd langzaam om niet geslagen te worden, maar nu het meisje dood is doe ik het gewoon omdat ik de haat in de ogen van de mensen niet wil zien.
Ik loop als laatste de school uit. Ik loop naar het bos waar mijn kleine hutje van takken en bladeren staat. Dit is mijn huis en alles dat ik bezit, op mijn schoolspullen en oude kleren na.
Als ik bij de plek ben waar mijn huisje hoort te staan gaat er een schok door mij heen.
Het is afgebrand…
Sommige takjes smeulen nog de rest is in as vergaan.
Mijn kleine lichaam trilt. Ik zak door mijn knieën. Mijn lichaam schokt terwijl er tranen over mijn wangen stomen. Alles wat ik lief had… weg…
Ik haal mijn oude schooltasje van mijn rug. Ik kijk naar oude rollen, mijn potje inkt, mijn verminkte kwastjes en potloden. Ik druk het stevig tegen mijn borst aan.
Alles wat ik nog heb…
“Je had een mooie hut”ť zeg een stem plotseling achter me.
Ik draai mij snel om. Ik kijk in het gezicht van Kazuki, een aardig jongetje in mijn klas, maar op zijn naam na weet ik niets van hem.
“Ik probeerde ze tegen te houden, maar ze waren sterker en met meer”ť zegt hij.
Heeft hij geprobeerd mijn hutje te redden?
Hij maakt vuisten van zijn handen.
“Maar ik zal de volgende keer sterker zij. Dat beloof ik je Kumo!”ť
Wat is dit voor jongen? Wat belooft hij allemaal? En waarom voor mij?
Hij steekt zijn hand naar mij uit.
“Wil je met mij mee? Wij hebben thuis bedden genoeg”ť zeg hij vriendelijk.
Ik kijk hem angstig aan. Is dit een valstrik?
Toch pak ik zijn hand. Laat mij begeleiden naar zijn huis. Laat me voorstellen aan zijn familie. En slaap die nacht met een volle buik onder zijn dak.
Langzaam open ik mijn ogen.
“Kazuki…”ť fluister ik.
Ik stap uit mijn bed en pak het fotolijstje op dat Deidara gisteren kapot had gemaakt. Het glas is gebroken maar gelukkig is er niets mis met de foto.
Op de foto staan de familie van Kazuki. Moeder, vader en zoon. Maar Kazuki had net zo lang aan mijn hoofd gezeurd tot ik ook op de foto kwam staan. Eerst stond ik in de hoek maar ik liet mij door Kazuki en zijn ouders naar het midden van de foto begeleiden. Ze wisten zelfs een klein lachje op mijn gezicht te toveren. Een lachje dat snel verdween. Ik herinner mij die dat nog alsof het gisteren was.
Kazuki was nergens te bekennen. Niet in school, niet het bos, nergens. Bij hem thuis werd er niet open gedaan. Ik kon daar niet tegen en heb toen een ruit in gegooid zodat ik naar binnen kon klimmen. De littekens van de scherven heb ik nog. Maar de pijn in mijn benen en armen maakte mij niets uit. Zolang ik maar bij Kazuki kon zijn. Ik zocht het hele huis door en vond Kazuki bij zijn ouders in bed. Ze lagen daar hand in hand maar geen van alleen ademde ze.
Ik heb gegild, gehuild maar ik kreeg ze niet terug uit de dood.
Ze zijn vermoord wegens mij. Ik weet het zeker.
Dat was de dag dat ik mijn village verliet, om nooit meer terug te komen.
De naam van mijn village weet ik niet eens meer. Ik ging in de bossen wonen. Jaagde en verzamelde. Leerde goed te luisteren, te ruiken, te voelen en te zien. Maar ik kon het alleen als ik mij er op concentreerde. Dat is vandaag de dag nog steeds zo.
Zo kwam ik Deidara en Sasori tegen. Ergens in de bossen op een missie. Ik was opslag verliefd op Deidara. Waar Deidara ging, ging ik ook. Toen bleek dat hij in een organisatie zat die de Akatsuki heette heb ik er alles aan gedaan om ervoor te zorgen dat ik daar ook in kon komen. Ik ben op Pain afgestapt en hem verteld dat ik graag in de Akatsuki wilde. Toen ik mijn naam noemde was het zegmaar al geregeld. Ik weet nog steeds niet waarom Pain mij er meteen bij wou hebben toen ik mijn naam noemde, dat moet ik maar eens vragen.
Voorzichtig haal ik mijn foto uit mijn kapotte lijstje. Voorzichtig leg ik het neer op mijn kastje. Ik gooi de scherven weg.
Ik hoop dat jij nu een vrije vogel bent, Kazuki…
Reacties:
herinneringen zijn zielig, je hele stuk is zielig
maar wel heel goed!!
ga je snel verder?
Zo depri, maar wel zo mooi......
Ik kan echt niet wachten op meer, prachtig gewoon <3
echtmooooooi (: