Hoofdcategorien
Home » Tokio Hotel » Leugens en gedachten » 4
Leugens en gedachten
4
Bill
Als verlamd kijk ik naar de ravage die net aangericht werd. De hele achterkant van de bus is vernield en de helft van de vrachtwagen steekt door dat gene dat nog over is van de bus. Overal worden we aangekeken van op straat, aangewezen, maar niemand die ons helpt. We worden aangestaard, ze zien dat we pijn lijden, dat we bloeden, maar bij niemand komt het idee op om onze pijn te verzachten. Smekend om hulp kijk ik de mensen een voor een aan.
Ga hen dan toch helpen!! Roept ineens iemand. Een jongen van ongeveer mijn leeftijd staat met zijn gsm tegen zijn oor al naar het ziekenhuis te bellen en zorgt er nu voor dat we hulp krijgen. Ik sta recht van de rare positie waarin ik door de luchtdruk geslingerd werd. Mijn arm doet pijn. Ik bekijk mijn rechterarm en besef dat het niet anders kan dan dat hij gebroken is. Mensen komen naar ons toe en beginnen buizen en brokstukken te verplaatsen. Ik zie een stukje van mijn rugzak onder het puin uitsteken. Wie weet wat er nog allemaal onder ligt. Wacht, Tom zat daar ook. Ik ben weggerend, maar Tom heb ik pas geroepen toen ik hier stond, omdat hij het niet zag.
Tom ligt eronder. Flitst door mijn hoofd. Nee! Niet Tom!! Als een gek neem ik de eerste beste buis vast. Een brandende pijn gaat door mijn arm, maar toch til ik de buis op en gooi hem achter me weg. Met alles wat ik vastneem word de pijn erger, maar wat kan mij dat schelen? Wat kan mij mijn arm nu schelen als Tom, mijn tweelingbroer, mijn soulmate, onder dit puin ligt? Waarom moet ik mij zorgen maken over de pijn in mijn arm als zijn pijn zoveel erger, waarschijnlijk ondraaglijk, is? Als hij al pijn heeft, wat als hij al dood is? Nee, zo mag ik niet denken. In de verte hoor ik een sirene, maar toch blijf ik doordoen. Tranen van pijn en paniek lopen over mijn wangen. Mijn hand heb ik opengehaald aan een hard en scherp stuk plastiek, waardoor een veeg van bloed achterblijft op alles wat ik heb vastgehad, maar ik geeft niet op. Ik blijf zoeken, alles aan de kant gooien, alles om hem te helpen. Een hand neemt mijn arm stevig vast en een schreeuw die door merg en been gaat verlaat mijn keel terwijl ik naar achter getrokken wordt. Aan de oranje jas zie ik dat het een reddingswerker is die me naar een ambulance brengen wil, maar ik stribbel tegen. Ik moet Tom helpen.
Mijn broer ligt eronder! Schreeuw ik Ik moet hem helpen! Ik moet mijn broer vinden!
We vinden hem wel. Een tweede, derde en vierde man in oranje jas zijn erbij komen staan. Met twee brengen ze me naar een ambulance, om dat die eerste het niet lukte in zijn eentje, waar ik meteen een globaal onderzoek krijg.
Rustig maar, je bent veilig, er kan niets meer gebeuren. Probeert een verpleegster me gerust te stellen terwijl een tweede de wonde op mijn gezicht schoonmaakt.
Tom. Tom ligt eronder. Ik moet hem helpen. Zeg ik nog steeds in paniek.
De reddingswerkers vinden hem wel. Je moet nu rustig blijven. Hoe heet je?
Bill. Antwoord ik nog steeds in paniek.
Oke, Bill, kijk me aan. Ik kijk haar aan, maar ben nog steeds in paniek. Rustig ademen. Doe met mij mee. In, en uit. In, en uit. In, en uit. Ja, goed zo. Vertel eens, wie is Tom?
Mijn tweelingbroer. Zeg ik nu iets rustiger.
Goed zo, en vertel eens iets over je broer.
Hij, hij Ik zoek naar woorden, maar weet niets te zeggen. Wat moet ik zeggen over Tom?
Bill, het is oke. Ga maar liggen, dan brengen we je naar het ziekenhuis en we bellen je ouders.
Ik knik en leg me neer. De verpleegster die me net onderzocht geeft een schrijfplank met een blad op aan de verpleegster die me net kalmeerde en spring dan uit de ambulance. De deur wordt met een harde klap dichtgegooid en nadat er twee keer op geklopt werd vertrekt de ambulance met een loeiende sirene.
In het ziekenhuis aangekomen word ik meteen naar een kamer gebracht waar een verpleegster me helpt met mijn kleren uit te doen en zon ziekenhuiskleed aan te doen.
Moet ik hier blijven? Vraag ik de verpleegster wanneer ik op het bed ga zitten.
We gaan een CT-scan maken en op basis daarvan beslissen we of je hier moet blijven of niet. En je arm is gebroken, dus daar gaan we ook fotos van maken. Waarschijnlijk was het niet zo erg en konden we het gewoon ingipsen, maar de kans is groot dat je arm helemaal geforceerd is toen je in het puin bent gaan rommelen.
Ik wilde mijn broer redden! Is hij ondertussen al gevonden?
Het spijt me, dat weet ik niet.
Ik zucht. Ik ben zo misselijk van de zenuwen. Wat als ze Tom niet op tijd vinden? Ik ben zo bang dat er iets mis is! Vroeger waren we altijd tegelijkertijd ziek, want als de een zich niet goed voelde, dan de ander ook niet. En ik weet dat Tom een helse pijn heeft, maar ik voel het niet. Ik voel me compleet leeg vanbinnen, echt niets. Niet de minste pijn op plaatsen waar ik niets heb, gewoon, niets.
[reacties??]
Reacties:
Neeeeeeeeee Ãâ
Tom mag niet dood zijn? O.O
Dat mí¡g gewoon echt niet, dat zou veel te zielig zijn voor Bill en Simone en Gordon en Scotty en Andreas en allemaal en... ;'(
Nee, mag niet.
Hij is niet dood, toch? *brabbelt*
Sorry, ik ben in een weirdo-bui vandaag.
Maar ik vind het nog steeds leuk - of eigenlijk spannend xd - en ik hoop dat er snel meer lezers komen. ^^"
nee, niet Tom! (ben in emotionele bui en zit hier nu dus te huilen...)