Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Oorzaak en Gevolg [TC] » [25] Bill – Fears
Oorzaak en Gevolg [TC]
[25] Bill – Fears
God, wat ben ik blij om Andreas te zien. Eindelijk iemand waar ik zonder huilneigingen mee kan praten. Het enige probleem is wel dat ik nu heel erg moet oppassen - als ik me rondom Tom niet normaal gedraag, gaat Andreas iets doorhebben, en dat wil ik toch heel erg behoorlijk niet.
Het blijft pijn doen om naar mijn broer te kijken. Om te weten dat hij verliefd op me is, om te weten dat hij me negeert. Probeert hij me te vergeten? Ik weet het niet. Ik weet niet meer wat hij denkt. Ik ben het kwijt. Correctie, ik ben hém kwijt. Hij houdt van me, hij wil me geen pijn doen, daarom negeert hij me maar. Is dat krom of is dat krom?
Dat is heel erg krom - en hij weet het, ik durf te wedden dat hij het weet. Waarom doet hij het dan? Waarom, in de naam van alles wat heilig is, blijft hij me dan negeren?
‘Bill?’ Andreas stoot me aan en ik kijk op, verdwaasd en gedesoriënteerd. ‘Ben je van plan die jas nog te dragen?’ vraagt hij met een serieus gezicht.
Ik staar hem niet-begrijpend aan. ‘Ja, natuurlijk, hoezo?’
Hij wijst naar mijn hand en ik richt mijn blik omlaag. Wat doet die knoop daar? ‘Huh,’ mompel ik wazig.
‘Ja, inderdaad,’ zegt Andreas droog en trapt op het gas om een Audi in te halen. ‘Waar zit jij met je gedachten, man? Je zit echt al sinds het begin van de rit aan die knoop te plukken, vind je het gek dat ’ie heeft losgelaten.’
Eigenlijk wel… Ik had helemaal niet door dat ik aan mijn jas zat te prutsen, ik had het te druk met piekeren. Tom, Tom, Tom: alles draait om Tom. En ík ben niet eens verliefd! Ja, zogenaamd wel, op hetzelfde meisje als hij - godzijdank weten we allebei dat het niet zo is.
Wacht. Weet Tom überhaupt wel dat ik het verzonnen heb? Ik geloof niet dat ik tijd heb gehad om hem dat uit te leggen. Shit. Dat moet ik dan ook nog doen, straks denkt hij nog dat ik echt verliefd ben terwijl het niet zo is en dat wordt hij nog depressiever…
IJskoude vingertjes sluiten zich om mijn hart. Ik. Haat. Dit. We moeten een oplossing bedenken, een echte oplossing - we moeten met elkaar prí¡ten, hij moet me vertellen - ik moet hem vertellen - we moeten iets vinden - dit kan niet - niet - niet - niet…
‘Bill!’ Nog een por. Weer Andreas natuurlijk, Tom zit op de achterbank en zal mij nevernooitniet aanraken. Niet meer.
‘Wí¡t?’ val ik uit. ‘Nog een knoop?’
Andi staart me verbijsterd aan. ‘Nee, we zijn op het vliegveld,’ zegt hij zwakjes. ‘Gaat het wel goed? Je bent zo…’ Hij knijpt zijn ogen tot spleetjes, probeert het juiste woord te vinden. ‘Gespannen.’
Ik stoot een lachje uit dat het midden houdt tussen hysterisch en spottend, klik dan mijn riem los en spring uit de auto. ‘Alles prima! Ik haat vliegtuigen!’
Dat is blijkbaar de juiste opmerking, Andi’s gezicht springt naar “begrijpend”ť. ‘Ah zo, ik snap ’t al. Maak je geen zorgen, man, het vliegtuig stort heus niet neer.’
‘En bedankt!’ gil ik dramatisch, doe alsof zijn opmerking mijn angst alleen maar meer vergroot. Normaal gesproken zou dat ook moeten - ik wil níet, maar dan ook echt níet, herinnerd worden aan alle mogelijke rampen die kunnen gebeuren met een vliegtuig. Nu echter kan het me niets schelen. Mijn hoofd is te druk bezig met het uitcalculeren van alle mogelijke rampen die kunnen gebeuren met Tom en mij. Daar word ik niet vrolijk van, maar hé, dat was ik toch al niet.
Tom klimt nu ook uit de auto en loopt naar me toe, blijft naast me staan. Hij doet het omdat we altijd naast elkaar lopen - liepen - en Andreas kijkt toe. Nou ja, hij is nu bezig met het verslepen van onze bagage, maar hij is in de buurt en hij zal het vreemd vinden als Tom en ik elkaar zo’n beetje negeren.
‘Goed,’ roept Andi op dat moment. ‘Tweeling, ik ga jullie bagage niet dragen, dat doen jullie maar mooi zelf.’
Tweeling. Waarom moet hij ons nu juist “tweeling”ť noemen? Dat zegt hij vaker, maar nog vaker noemt hij ons gewoon “jongens”ť, of “stelletje debielen”ť. Maar waarom nu net tweeling? Moet hij ons dan zo nodig herinneren aan de onmogelijkheden van deze situatie?
Waarom denk ik plotseling zo officieel? Waarom moet Andreas nu net mijn neus op de waarheid drukken - namelijk dat Tom en ik een tweeling zijn - terwijl ik dat het liefst wil vergeten? Waarom moet Tom nu juist verliefd zijn op míj? Waarom kan hij niet gewoon verliefd zijn op een méisje, ongeacht of ze bestaat of niet?
Ik voel een zachte por in mijn zij en besef dat ik weer eens te diep in gedachten was verzonken om te reageren. Tom werpt me even een ondefinieerbare blik toe, alsof hij twijfelt tussen “Let nou eens op”ť en “Het spijt me”ť, en trekt dan zijn tas over zijn schouder. Ik vis mijn eigen weekendtas van de grond, sla de band om en trek het handvat uit de rolkoffer. Met mijn zonnebril stevig op mijn neus, mijn pet op mijn hoofd en mijn haren in een staartje, volg ik de anderen naar de uitgang van de garage. Godzijdank zijn we incognito en weet eigenlijk niemand dat wij naar Glastonbury gaan, dus waarschijnlijk zullen we niet herkend worden.
‘Ladies and gentlemen, please fasten your seatbelts!’ klinkt er door de speakers. Ik zit naast Tom, die weer naast Andi zit, die naast het gangpad zit, en klik met trillende vingers mijn riem dicht. Ik haat vliegen. En ik haat het dat Tom vliegen haat. En ik haat het om naast hem te moeten zitten.
‘Hebben we er al zin in?’ giebelt Andi aan Toms andere kant. Hij zit heel ontspannen onderuitgezakt in zijn zetel en kijkt ons grijnzend aan. Zo typisch.
‘Andi, ik hí¡í¡t vliegen,’ mor ik en trek de pet van mijn hoofd, haal vervolgens het elastiekje uit mijn haar zodat ik het om mijn gezicht kan duwen. Ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar, ik ben onzichtbaar... Is het overtuigend?
‘Ik bedoelde eigenlijk Glastonbury,’ zegt Andreas droog.
‘Dí¡í¡r heb ik wel zin in,’ antwoordt Tom in een dappere, verrassend succesvolle poging te klinken als de Tom Kaulitz die Andreas kent. ‘Alleen het kamperen trekt me nog steeds niet zo.’
Oh fuck. Ook dat nog. Kamperen! Ik haat kamperen. Alles wordt dan zo klam en viezig en het is zo’n kleine ruimte... Oh, bij alle goden in de hemel, kleine ruimte! Het gaat me nooit lukken om níet tegen Tom aan te liggen, ik zoek in mijn slaap altijd het warmste plekje op en Tom - is - warm. Ik ga dood. Ik ga zo dood. Misschien niet letterlijk, maar wel innerlijk.
Het vliegtuig taxiet langzaam naar de startbaan. Shit. Shit. Shit. Ik kan nu niet meer terug. Hoe ga ik dit in Kaulitznaam volhouden?
Panic - oh my God!
[dat was het eerste dat in me opkwam]
Bill en Tom moeten weer normaal tegen elkaar doen.
En Andreas moet daar - bewust of onbewust - voor zorgen
Vind ik.
xoxo <3