Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Koordinaten Unbekannt » Ontbijt
Koordinaten Unbekannt
Ontbijt
Lusteloos eet ik mijn ontbijt. Normaal zou ik het heerlijk gevonden hebben, vandaag wil het gewoon niet smaken.
‘Morgen maak ik een ontbijtje voor jou.’ Beloof ik mijn broertje. Dan moet ik mijn wekker een half uur eerder zetten, maar dat kan ik wel aan.
‘Dat hoeft echt niet, hoor.’ Glimlacht Bill.
‘Jawel. Jij maakt altijd het ontbijt. Morgen doe ik het.’
‘Als jij daar gelukkig van wordt, moet je dat vooral doen.’ Is Bill van mening.
‘Bill, wat nu als mijn dromen meer waren dan alleen dromen?’ Vraag ik angstig.
‘Maak je maar geen zorgen, Tom. Je zei dat we in al je dromen samen waren, dat is het belangrijkste. Ik ga liever door een hel samen met jou, dan dat ik in mijn eentje naar de hemel ga.’ De tranen komen alweer omhoog.
‘Let een beetje op wat je zegt, wil je.’ Glimlach ik.
‘Zei ik iets verkeerd?’ Vraagt Bill, oprecht verbaasd.
‘Nee, maar ik moet straks naar de studio. Ik wil niet nog meer huilen voor ik daar aankom.’
‘Ach, mijn broertje is een beetje emotioneel vandaag.’ Lacht Bill plagerig. Ik steek mijn hand uit om hem een stomp te geven, maar raak in plaats van mijn broertje het melkpak. De witte vloeistof spreidt zich razendsnel uit over het tafelblad, druipt van de randen af en al snel is de vloer ook wit gevlekt.
‘Wat maak je er toch weer een geweldige zooi van.’ Grijnst Bill. Mijn glimlach verstomd. Moet alles vandaag dan zo bekend voorkomen?
‘Wat is er?’ Vraagt Bill.
‘Dat zei je ook in mijn droom.’
‘Oh, kom op. Niemand kan zich zijn dromen precies herinneren.’
‘Dat is het enge juist, ik wel.’
‘Ik weet bijna zeker dat je het je verbeeld, het zal allemaal wel meevallen.’
‘Fijn.’
‘Wat?’
‘Dat mijn eigen broertje zoveel vertrouwen in me heeft.’ Die kwam hard aan.
‘Het spijt me, ik neem het terug. Moet je trouwens niet aankleden? Je moet straks weg, ik dacht dat je niet te laat wilde komen.’ Ik knik, sla stilletjes op en loop naar mijn kamer. Nu pas merk ik wat voor weer het buiten is. De wind waait met volle kracht tegen de ramen. De regen klettert zo hard tegen het glas, dat ik twijfel of het geen hagel is. Ik trek twee shirts, een broek en een trui uit de kast. Met dit weer kan het nooit warm zijn buiten. Ook pak ik een stel kniekousen. Niemand weet dat ik die draag, behalve Bill. Maar zonder die dingen is het op sommige dagen echt te koud. Ik heb het niet zo op kou, dus pak ik me maar dik in. Zodra ik alle lagen aan heb loop ik de gang op, schiet schoenen en een jas aan. Ik twijfel een paar tellen, maar trek doe dan ook een sjaal om. Handschoenen lijken me niet nodig voor dat korte stukje wat ik moet lopen, de grootste afstand leg ik af in de auto.
‘Doe je voorzichtig?’ Schreeuwt Bill bezorgt. ‘Het stormt buiten!’ Dat had ik zelf ook wel in de gaten. Ik geef geen antwoord, ik ben nog lichtelijk geïrriteerd omdat Bill vanochtend een paar opmerkingen heeft gemaakt. Ik haal diep adem en stap de deur uit. Ons appartement bevindt zich op de tweede verdieping, in het midden van een buitengalerij. De lucht is zo donker, dat ik maar een paar meter zicht heb. De wind snijdt koud in mijn gezicht. Ik had toch handschoenen aan moeten doen, want ik zie hoe mijn handen nu al verkleuren van de kou. De regen is wel degelijk regen. Het water is ijskoud en dringt al snel mijn schoenen binnen. Het verspreidt zich langzaam over mijn sokken. Mijn voeten voelen aan alsof ze bevriezen. Ook mijn broek is niet bestand tegen dit weer. De regen en de koude wind doen de stof aan mijn benen plakken. De sjaal is ook al doorweekt voor ik goed en wel buiten sta, het koude water stroomt met straaltjes mijn nek in en baant zich een weg onder mijn shirt. Het materiaal van mijn jas houdt de regen en de wind aardig tegen, maar tussen de rits door komt de kou alsnog binnen. Mijn hele lichaam verkleumd. Snel besluit ik het rechter portiek te nemen, dat is het dichtst bij waar mijn auto geparkeerd staat. Met grote passen loop ik de galerij af. Ik zou graag rennen, maar daar ben ik simpelweg te onhandig voor. Als ik val, moet ik weer opstaan en ben ik uiteindelijk alleen maar langer onderweg.
Na een paar tellen bereik ik het portiek. Het is er niet heel warm, maar wel veel beter dan de kou van buiten. Ik kan de verleiding om binnen te blijven bijna niet weerstaan, maar ik weet dat ik nu verder moet. Ik moet naar de studio, om te laten horen wat ik afgelopen nacht bedacht heb. Niet dat het veel is, het meeste kan ik me niet eens herinneren. Mijn map met aantekeningen ben ik thuis vergeten, maar ik ga echt niet nog een keer die kou in. Ik wacht een paar tellen, tot mijn ledematen een beetje warm geworden zijn en zich weer normaal kunnen bewegen. Hier veel nut heeft het niet, want ik moet nog naar de auto lopen. Ik haal diep adem, nog dieper dan toen ik mijn huis verliet. Ik trek de kraag van mijn jas goed omhoog en probeer de rits nog verder omhoog te trekken. Mijn handen stop ik in mijn zakken. Met mijn elleboog duw ik de deurkruk omlaag, bedenk me hoe blij ik ben dat er geen slot op deze deur zit, adem uit en stap de buitenlucht in.
VERDER VERDER VERDER