Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Delirium (4-shot) » 4 (a)
Delirium (4-shot)
4 (a)
Een vaag geluid dringt mijn oren binnen en bereikt mijn trommelvliezen. Ik voel en hoor mijn hart bonken doorheen mijn hele hoofd en vervloek het aanhoudende geluid. Weg, dat wil ik. De anders zo simpele beweging om mijn ogen te openen en me uit te rekken lijkt dit keer niet te lukken, alsof mijn hersenen niet echt willen volgen. Het geluid lijkt net luider te worden en mijn hart bonkt onrustig door. Nogmaals probeer ik mijn ogen te openen, maar merk dat het nog steeds niet lukt. Komaan gast, gewoon je ogen openen. Daar is toch niets ingewikkeld aan? Open je ogen. Open ze. Openen. Langzaam maar zeker voel ik mijn vinger bewegen en nog meer geluid bereikt mijn trommelvliezen. Niet je vinger Gustav, ogen. Verdomme luister!
Mama? Was jij dat mama? Een wanhopige poging om haar naam te zeggen levert niets op. Als ik zelfs mijn ogen niet kan openen, hoe moet ik haar dan roepen? Een warm hand glijdt over mijn voorhoofd. Open je ogen Gustav. Volgens mij waren dat twee lippen. Ik herken ze niet, ze voelden droog en gebarsten aan. Niemand die ik ken heeft droge lippen. Open je ogen Gustav.
Fran? Franziska, ben jij er ook? Een traan loopt over mijn wang, het kietelt, maar ze weg wrijven is onmogelijk. Open godverdomme je ogen Schäfer!
Papa moet hier vast ook wel ergens zijn. Zeker weten.
Mijn vinger beweegt weer, alsof ik een zenuwtrek heb. Een zacht, wrijvend gevoel draait om mijn vingers en ik besef eindelijk dat iemand in mijn hand zit te knijpen. Openen, niet nadenken, openen.
Amber. Waar is Amber? Waarom hoor ik haar niet? Waarom ruik ik haar parfum niet? Waarom voel ik haar krullen niet tegen mijn wang? Mijn hand… Ik moet mijn hand zien te bewegen. Bewegen Gustav!
Mijn vingers ontplooien zich op commando en ik voel twee handen op mijn gezicht. Weer een paar tranen en mama die zegt dat ze van me houdt. Oververmoeid open ik mijn oogleden enkele millimeters. Alles wat ik zie loopt over in elkaar en vormt één wazige vlek. Een paar keer kan ik knipperen, de vermoeidheid slaat toe en ik moet vechten om terug omhoog te kijken. Het voelt alsof ik mijn lichaam niet meer in de hand heb en moet strijden om elke centimeter ervan weer terug te krijgen. Een duim aait onophoudelijk mijn linkerwang en Fran’s gezicht begint zich te onderscheiden van alle andere dingen. Tranen op haar wangen, haar blonde haren in een warrige staart en desondanks een kleine glimlach om haar lippen.
‘Gaat het?’
Ik hoor het met vertraging maar probeer te knikken. Hoofd op en neer, goed zo. Mama knijp nog eens in mijn hand. Franziska laat zich terug op haar stoel zakken en mama verschijnt in beeld. Ze lijkt plots 10 jaar ouder, en vooral grijzer. Als ik iets probeer te zeggen legt ze snel haar vinger op mijn lippen. ‘Het is goed jongen. Niet praten.’
Oncontroleerbaar kijk ik naar rechts. Fran en papa, grijze muren en een heleboel draden om me heen. Ik snak naar adem, net zoals je soms moet geeuwen. ‘Je hebt een ongeluk gehad. Het komt wel goed.’ Ongeluk? ‘Ze hebben je moeten opereren, maar het is goed verlopen. Niets om je zorgen over te maken.’ Niets? Waarom zit iedereen hier dan te huilen? Ik open nog maar eens mijn mond, dit begint me beter en beter af te gaan.
Een zacht, reutelend geluid stijgt op. Pas als mama haar hoofd schud dat ze het niet snapt besef ik dat ik dat geluid maak. Nog een poging. Toe nou, ik moet weten waar ze is. Een zucht, ‘A-am’ ik snak terug naar adem. ‘Amber?’ Meer fluisterend dan iets anders verlaat het uiteindelijk mijn mond. Te moe van inspanningen laat ik uiteindelijk toch even mijn ogen rusten. Terwijl ik begin weg te zakken hoor ik mama praten tegen de anderen.
Opnieuw moet ik verschrikkelijk veel moeite doen om mijn ogen ietwat te kunnen openen. De stemmen worden iets luider en ik kan duidelijk horen dat er meer mensen in de kamer zijn dan daarnet. Niet dat ik weet of het net was, het kan evengoed gisteren geweest zijn, zelfs vorige week voor al wat ik weet.
‘Gustav?’
‘Bill?’, mijn ogen nog net iets verder open.
‘Ja.’ Zijn stem trilt duidelijk, dat hoor ik zelfs.
‘Als je begint te bleiten smijt ik je buiten.’
De anderen beginnen te lachen en ik hoor Tom iets mompelen over dat ik best wel goed bij bewustzijn ben naar omstandigheden.
‘Mam?’ ik probeer mijn hoofd een kwart draai te draaien zodat ik haar kan zien, maar bijna meteen schiet een scherpe pijn van mijn nek uit richting mijn staartbeentje. Een luide pijnkreet verlaat mijn mond en ik zie haar zo panikeren.
‘Voorzichtig jongen.’
‘Waar is Amber?’
‘Schat. Ik…’ Ze lijkt hulp te zoeken bij de anderen.
‘Wat mam? Ze zat toch niet in de wagen?’
‘Nee jongen, je was alleen.’
‘Waar is ze dan?’
‘Ik - ik weet niet wie je bedoelt.’
Haar hand glijdt doorheen haar grijze haren en ik kan zien dat ze echt niet meer weet wat zeggen. Hoe kan dat nou dat ze niet weet wie ik bedoel? We zijn getrouwd. Dat moet ze toch weten. ‘Fran?’ Hulpeloos kijk ik haar aan.
Ze haalt lichtjes haar schouders op en schud haar hoofd, ‘Ik weet ook niet wie je bedoelt.’
Mijn hoofd valt terug op mijn kussen en ik negeer die nieuwe pijn die zich verspreidt over mijn hele ruggengraat.
Was ik nu alweer in slaap gevallen? Ik moet echt beter beginnen opletten dat ik mijn ogen niet laat dichtvallen op belangrijke momenten. Met trage en voorzichtige bewegingen kan ik een beetje heen en weer kijken in de kamer. Er valt geen licht meer door de gordijnen en de jongens zijn nergens te bespeuren. Mama ligt half tegen papa aan in de kleine zetel en Fran zit langs de andere kant van mijn bed te geeuwen terwijl ze naar haar gsm zoekt in haar handtas - dat doet ze altijd als ze moe is maar niet wil slapen. Als ze merkt dat ik terug wakker ben komt ze meteen op de rand van het bed zitten en legt haar koele hand op mijn gloeiende wang.
‘Hey broertje.’
‘Hey.’
Ze probeert het onderwerp te ontwijken, ik kan het zo zien aan haar blik. ‘Vertel het me gewoon.’ Fluister ik, de pijnscheut in mijn borstkas negerend.
‘Gus, ik weet niet wie ze is. Ik weet het niet, mam en pap niet, en de jongens ook niet. Luister oké, we hebben de dokter verteld dat je… Nou ja, je dingen herinnert die er niet zijn. Hij denkt -‘
‘Wat?’
‘Niet boos worden.’
‘Hoe durf je zoiets zeggen? Ik weet heus wel wat ik me herinner en wat niet!’ ze draait haar hoofd richting de andere kant van de kamer en doet me daarna het teken dat ik stiller moet praten.
‘De dokter denkt dat je dingen herinnert -‘
‘Het kan me niet schelen wat hij denkt. Ik kan evengoed slapen als het toch maar is om naar jouw zever te luisteren.’
De gekwetste blik in haar ogen verteld alles, maar ik geef er bitter weinig om. ‘Sorry.’ Ik meende het wel. ‘Dat was niet de bedoeling.’ Eigenlijk wel.
‘Het is oké, ze zeiden al dat de verdoving ervoor zou zorgen dat je een beetje humeurig zou zijn.’
Nou, bedankt. Worden dokters daarvoor betaald? ‘Oh.’
‘Wil je nog wat slapen?’ vraagt ze als een ongeplande geeuw mijn mond verlaat. Ik knik enkel terwijl ik voel hoe de droomloze slaap me weer dichterbij trekt.
Reacties:
O_O
Waar is Amber O_O
Herinnerd hij zich echt dingen die er niet zijn? :'
Ik begin het nu ongeveer te snappen^^
Post maar snel het volgende stukje^^
Dit is echt super goed!
Melovesyou
Hmm... nog steeds ingewikkeld. En ik ben nog steeds nieuwsgierig...
Snel verder
Omg. Ik. Ö
Ik snap het al een beetje, maar het is nog steeds fucking spannend.
Dit is echt geweldig, wist je dat?
Wauw.
Ik ben echt zo jaloers. x']
Nee, serieus. Het is geweldig. En dat het wat langer werd dan je gepland had, vind ik helemaal niet erg!
<3