Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Koordinaten Unbekannt » Verandering
Koordinaten Unbekannt
Verandering
Ik ben in mijn hele leven nog nooit zo verbaasd geweest. In die paar minuutjes dat ik binnen was, is het weer totaal omgeslagen. De zon verwarmt mijn verkleumde lichaam, zorgt dat ik mijn ogen tot spleetjes moet knijpen tegen het felle licht. Het regent ook niet meer. Ik kijk omhoog en zie dat er zelfs geen wolkje aan de hemel te bekennen is. Ik doe de doorweekte sjaal af en mijn jas uit, zo kunnen mijn kleren ook beter drogen. Ik heb geen tas om ze in te doen, dus houd ik ze maar onder mijn arm. Dan begint nu de zoektocht naar mijn auto. Pas op het moment dat ik me dat bedenk, realiseer ik me dat de omgeving waar ik me in bevind ook anders is dan ik gewend ben. Toen ik vanochtend opstond was het hartje winter, waren alle bomen kaal en bloemen waren er al helemaal niet. Nu sta ik voor een lange zandweg. Aan de overkant ervan strekt zich een eindeloos weiland uit. Hier en daar staan een paar bomen, vol met groene blaadjes en vruchten als appels, peren, kersen en perziken. Ook eiken en berken sieren het landschap. Ze hebben dan wel geen eetbare vruchten, mooi zijn ze wel. Op de grond groeien wilde aardbeien, frambozen, bosbessen, kruisbessen en heel veel bloeiende planten. Er staan bloemen in alle kleuren. Ik herken madeliefjes, tulpen en rozen. Wat doen al deze planten hier? Ik kan me een geasfalteerde weg herinneren, met aan de overkant een torenhoog kantoorgebouw. Een enkele kale boom langs de weg, verder alleen grijze gebouwen met gordijnen voor de ramen. Daar is echter niets meer van te bekennen. Er valt nergens ook maar één gebouw te zien. Het lijkt wel of ik in een sprookje beland ben. Stiekem heb ik hier meerdere malen naar verlangt. Gehoopt dat ik ooit in een vredige wereld terecht zou komen, waar Bill en ik rustig ons leven kunnen leiden, zonder dat iemand ons stoort. Dat we dan waarschijnlijk primitief moeten leven, maakt me niet uit. We overleven het wel. Ik besluit op zoek te gaan naar mijn rijtuig, want ik zal toch naar de studio moeten. Ik loop het zanderige pad op en sla links af, richting het noorden. Ik blijf lopen, maar er komt geen verandering in het landschap. Het blijft hetzelfde. Overal staan planten in bloei, af en toe huppelt er een konijntje voorbij. Vogelgezang dringt mijn oren binnen. Op nog geen meter van me vandaan zie ik een muisje nieuwsgierig mijn richting uitkijken. De zwarte kraaloogjes glanzen in het zonlicht. Ik blijf doorlopen. Na een tijdje vraag ik me af hoe laat het is. Ik haal mijn mobiel uit mijn broekzak, maar zie dat die geen signaal heeft. Misschien is hij beschadigd door de regen. De regen, waar ik kort geleden nog doorheen ploeterde. Het lijkt nu zo onwaarschijnlijk. Alles hier lijkt onwaarschijnlijk. Ik bedenk me dat mijn MP3-speler ook een klok heeft. De speler zelf doet het nog, ik kan de muziek horen zodra ik hem aanzet. De klok doet het niet meer. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan als ik bedenk dat ik een horloge om heb. Hoopvol stroop ik de mouw van mijn trui omhoog, maar tot mijn verbazing staan de wijzertjes stil. Ik heb zin om te schreeuwen, om hulp, om een antwoord te krijgen op de vragen die door mijn hoofd spoken, maar het zou zo zonde zijn om de stilte te verbreken. Ik kan niet bevatten hoe ik hier terecht gekomen ben, waar ik überhaupt ben. De weg lijkt eindeloos door te gaan, ik ben al uren aan het lopen. Ik heb nog geen huis gezien. Ik knijp mezelf hard in mijn arm. De pijn die erdoorheen schiet geeft aan dat ik wel degelijk wakker ben. Het is niet nog een droom. Ik besluit het weiland in te slaan. Al is het niet echt een weiland meer, daar is het te chaotisch voor. Op een weiland staan geen planten kriskras verspreid. Er zijn geen vogels die de op de grond gevallen vruchten op eten. Er vallen geen vruchten op de grond, omdat ze geplukt worden voor ze rijp zijn. Er zitten geen vogeltjes, omdat de boeren die wegjagen met vogelverschrikkers. Hier zijn echter geen vogelverschrikkers of boeren te bekennen. Ik zet mijn eerste paar stappen in het gras. Een bij zoemt verontwaardigd, omdat hij bijna onder mijn schoen belandde. Ik probeer niet in paniek te raken, maar ik vind het beestje wel angstaanjagend. Ik betrap mezelf erop dat ik allang niet meer op zoek ben naar mijn auto. Eerder naar een plek om te overnachten, want het begint al te schemeren. Ondertussen reikt het gras al tot aan mijn knieën. Ik weet nu zeker dat ik al uren aan het lopen ben. Ik zeg tegen mezelf dat ik binnen nu en een uur een slaapplaats moet vinden.
Tijd bijhouden kan ik niet, maar tegen de tijd dat het donker is geworden weet ik zeker dat het uur voorbij is. Ik ga op de grond zitten, met mijn rug tegen een boom. Ik val in slaap met twee vragen en één zekerheid: Waar ben ik en hoe kom ik hier weg? Waar is Bill en hoe vind ik hem? Ik ben bang dat ik nog heel lang moet zoeken voor ik die antwoorden gevonden heb. Mocht ik ze ooit vinden. De zekerheid is ook niet erg geruststellend: Ik ben hopeloos verdwaald. Ook Bills woorden blijven door mijn hoofd spoken: ‘Ik ga liever door een hel samen met jou, dan dat ik in mijn eentje naar de hemel ga.’ Zou dit de hemel zijn? Zou ik dood zijn? Nog meer vragen. En nog een zekerheid: Als dit de hemel is, is het geen paradijs. Niet zonder mijn broertje.
Reacties:
Tom is alleeen ;l
nooohhh
gehhehehe =] ik ben gwoon up to date n_n
verder??
dit is mn voedsel jaa [a]!
Ahw, arme Tom, zonder Bill.
ik zie nu wel een mooie plek voor me, hahahah
xx<3
ik kreeg in het midden echt zo'n Alice in Wonderland idee
verder
xxx