Hoofdcategorieën
Home » Lord of the Rings » From a dream into... » V
From a dream into...
V
‘Orophin!’ schreeuwde Rumíl. Snel als een schaduw bewoog Orophin tussen de bladeren. Met een grote sprong belandde hij lichtvoetig voor Rumíl. ‘Wat is er aan de had, mijn kleine broer?’ vroeg hij.
‘Sidhlairiel,’ zei Rumíl verslagen. Orophin keek verbaasd. ‘Zo snel?’
Orophin wist hier geen raad mee. Ze ontmoette elkaar een paar dagen geleden. Daarna kwam Legolas zich er mee bemoeien en dat werd Haldir’s einde en nu is Sidhlairiel dood?
‘Moge beide rust vinden in de dood,’ zei Rumíl.
Orophin schudde zijn hoofd, er was iets… wat niet klopte. Hij wilde weglopen, maar Rumíl hield hem tegen.
‘Moeten we het Airadan niet vertellen?’
Orophin knikte kort en liep verder, halverwege stopte hij.
‘Rumíl, hoe moet dat met Legolas? Ik bedoel wat vind jij ervan?’
Rumíl’s blauwe ogen keken hem in paniek aan. ‘Hij… hij is een vriend! Hij was jaloers, dat kan iedereen overkomen. Niet? Ik denk dat…’ hij stopte. De blik van Orophin. Orophin’s ijzige blauwe ogen waren zo zwart als kolen en keken hem fel aan. Hij was kwaad. ‘Jij wilt hem niks aan doen? Je wilt hem laten… leven!’ hij schreeuwde het laatste woord.
Rumíl slikte en begon stotterend antwoord te geven: ‘J-ja i-ik b-bedoel…’. Verder kwam hij niet.
‘Ik ben geen familie van een verrader!’
‘Maar!’ riep Rumíl met tranen in zijn ogen.
‘Nee, geen woorden meer’
Rumíl boog zijn hoofd en een traan glipte uit zijn oog en rolde over zijn wang. Eenmaal zijn kaaklijn bereikt viel het naar beneden en landde op de grond, die bedekt was met de Gouden bladeren van het Gouden Woud.
Door de zachte zon die door de bomen scheen, schitterde zijn traan als een parel.
‘Ik, zal naar Airadan gaan, pas goed op jezelf, grote broer’
Dagen was Rumíl al onderweg. Eindelijk zag hij ook de majestueuze plek die Haldir en Sidhlairiel daarvoor al gezien hadden. ‘Airadan!’ schreeuwde hij. De jonge Elf kwam aanlopen met een wild zwijn in zijn handen. Het beest bungelde levenloos heen en weer, met nog steeds een pijl in zijn borst.
Airadan bekeek de vreemdeling. ‘Rumíl, was het niet?’
Rumíl knikte en zocht naar de juiste woorden.
‘I-ik kom hier om… te zeggen dat’
‘Wat?’ vroeg Airadan.
‘Ik dacht dat jij en Sidhlairiel goede vrienden waren en ik dacht dat je misschien wilde weten dat…’
‘Wat!?’ vroeg hij weer.
‘Ze is dood!’
‘Wat?’ deze keer was het niet meer dan een vaag gefluister.
‘Ze kon niet zonder hem leven’
‘Maar weet je het zeker’
Rumíl antwoordde daar niet op en reed weg.
Hij spoorde zijn grote witte hengst aan en binnen een paar seconde was het geluid van de hoeven als goed als verstomd.
‘Wie was dat?’
Plots verscheen Findëmaxa achter hem.
Airadan draaide zich langzaam om en legde zijn hand op haar schouder.
Met stalen blik en niets uistralende blauwe ogen verwijderde ze de hand van haar schouder.
‘Ze is dood’
‘Sidh?’
Airadan knikte en probeerde gebruik te maken van het moment.
‘Nee, niet doen! Nu als je me excuseert, ik zal naar Lothlórien gaan’
Op Rumíl’s weg terug naar Lothlórien begon het donkerder te worden. Sneller dan hij gewend was.
‘Ik ben mijn gevoel voor tijd verloren, misschien word het nacht, misschien is het een regenbui’
Hoe donkerder het werd, hoe zwaarder de oogleden van Rumíl werden.
‘Luna, wat is er toch met me?’
De hengst steigerde plots en Rumíl vloog door de lucht.
Rumíl kreunde en keek naar boven.
‘Lothlórien was niet eens ver meer’
‘L-Legolas?’
‘Ja!’ siste hij. Zelfs in de duisternis waren Legolas felle lichtblauwe ogen zichtbaar.
Hij lachte. ‘Geschokt, kleine Lórien Wachter?’ vroeg hij.
‘Beetje’
‘Goed, want stel, als jou grote broer mij iets aan zou doen, dan komt er één van mijn vaders wachters en die zal jou je leven afnemen’
Rumíl slikte en probeerde zijn angst weg te duwen en de attitude van Haldir over te nemen.
Alleen hij faalde. De angst nam hem in bezit. ‘I-ik zal met Orophin praten, h-hij zal niks doen’
‘Goed, kleine Lórien broeder’
Legolas lachte en fluisterde nog wat in Rumíl’s oor.
Iets wat alleen voor Rumíl bestemd was.
Reacties:
Er zijn nog geen reacties op dit verhaal.