Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Overige » De Elementen - De aardleerling - » Hoofdstuk 16: De badplaats

De Elementen - De aardleerling -

12 sep 2010 - 19:26

3828

2

347



Hoofdstuk 16: De badplaats

De dagen die volgden in het dorpje van de taj-chan clan verliepen rustig maar ook druk voor Kuro, hij heeft ondertussen al twee lessen geeststuren achter de knie al heeft hij nog geen sturing in praktijk uitgevoerd. Het is vandaag vijfde dag van de vierde week van de 578ste zonnecicli zoals de stamleden van deze clan het noemen en Kuro is enorm moe geworden van de komende lessen die hij gehad heeft. Hij stapt uit zijn bed. Jako is opnieuw nergens te bespeuren. Kuro loopt barvoets naar zijn kleun ruitje. Het kamertje die Kuro en jako hebben gekregen van het stamhoofd stond immers op zes grote houten palen, het ziet eruit alsof het een boomhut is. Alleen heb je dan geen boom maar die zes palen. In bah’Kar noemt iedereen dit een paalwoning. Maar Kuro wilde niet weten hoe ze het hier zouden noemen. Hij stapt terug naar de badkamer en neemt een handdoek en een nieuw onderbroek. Die bergt hij op in een klein zakje. Met een snelle stap opent hij de deur en wandelt door de straten naar de badplaats.

Wanneer Kuro de badplaats bereikt heeft beseft hij dat hij nog nergens Jako gezien heeft. En dat vind Kuro vreemd, Jako is immers niet het type die niets van zich laat horen. Maar Kuro weet ook dat Jako, als hij in de problemen geraakt, er zich altijd weer uit weet te redden. Kuro duwt tegen het handvat van de deur en heeft hem een forse draai tegen de wijzers in. De deur klikt open en praktisch vanzelf begint de deur soepel open te draaien.
Er zit niemand in de ontvangstruimte van de badplaats. Ook het kleine stoffige toonbankje van de receptioniste is verlaten.Kuro die zijn nieuwsgierigheid niet kan bedwingen gaat in de plaats van direct naar de badruimte even kijken wat er zich achter de toonbank bevind. Hij sluipt geluidloos door de ontvangstruimte. Wanneer hij achter de toonbank kijkt ziet Kuro dat er een zeer merkwaardige barst in de vloer zit.
‘Wat raar dat deze barst nog door geen enkele aardsturingsmeester van de stam is gedicht.’ Dent Kuro in zichzelf.
Onder het toonbankje liggen wel een tiental verschillende spullen waarvan Kuro geen idee heeft waarvoor ze dienen en hoe je ze moet gebruiken. Tot zijn grote verbazing merkt Kuro dat de plaats waar hij zijn hand op de toonbank geplaatst heeft, om de merkwaardige spullen onder de toonbank wat beter te kunnen bekijken, parelwit geworden is.
‘Dit moet de oorspronkelijke kleur van de toonbank zijn.’
Denkt Kuro opnieuw in zichzelf waneer hij het stof dat aan zijn rechterhand vastplakt er van probeert te krijgen.
Kuro wil net even kijken in de kasten achter de toonbank wanneer er een geluid dat door merg en been gaat hoorbaar is. Het geluid lijkt op een plaatselijke aardverschuiving en heeft veel weg van het gekras op een oud schoolbord. Dre barst die Kuro een paar minuten geleden nog aanzien heeft als een doodgewone barst in de vloer kraakte open tot er een diepe put zichtbaar werd. Uit de put verschijnt er een oude man met sneeuwwit haar die slordig in piekjes staat. De man heeft ook een parelwitte walrussnor. Voor Kuro ziet de man er vuil en slordig uit. De man heeft een oude vuile overal aan die op sommige plaatsen moddervlekken vertoont. Aan de rimpels die Kuro in het gezicht kan zien van de man wist je dat hij al een redelijke oude leeftijd heeft.
Ook is het merkwaardig dat de man geen schoenen draagt en dus barvoets uit de put komt.
De man stapt van een plaat die uit de put verschenen was. En doet met een handige voetbeweging de put met hetzelfde krassende geluid weer dicht.
‘Goedemorgen!’ Zegt het piepstemmetje van de oude man.
‘Goedemorgen meneer.’ Stamelt Kuro die nu een pas terug zet wanneer de man een oude vod uit zijn tas haalt.
‘Mijn naam is Geoffrey Vel,’ zegt de man die ondertussen met de oude vod de toonbank aan het schoonboenen is, ‘ik ben de uitbater van deze badplaats. Dit is de enige in heel het dorp!’
‘... En wie mag jij dan wel zijn?’ Vraagt Geoffrey wanneer hij stopt met het boenen van de toonbank en Kuro recht in de ogen aankijkt.
‘Ik ben Kuro of de verkozene.’
‘De uitverkorene...Ben jij de Verlichte?’ Piept Geoffrey opgewonden.
‘Ja dat ben ik.’ Zegt Kuro/
‘Sjonge jonge! Wat een eer!’
Geoffrey grijpt de hand van Kuro en begint die hevig te schudden.
‘Dit is een eer! Duidelijk een eer! Wat zullen mijn vrienden hiervan zeggen.’ Mompelt Geoffrey in zichzelf. Kuro verlost zich uit de greep van Geoffrey.
‘Meneer, mag ik je wat vragen? Waarom kwam u daarnet uit die spleet die in de grond zit?’
‘Ik woon daar potjandorie! Het is mijn eigen gezellige plek. Heb ik namelijk zelf met mijn eigen aardsturingskrachten uitgehouwd. Pure kwaliteit! Moet je het zien?’ Piepte Geoffrey nog altijd opgewonden. ‘Kom mee, hou mijn hand vast.’
Kuro grijpt de hand van Geoffrey vast en kijkt hoe de barst in de grond opnieuw groter wordt. Samen stappen ze op iets wat op een aarden plaat lijkt die lijkt te zweven. Zonder dat Geoffrey iets zegt of doet dalen ze af naar beneden, de barst boven Kuro,op het aardoppervlak,wordt langzaam weer kleiner. Het beetje zonlicht dat al binnen gekomen is in de ontvangstruimte van de badplaats wordt nu door de barst vermindert tot het minimale.
Eigenlijk wil Kuro ontspannen, rustig genieten van een goed warm bad. Maar hij heeft geen
idee hoe een woning diep in de grond er uit kan zien. Het lijkt voor Kuro alsof ze naar het midden van de aarde aan het reizen zijn. Het licht die ze in het begin van de tunnel nog zagen is nu verdwenen. Plots stopt het zwevende platform en tikt hij ergens tegen aan. Het geluid heeft veel weg van twee keien die tegen elkaar botsen.
‘We zijn er! Tien boogscheuten onder de grond. Wat vind je van mijn zelf gemaakt liftensysteem?’
Kuro ziet niets. Het is enorm donker.
‘Is dit nu je leefruimte?’
‘Nee hoor! Wacht dan doe ik mijn voordeur even open’ Voor Kuro verschijnt een spleetje dat alsmaar groter wordt tot er uiteindelijk voor Kuro en Geoffrey een opening is ter grote van een deur.
‘Welkom in mijn nederig stulpje’ Piept Geoffrey wanneer hij binnenloopt in zijn huis.
De kamer die Kuro vanuit de tunnel ziet is alles behalve wat Kuro zich heeft ingebeeld van hoe een ondergronds huis er uit kan zien. Op de vloer ligt een rood sierlijk tapijt die de stoffige ondergrond van de aarde achter zich verbergt. Voor Kuro staat een grote tafel. De tafel is gemaakt uit sierlijk eikenhout. Hij past perfect in de stijl van Geoffrey’s huisje. Rondom de tafel staan nog vier stoelen die uit hetzelfde hout gesneden zijn. De wanden van de kamer zijn versiert met een okerbruine tint gemengd met wat beige. Aan de linkerwand van de kamer hangt een groot schilderij met een exacte kopie van de badplaats erop. Dit is een van de drie kamers van Geoffrey’s huisje. De deur die aan de linkerkant van de kamer staat heeft een lichte omtrek van een bed weer. Dit moet de slaapplaats van Geoffrey denkt Kuro in zichzelf.
‘Neem toch plaats aan de tafel!’ Roept Geoffrey uit de keuken terwijl hij druk in de weer is.
Even later wanneer Kuro op een stoel zijn plaats heeft genomen komt Geoffrey af met een tablet waarop een grote kruik met thee staat en ernaast nog twee lege kopjes en een kopje met suiker bevatte. Hij zet de tablet voorzicht voor zich op de tafel en gaat dan tegenover Kuro zitten. Hij zet een kopje voor Kuro en schenkt er wat thee in. De heet gele vloeistof vloeit uit de kruik en plonst neer in het kopje. Er wordt geen woord gezegt totdat Geoffrey weer neer zit en zijn eigen kopje vult.
‘Wat suiker?’ Vraagt Geoffrey hem met zijn piepstem.
‘Graag’
Langzaam schept Geoffrey wat suiker in beide kopjes en plots uit het niets begint hij zijn verhaal te vertellen...


Sub-Hoofdstuk
Geoffrey’s Verhaal

‘3000 jaar geleden toen onze wereld nog één geheel vormde, Pangeae genaamt en de verschillende volkeren nog niet zo verschillend waren, heerste er een lange tijd een prachtige vrede. Ook al wist men nog niets over de krachten die God aan ons, de mensen, gaf. Brak er al vlug een oneenheid uit tussen een stam van alle volkeren tegen de rest, zij werden de stam der Duisternisse genoemt. Zij waren een van de eersten die de elementen leerden te beheersen. Ze ondervonden wat de krachten waren. En al gauw leerden ze er mee omgaan. Even na hen vonden enkele leden van de overige volkeren hoe je de krachten moest gebruiken en ze leerden de krachten goed gebruiken en gebruikten ze voor nuttige dingen. De aardestuurders bouwden prachtige vestigingen. De watermeesters bouwden bruggen met behulp van prachtige technieken. De vuurmeesters wakkerden mooie smidvuren aan waardoor ze prachtige constructies konden maken om zo onze wereld Pangeae wondermooi te maken. Zo schiepen de windmeesters samen met God de hemel, waar al de overleden dieren en mensen naar toe gingen. Er heerste sinds de ontdekking van de elementen een nog grotere vrede. Alleen werd er van de stam der Duisternisse niets meer gehoord. De Duisterlingen waren verdwenen. Niemand wist waar ze zaten en niemand is ze ooit op zijn pad tegengekomen. De mensen bouwden hun rijk verder op en God bekeek alles nauwkeurig en gaf de mensen iets wat ze het hardste nodig hadden. Namelijk de Hoop. Maar de eerste elementenheersters weigerden dit. Ze vertelden God dat ze zonder zijn Hoop aleen verder konden. Dus God verliet de wereld en vestigde zich in de hemel. Maar voor hij weg ging
Maakte hij een wet op. En die wet is nu bekend onder de naam Avataised. God liet daarna alles achter. De elementenheersers leerden niemand hoe ze de krachten moesten sturen. Niemand vroeg er naar want er was namelijk geen oorlog waarbij ze dit nodig hadden.’
Geoffrey stopt even met praten en kijkt Kuro in zijn ogen. Daarna neemt hij een nipje van zijn lauwe thee. Hij likt even zijn lippen nat en gaat verder met zijn verhaal.
‘Driehonderd jaar later wanneer de stuurders van de stammen door de bijl van de dood getroffen werden en hun krachten alleen aan hun familie hadden nagelaten. Gebeurde er iets wat men van de Overige Volkeren nooit voor mogelijk had kunnen houden. Op een dag in het stadje Barmé in het brakke land, nu ook wel het rijk Infernatie genoemt duikt plots een groep Duisterlingen op. De mensen zagen niet het verschil met andere ‘gewone mensen’ tot ze hun sturing gebruikten. De Duisterlingen daagden de Overige Volkeren uit om een gevecht. De nabestaanden van de overleden eerste stuurders gingen akkoord. Vooral omdat het groepje duisterlingen maar met vijf was. En zij waren met tien. Zo spraken ze af dat de strijd die de Overige Volkeren zouden voeren met de Duisterlingen een einde zou maken aan het enige dat als een gevaar voor hun ‘perfecte rijk’ kon dienen. Twee weken later staan de tien stuurders naast elkaar op de vlakte van Barmé ook nu wel de vlakte van de dood genoemd. Aan de linkerkant stonden twee aardstuurders, in het midden stonden de koning en koningin van het vuurrijk, de watermeesters stonden rechts van de koning en de koningin. Boven de zes stuurders zweven de vier beste luchtmeersters die er in omstreken bekend waren. Alle tien zijn ze aanwezig op de historische plaats waar de slag plaats vond. Achter de tien stuurders stonden de soldaten van de vier rijken gecombineerd. De onrustige soldaten stonden klaar voor een bloederige strijd tegen het Kwaad. En toen...’
Opnieuw stopt Geoffrey met lezen. Hij zet even een dramatische stilte in om zo zijn verhaal nog spannender en indrukwekkender te maken en gaat dan verder.


