Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » De Laatste Treinvaart [SA] » De Laatste Treinvaart
De Laatste Treinvaart [SA]
De Laatste Treinvaart
Het was nu alweer een paar jaar verder. Ze wilde geloven dat ze alles vergeten was. Ze had haar leven weer proberen op te pakken. Dat was de beste optie. Verder gaan. Verder alsof vroeger nooit gebeurd was. Verder alsof ze hen nooit gekend had. Verder alsof zij nooit de schuldige was geweest. Ze moest verder. Dat stond vast. En toch lukte het haar niet om de herinneringen opzij te duwen. Vergeten wilde ze het niet, alleen maar opbergen.
Haar vingers gleden langzaam over een glanzend stuk oppervlak. Een oppervlak dat een geheel vormde. Een mooi geheel. Op het oppervlak was een persoon afgebeeld. Een foto van een jongen. De kanten waren verfrommeld, zo vaak gebogen dat ze slap omlaag hingen. Een witte lijn trok door het midden. Een duidelijke vouw. Een scheiding tussen twee persoon. Hij en zij.
Wanhopig keek ze van haar linkerzijde naar haar rechterzijde. Bij elke omslag ontmoette ze een gezicht. Twee gezichten. Twee paar ogen. Eén paar afkomstig van een jongen met donkerbruine haren, die verlicht werden door de felle zon. Een glinsterende gloed scheen over zijn bruine slierten. Ze waagde het hem aan te kijken. Zijn gelaatsuitdrukking was alles behalve tevreden. Je kon zijn woede aanvoelen. Het blauwe van zijn ogen leek in rood veranderd te zijn. Zijn blik sprak boekdelen. Zijn wenkbrauwen waren ineen getrokken, hadden plaats gemaakt voor een minder vriendelijke uitdrukking. Veel minder. Die uitstraling was ver te zoeken op het moment. Zijn lippen stonden in een harde lijn, druk persend om zijn beledigende woorden ongehoord te laten. Ze sloeg haar ogen neer. Ze had het verdiend, geen twjifel mogelijk. Ze kon de woorden nóg door de snijdende stilte horen. Luid en duidelijk. Zijn harde woorden. Ze leken zich te blijven herhalen. Slet. Was ze dat? Onbetrouwbaar. Bedrieger. Ze kon er geen weerwoord op hebben. Het klopte. Ze was ontbetrouwbaar geweest. Ze was een bedrieger geweest.
Ze trok haar ogen weer op, richtte haar blik op haar rechterzijde. Meteen had ze spijt. De tweede paar ogen keken haar strak aan. Ze stonden anders dan de eerste paar. Ze keken haar veel intenser aan. Teleurgestelder. Gekwetst. Echt gekwetst. Het deed haar des te meer een monster voelen. Hij had zijn hart in haar handen gelegd, al jaren geleden. En zij had nu het moment gekozen om die te vertrappen onder haar hakken. Genadeloos. Ze verachtte zichzelf. Ze wilde dat hij naar haar schreeuwde. Ze wilde dat hij haar sloeg. Hij moest íets doen. Iets, als hij maar niet stil bleef. Ze kon het niet verdragen, hoe stil hij haar aankeek, haar haar eigen schuld wilde laten inzien. Ze zag het in. Ze wist dat wat de gevolgen nu ook zouden zijn, het haar eigen schuld was.
‘Het spijt me.’ Het was niet meer dan een onhoorbaar gefluister, maar voor hen was het hard genoeg om te horen. Een traan rolde over haar wang. Een traan van echte spijt.
De jongen met het bruine haar trok haar aandacht; hij nam een andere houding aan. Er ging wat komen. Iets wat zij niet leuk ging vinden.
‘Je moet kiezen. Hij of ik,’ klonk het bevelend in haar oren. Ze keek hem kort aan en richtte toen haar blik op de jongen die geen woord meer tegen haar had gezegd. Ze moest kiezen. Ze hield van beiden. Het feit dat ze erachter gekomen waren, was de spelbreker hier geweest. Ze had gevoelens, voor beiden. Het was nooit haar bedoeling geweest. Ze was niet het type dat vreemdging. Maar het gebeurde. Ze ontmoette een nieuwe jongen. De bruinharige jongen. Hoewel ze al gelukkig was, vond ze iemand anders... erbij. En nu verloor ze er een. Al wilde ze geen van beiden verliezen.
‘Je hebt je keuze gemaakt zie ik. Je hebt voor hem gekozen.’ Zijn stem weerklonk in haar gedachten. Het wilde nog niet echt doordringen wat haar nu duidelijk gemaakt zou worden.
‘Wees gelukkig met Jordan.’ En met die woorden vertrok hij.
‘En dat is hoe ik mijn échte liefde verloren heb. Ik heb hem nooit meer gezien na die dag. Ik heb hem vaak opgezocht, maar nooit gevonden. Toen hij vertrok kon ik me niet verroeren, en toen ik dat wél kon was ik te laat. Ik kon nog net zien hoe zijn haren mee wapperden in de wind, in de trein die zijn vaart naar het buitenland maakte. Nu sta ik hier alleen, pratend tegen mezelf, in een prachtig witte trouwjurk, wachtend op een sprookjesbruiloft, om me te vereeuwigen met een man die hij voor mij als de keuze had gezien. Ik hield van hem. Ik besefte het pas nadat hij vertrok. Nu is mijn herinnering aan hem alleen dit kleine papiertje. Deze foto.’
Langzaam streek ze weer over het glanzende papier. Het was een moment om nooit te vergeten. Ze waren vereeuwigd met een lach. Een echte lach, bestaande uit puur geluk. Geluk die ze waarschijnlijk nooit meer echt zou meemaken. Langzaam liep ze naar het tafeltje in de hoek van haar bruidskamer. Een klein boeketje was klaar gelegd. Een witte zijden stof was om de bos heen gewikkeld, de randen in het zwart. De bloemen in het midden waren puurwit, de bloemen eromheen donker zwart. Een boeketje zoals hij haar altijd had beloofd te laten maken.
Iets sloeg in haar om. Plots stond ze alert. Ze griste het boeketje van de tafel, haastte zich door de kamer. De deur werd geopend, de jurk erdoorheen geduwd. Haar jurk sleurde mee over de treden van de trappen. Ze begon te rennen. Steeds sneller. Ze bewoog zich moeizaam, maar ze moest er weg. Het gebouw lachte haar toe, de stoplichten gunden haar de weg. Mensen keken haar vreemd aan, beschouwden het tafereel van een afstandje. Een meisje in een bruidsjurk, een boeketje in de ene hand, een stuk witte stof in de andere, haastend over de wegen. Haar voeten volgden automatisch de weg naar haar plaatsje. Het plaatsje met al haar herinneringen aan hem. Het plaatsje waar zij veel van hun tijd hadden doorgebracht.
Ze stopte aan de rand van de plaats. De zandkorrels glipten in haar schoenen. Haar stappen zakten steeds weg in de onvaste ondergrond. Haar grip om het boeketje verzwakte en haar jurk nam een een modderige kleur aan. Het kon haar niets schelen.
Ze naderde een kleine rots. Het keek uit over het strand. Niet al te hoog, maar hoog genoeg om de mensen te kunnen bestuderen én van het mooie zee-uitzicht te genieten. Ze liet zichzelf op de grond ploffen. De jurk omcirkelde haar zitgebied. Haar boeketje legde ze zorgvuldig op haar schoot. Ze stelde zich voor dat hij het haar had gegeven. Het maakte het veel mooier. Een mooier geschenk.
'Ik had je naam moeten zeggen.' De wind nam haar woorden mee, voerde het over de stille zee. Zuchtend keek ze naar de rotspunten. Ze hadden hier hun eerste echte date gehad. Hun tweede. Haar verjaardag. Zijn verrassing. Valentijnsdag. Alles. Alles gebeurde op deze rots.
'Ik koos jou.'
'Je koos mij?'
Verschrikt draaide ze zich om. Ze dacht het zich verbeeld te hebben, maar wilde graag geloven dat ze echt zijn stem had gehoord.
'Mira, je koos mij...'
Het was geen verbeelding. Ze zag hem in een zwarte pak, een envelopje in zijn handen. Hij was netjes gekleed, zijn haren veel korter dan voorheen.
Hij glimlachte zwakjes. Langzaam liep hij naar haar toe, gaf het witte envelopje en stapte toen achteruit.
'Dit wilde ik je zometeen geven,' zei hij zacht en draaide zich toen om. Langzaam verdween hij weer uit haar beeld, net als de laatste keer, alsof het zijn bedoeling was om hem elke keer uit haar grip te zien verdwijnen. Dit keer haastte ze zich wel. Dit keer deed ze het wel op tijd. Ze hield hem wel tegen.
'Ik kies jou Bill! Ik heb je altijd gekozen! Ik hou van je!' schreeuwde ze terwijl ze naar hem toe rende.
'Ik kies jou.'
wow dacht eerst dat het tom was niet bill je schrijft heel mooi hoor