Hoofdcategorieėn
Home » Darren Shan » Lou and the sheep. » Ch 8. Don't let the bedbugs bite you!
Lou and the sheep.
Ch 8. Don't let the bedbugs bite you!
Darren kijkt met walging naar de glazen potten in de kist van zijn leermeester. Groen water met organen erin. Schapen organen.
“Twee vragen, Mr. Crepsley.”¯ Mompelt hij. “Hoe kunt u hiernaast slapen, en waarom verzamelt u schapen organen?!”¯
Mr. Crepsley grinnikt en kijkt op van zijn nagels. “Ik slaap dan, Darren. Dat moet genoeg zeggen. Bovendien ben ik niet bang voor organen. Ik ben eerder bang voor de beesten die hun organen nog hebben.”¯
“Ja. Ja inderdaad, mr. Crepsley. Sorry vergeten. Schapen zijn levensbedreigend. Ik zal uitkijken als ik er een tegen het lijf loop, hoor.”¯ Darren knikt en ontwijkt de geirriteerde blik van de vampier.
“Ik heb het over roofdieren, duizenden kilometers hier vandaan, Darren. Die hebben als het goed is ook organen.”¯
Darren zwijgt en denkt na over wat mr. Crepsley zei, helaas heeft hij wel een punt.
“Dat is nog steeds geen antwoord op mijn tweede vraag...”¯
“Dat gaat je niks aan.”¯ Snauwt de knorrige vampier. “En laat me nu met rust.”¯
“Elisa, kom je bed uit, please!”¯ Ik trek aan de arm van Elisa, die al zo'n twee uur met haar hoofd onder de dekens ligt.
“Lou, ga weg! Ik blijf hier tot mama en papa terug zijn.”¯ God, er is echt iets mis, Elisa zegt nooit mama en papa. Ik ga met mijn hand door mijn haren en zucht diep.
“Ik ga even naar buiten, goed? En als ik zometeen terug kom, sta je op.”¯ Ik aai over de bobbel die haar hoofd moet voorstellen en loop haar kamer uit.
Idioot wijf. Goed, het is doodeng dat er steeds meer opengereten schapen opduiken, maar ik, Lou Vapour, loop toch ook gewoon rond alsof het niks is?
Hoewel ik wel altijd de dappere ben geweest. Die schijtluis durft niet eens een brood bij de bakker te vragen.
Ik gedachten verzonken loop ik naar buiten, de gure april wind waait mijn haren weg, geïrriteerd probeer ik ze in toom te houden, tervergeefs.
“Leuk je haren zo!”¯ Ik draai me met een ruk om, zoekend naar het persoon die een opmerking over mijn haren maakte, het persoon die zometeen met een blauw oog gillend wegrent.
Ik zie Darren staan en laat mijn vuist teleurgesteld zakken. Ik weet niet waarom, maar ik kan zo'n jochie toch moeilijk slaan.
Ik lach naar hem en loop wat dichterbij, afwachtend blijft hij staan.
Mijn ogen scannen zijn gezicht, hij is wit en bleek, zijn botten steken door de vieze kleren die hij aanheeft. Stom, vind ik. Het is best een leuke jongen om te zien als ik wat jonger zou zijn.
Trouwe bruine ogen, bedekt door bruine haren. Zijn hand zwaait voor mijn ogen.
“Louhou, waar ga je heen? Hoor je me?”¯ Ik kijk op van zijn hand om in zijn ogen te kijken.
“Ik wilde gewoon gaan wandelen.”¯ Grijns ik. “Ga je mee? De bossen hier zijn leuk.”¯
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.