‘... was er aan de andere kant van de vlakte een zwarte nevel te zien. Geen kleine nevel. De soldaten wisten wel wat het was. Ze hadden het al eerder gezien. Toen de Duisterlingen de kwade kant van het sturen leerden te beheersen onstond er zo’n kracht tussen de atmosfeer van de aarde en de energie van de duistere sturing dat er een magische pekzwarte nevel onstond. De nevel was zeker te groot om door vijf Duisterlingen gemaakt te zijn. De koning van het vuurrkijk nam zijn verrekijker uit zijn rechterzak aan zijn mantel. Hij zette het aan zijn hoofd. Verfijnde de kwaliteit tot hij goed kon zien wat er zich in de nevel bevond. Zijn mond ging abrupt open. Deels door de shock deels om uit te schreeuwen wat hij zag.
“Ze zijn met duizenden!...Miljarden!!”ť
De andere stuurders konden de schrik van de koning in zijn ogen zien. Hij sprak de waarheid. De nevel klaarde lichtjes op en voeten van wel tienduizend Duistere Krijgers stampten op de brakke grond van Barmé. Vooraan liepen de vijf krijgers die met hen de deal hadden gesloten om een strijd aan te gaan. De Duistere stuurders hadden enorm veel nakomelingen en vreemd genoeg konden ze allemaal sturen. De voorvaderen van de Duisterlingen hadden ervoor gezorgd dat ze in alle stilte hun krachten konden doorgeven aan hun nakomelingen. En nu wilden de Duisterlingen het land Pangeae innemen van de Overige Volkeren. De Duisterlingen stampen zo hard dat je het tot aan de andere kant kon horen. Nadat de koning bekomen was van zijn eerste tegenslag riep hij zijn krijgers toe. Zowel de soldaten als de stuurders liepen naar de Duisterlingen. De Duisterlingen hadden dit in de gaten en zij voerden hetzelfde ritueel uit als hun vijanden. De open vlakte tussen de Duisterlingen en de Overige volken werd kleiner met de seconden. Dan waren de soldaten zo dicht bij de Duisterlingen dat ze de slechte magie konden voelen. Het was alsof het enkele seconden duurde maar het eerste peleton werd moordzuctig afgeslacht door gigantische stekels die uit de grond kwamen. Voor de soldaten stonden wel twintig Duisterlingen bewegingen te maken op de grond. Zij riepen die stekels die uit verhard steen bestond op. Nog voor de andere soldaten het doorhadden deden de andere Duisterlingen hetzelfde met de andere peletonnen. Nog voor de Stuurders bij hun soldaten kwamen was al 2/3 van hun mannen uitgemoord. De lijken lagen overal verspreid over het brakke land. Onder de lichamen vloeide een donkerrode vloeistof. De Aardstuurlingen probeerden hun soldaten te beschermen door de stenen stekels die met een slechte kracht versterkt werden te vermorzelen. Daarbij werden honderd duisterlingen door hun eigen opgeropen stekels doorstoken en vielen dood op de grond. De soldaten maakten daar gebruik van en hervormden zich om zo door de donkere muur van Duisterlingen te breken. Opnieuw kwamen stekels uit de grond. Maar nog voor ze de soldaten bereikten knapten ze open en versplinterden in de gezichten van alle Duistere Aardstuurders die nog over waren. Achter de linie van Duistere aardstuurders stond een Linie waterstuurders. De aarstuurders van de Overige volkeren werden plots verpletterd door een vloedgolf die werd aangedreven door de honderden Duistere waterstuurders.De twee waterstuurders van de Overige Volkeren konden onmogelijk die kracht stoppen maar toch probeerden ze het water onder controle te krijgen. Maar het was te laat, de kracht van de vloeggolf was te sterk en verzwolg de twee water stuurders samen met de twee vuurstuurders. De koning en koningin konden niets tegen het water doen en stikten in het water. Ondertussen kwamen twee luchtstuurders de Overige honderd soldaten te beschermen door de duisterlingen vuurgranaten te werpen. 2 derde van de duisterlingen stierf omdat ze namelijk geen onder hen hadden die over de lucht konden zweven. De vuurmeesters onder de Duisterlingen vuurden hun eigen hitte af op de twee Luchtmeesters. Door de warmte moesten ze hun vliegers loslaten en zo vielen ze in de diepte met de dood als gevolg. De andere twee luchtmeesters zorgden ervoor dat ze niet werden geraakt. Ze keken naar beneden waar zeker nog vierduizend Duisterlingen stonden waarvan er drieduizend vijfhonderd vuurmeesters waren. De overige waren waterstuurders. De waterstuurders waren nutteloos want er was geen water meer om te besturen dus gebruikten ze hun eigen wapens om de overige honders soldaten af te slachten. De strijd was zeker voor de soldaten verloren...’
Geoffrey stopt. Zijn keel is zeer droog. Kuro kijkt spannend naar Geoffrey hoe hij wat van zijn nu al koud geworden thee drinkt om zijn keel terug vochtig te maken.
‘Plots begon de aarde te beven. Achter de Duisterlingen kwam een grote stofwolk. De luchtmeersters van de Overige Volkeren vlogen over de Duisterlingen, terwijl ze nog wat granaten wierpen, om te zien waar het stof vandaan kwam. De stof omringde de nog drieduizend overgebleven Duisterlingen. Enkele seconden was het alsof de strijd gestreden was. Tot plots een glanzende bijl uit het stof kwam en een Duistere vuurmeester onthoofde. De stof vloog op en Voor de Duisterlingen het door hadden dat ze door een mysterieus volk omringt waren was het al te laat. De vreemde kleine wezens met een prachtig gesmeden uitrusting en wapens die van kleine bijlen tot enorme hamers variëerden vlogen wild in het rond. De Duisterlingen werden in de pan gehakt. Opnieuw bad een van de luchtmeesters naar hun God om hem te bedanken dat hij hun gebeden aanhoord had en hen strijders had gegeven. De duistere nevel verdween wanneer de laatste Duisterling op de vlakte door een bijl stierf.’


‘En dit, Kuro, is het verhaal dat ik je wilde vertellen. Als die vreemdelingen er niet zouden zijn geweest zouden de mensen verloren hebben. En dan zouden de Duisterlingen het vredige Pangeae vernielt hebben.’
Kuro die heel het verhaal letter per letter heeft gevolgd neemt zijn kopje met thee op en neemt er een nipje aan. De warme thee van een halfuur geleden is ijskoud geworden. Het smaakte Kuro toch nog. Kuro zit te het verhaal rustig te verwerken tot hem plots een vraag binnenschiet.
‘Geoffrey, weet je wie dat volk was?’
‘Nee. Volgens de verhalen die er op volgden heeft dat volk alle Duisterlingen uitgeroeid. En dan zijn ze opnieuw in hun stofwolk verdwenen en heeft men nooit meer iets van hen gehoord. De enige stuurders die er nog over waren maakten scholen en onderwezen al de mensen die er in de wereld oor voor hadden. En zo heb jij waarschijnlijk ook je sturing geleerd, in bah’Kar.’
‘Dus het kwaad waar ik tegen ga vechten... Denk je dat ik het zonder het volk niet ga halen?’
‘Nee, het zou alleen handig zijn als ze je zouden kunnen helpen...’

Kuro opent de deur die naar de open ruimte van de badplaats leid. Het fonteintje, die in het midden van de ruimte staat vormt koele waterdamp die de warmte van de hete kolenemmers verminderd en aangenaam maakt. Naast de fontein ligt een groot helderblauw bad van tien boogscheuten op tien. Aan de andere kant staan enkele grote houten tonnen die gevult zijn met warm water. In enkele tonnen zitten mannen of vrouwen van de clan. Achter de fontein loopt er een lange gang die verschillende deuren bevat die naar kleinere ruimtes gaan. Elke ruimte wordt nog eens in twee gedeeld voor de twee gasten die er in kunnen plaats nemen.
De warme lucht voelt goed aan op het blote bovenlijf van Kuro. Hij sluit enkele ogenblikken zijn ogen en zet dan in een langzame pas zijn trip door naar de lange gang, langs de fontein. Het dak van de badplaats wordt gestut dood enkele grote balken die met eindeloze tekens zijn versiert.
‘Ik moet in kamer 15 zijn, zei Geoffrey tegen me’ Zegt Kuro zacht. 1...5...9...11...13...15. Hier moet het zijn.’
Kuro legt zijn ene hand op de deurknop van deur 15, met zijn andere hand houd zijn zijn handdoek vast. De deur draait met een knerpende beweging open. De kamer oogt klein vooral omdat hij in twee is gesplitst. Links ziet Kuro een gordijn die dicht is, voor het gordijn staat er een bord met de woorden ‘Bezet’. Hij loopt naar de rechterkamer en trekt het gordijn achter zich dicht. Voor Kuro staat een bad waar zeker twee mensen in passen. Hij rekt zich uit over het bad om de kraan te openen, het warme water vloeit er langzaam uit en vult het bad. Naast de kraan staan allerlei geurende potjes en flessen, gevuld met lekkere schuimen of zepen. Kuro neemt de derde van rechts waarop het woord ‘Maracusplant’ bstaat. In Bah’Kar is de Maracusplant bekent om zijn zachte smaak bij het eten. Maar hier wordt hij blijkbaar als een geurend product gebruikt voor in het bad. Het bad is al drie derde vol wanneer Kuro zijn handoek van zich af gooit. Hij kruipt met zijn naakte lichaam in het bad en sluit de kraan weer. Langzaam zakt hij dieper in het bad. Eerst de benen dan zijn handen daarna volgt zijn buik tot hij uiteindelijk tot zijn schouders in het bad zit. Hij geniet van de stilte. Langzaam valt hij in slaap.
Een licht geroezemoes van twee mensen maakt Kuro wakker. Het water waar hij in ligt is lauw geworden en hij krijgt al rimpels op zijn vingers. Naast hem in de andere kamer moeten er andere mensen in plaats genomen hebben. Hij zet zich recht in het bad. En probeert te luister naar de stemmen in de andere kamer. Tot zijn verbazing hoort hij plots de stem van zijn beste vriend Jako.
‘...toen ik je voor de eerste keer zag kon ik mijn ogen niet van je af houden. Je bent zo mooi. Ik wil gewoon dat je weet dat ik van je hou.’ Zegt Jako op een verliefde toon tegen het meisje die naast hem in het bad zit. Ze legt haar armen om hem heen en fluistert hem iets in zijn oor.
‘Nee Bella, ik heb mijn vriend nog niets over ons vertelt. Ik weet niet hoe ik het aan hem zou moeten zeggen.’
Bella legt zich nog wat dichter tegen Jako aan. Jako voelt haar naakte lijf tegen zich. Hij kijkt naar haar. Bella is prachtig, haar donkerbruin lang haar past goed bij haar bruin-groene ogen. De enkele sproetjes die ze onder haar ogen had maakten haar gezicht nog eens twee keer zo mooier. Jako geniet van haar aanzicht. En hij legt zijn hoofd tegen haar aan.
‘Weet je, Ik vertel het hem vanavond. Morgen vertrekken we weer op reis naar het Noorland om een meester voor hem te vinden. Ik neem je mee. Tenminste... als je dat wilt.’
‘Natuurlijk wil ik dat Jako, ik hou van je.’
Bella’s zuiverzachte stem laat Kuro even bibberen. Zijn vriend heeft een vriendin. Even zit Kuro met zijn mond vol tanden in het bad. Tot er plots een mooie grijns op zijn gezicht verschijnt. Hij wenst dit zijn vriend zeker toe. Kuro stapt uit het bad en laat al het water wegtrekken. Nog voor Jako en Bella weg gaan snelt Kuro de kamer uit.
Wanneer hij in hun hut aankomt zet hij zich op het bed. Zijn vriend heeft een vriendin, waar hij niets op tegen heeft. Maar ze gaat meekomen met hen. Kuro piekerde even wat hij moet zeggen wanneer zijn vriend dit allemaal tegen hem zal zeggen. Wanneer hij in zijn bed kruipt besluit hij om haar een kans te geven.
‘Nu alleen ik nog...’
Met een kleine glimlach op zijn gezicht valt hij in slaap.


Reacties:


bijouken
bijouken zei op 13 mei 2010 - 15:23:
scrijf snel verder

laat je me iets weten als je verder gaat

verder

kitty


neversay
neversay zei op 1 maart 2010 - 20:49:
Dat verhaal van Geoffrey was echt een slachtveld xP
Maar wel mooi onder woorden gebracht (:
En is Kuro een beetje jaloers ofzo xP?
Dat hij nou nog steeds geen vriendinnetje heeft...
Ach ja, hij keurt het goed
Wat vast een hele opluchting voor Jako is... xP

Schrijf maar snel verder (: