Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » The Eyes of a Stranger » Encounter
The Eyes of a Stranger
Encounter
Er ging een week voorbij. Ik had nooit gedacht dat je je zo opgesloten kon voelen in je eigen huis. Dat ramen erger waren dan tralies.
Jader had de opdracht gegeven om te patrouilleren voor en rond mijn huis. Mijn vrienden wisselden elkaar af om mij gezelschap te geven en gezond te houden. Nadat Jader het verhaal hoorde van Cars nam hij geen enkel risico meer.
Het was de zevende nacht dat ik wakker lag. Mijn voorhoofd drukte tegen het raam aan die uitkeek op de straat. De boom die naast mijn raam stond, was verdord, verlaten, dood. Alleen de wind zorgde ervoor dat een uitgestrekte tak me dagelijks begroette, mij de hand wilde schudden. Ik was benieuwd hoe zon grote boom normaal eruit zou zien in hartje zomer. Groen, gevuld met bloemen, vogels die er in kwetteren, erdoor helemaal bruiste van de energie. En als die ene boom er honderden werden, in rijen met de straten mee vloeiden, dan zou Berlijn herleven. Mensen zouden spontaan hun trieste masker laten vallen en terug lachen.
Een kleine glimlach verscheen op mijn lippen, mijn ogen waren gesloten om elk beeld goed voor me te zien, mijn hoofd nog steeds tegen het raam gedrukt, helemaal verzonken in mijn droomwereld.
Onrustig knipperden mijn ogen open, keken naar de straat gekleed in nachtlicht. Mijn voorhoofd was harder tegen het glas gedrukt om de wortels van de boom te zien die zich in de grond hadden verstopt, daar stond een schim met zijn rug tegen de bast geleund. Ik kon niet zien wie van de jongens nu de wacht hield, dus opende ik het raam. Aan de hoge tegensputterende klanken die het maakte, was eruit te halen dat het in geen tijden helemaal open was gemaakt. De scharnieren waren spieren in een vereeuwigde verkramping, piepte omdat het onmogelijk voelde om weer gestrekt te kunnen zijn.
Het onmogelijke werd het mogelijke na veel druk uitgeoefend te hebben, beneden hadden ze mij allang gehoord moeten hebben, maar ik - en het oude raam- werd volop genegeerd, bleef maar tegen de boom hangen die voor schaduw zorgde.
Met gevouwen armen hing ik uit het raam, mijn borsten tegen het venster gedrukt en mijn nek uitgestoken, een aangenaam briesje kroelde over mijn wangen tot in de puntjes van mijn zwevende lokken. Zo bekeek ik de gestalte nauwkeurig. Met de schaduw als deken om de persoon heen gewikkeld kon ik er niet veel uithalen, er was alleen één gymp die zich durfde te vertonen; het was zwart, zo ver ik kon zien, en had een witte rand om zijn neus.
Hey, zei ik met een zachte stem, ik plaatste een lok achter mijn oor. Wie ben jij? vroeg ik vervolgens wanneer er geen antwoord kwam, de persoon bleef roerloos bij de boom staan, even speelde door mijn hoofd dat diegene inslaap was gesukkeld.
Mag ik dan minstens je gezicht zien?
De gymp keerde zich weder naar zijn eigenaar, er was nu nergens meer naar te kijken, het was alsof de boom een gezwel met zich meedroeg. Het gezwel kwam in beweging, het bleek dat ik al die tijd tegen een rug aankeek, want de voorkant draaide zich namelijk mijn kant op, te zien aan het gezicht die zijn herkenbare neus, mond en ogen niet liet zien, daar was het nog te donker voor.
Er was maar één stap nodig om uit de schaduw te komen. De maan haar licht nam nu de taak op zich om hem warm te houden en wikkelde een zilveren deken om de persoon heen, waarom wist ik niet, het was zomer?
Ik wilde vragen of hij mijn kant op wilde kijken, want hoe hij nu stond maakte het mij verdomd moeilijk om zijn karakteristiekeneigenschappen in zijn gezicht te vinden.
Het was alsof mijn gedachten hardop kon spreken, want hij keek op met precisie, zijn ogen pinde zich vast in de mijne en leek het niet meer los te willen koppelen.
Sprakeloos keek ik terug. Mijn adem werd benomen door zijn pijnlijke schoonheid. Hij had het gezicht die Kira zo mooi beschreef. Een ivoren huidskleur; strak en zacht. Volle lippen die witroze van kleur waren, ze kleurden prachtig over naar zijn witte huid. Donkere wenkbrauwen en haar; Haar als ravenveren, danste mee met de wind die hem altijd leek te omringen, hoorde ik Kira glashelder spreken in mijn hoofd. Zijn haar golfde inderdaad zachtjes mee. Maar zijn zwartomlijste ogen waren, in tegenstelling tot zijn zachte huid en lippen en haar van zijde, hard en doordringend.
Waarom? wist ik eruit te persen. Hij bleef zonder zijn ogen te bewegen mij aanstaren. Waarom achtervolg je mij zo? maakte ik de vraag wat zinvoller en begrijpelijker.
Geluid van brekend ijs weerklonk door mijn oren. Hij scheurde zich los van ons oogcontact en draaide zich zwevend om, geruisloos. Verward keek ik naar het raam die was veranderd in een schildersdoek, er waren ijskristallen op geschilderd, terug naar hem die steeds verder van mij vandaan ging.
Nee, bitte, ga niet weg! Mijn armen ontvouwde zich zodat mijn rechterhand smekend naar hem uit kon reiken. Het liet hem omkijken, maar niet zijn gedachten veranderen en liep terug door.
Verdomme. Ietwat stijf van het hangen over de vensterbank, klom ik eroverheen. Schattend keek ik naar beneden, dit was zeker drie meter springen, dat was echt geen optie. Terug keek ik om mij heen en zag de tak die mij altijd trouw groette. Mijn vingers haakten zich vast aan het raamkozijn en met mijn andere hand graaide ik naar de tak. Na een paar mislukte pogingen had ik raak en liet het kozijn los om slingerend aan een tak de boom te bereiken.
Met was schaafwonden en opkomende beurse plekken had ik veilig de grond bereikt en zette het op rennen. Zoals verwacht had ik geen idee meer waar de jongen heen was gelopen, hij had de gave te doen verdwijnen in een oogknipper.
Verrast vond ik hem zeker twintig meter van mij vandaan; zijn lange, zwarte jas zweefde kalm mee op het ritme van zijn voetstappen. Zijn lange lokken, die ontsnapt waren uit zijn hoge kraag, bewogen individueel en magisch, zoals een poesenstaart.
Hoe rustig hij liep, hoe gehaast met een gejaagd hart ik rende. Zijn elegantie maakte mij een lompe trien die over elke uitgestoken stoeptegels moest struikelen en woorden gebruikte die totaal niet bij het moment paste.
Ik vervloekte mezelf nooit meer te spreken in mijn gedachten nu alles leek uit te komen wanneer ik dat deed. Met een verwrongen gezicht boog over mijn blote knie die mijn val en lichaam had opgevangen. Bloedsporen waren als een spinnenweb met elkaar verbonden, en gingen weer uiteen bij het bereiken van mijn scheen.
De pijn duwde ik aan de kant om op te kunnen staan. Eerst veegde ik al het vuil van mijn naakte benen af, ik had alleen maar een dunne nachtjapon aan, en daarna bundelde ik al mijn kracht om weer op te kunnen staan. Ik staakte mijn beweging, mijn achterwerk hing pas net in de lucht, wanneer ik twee gympen voor mij zag staan; zwart met een witte rand om de neus getrokken.
Reacties:
SADIST!
daar stoppen.
not fair!
*grom*
Zijn elegantie maakte mij een lompe trien die over elke uitgestoken stoeptegels moest struikelen en woorden gebruikte die totaal niet bij het moment paste.
en daar moest ik héél hard om lachen :3
geweldig stuk schrijfwerk!
can't wait for the next one :]
- én succes met je tentamenweek!
Omg o____o
DIT IS ECHT SUPER MAGISCH
jammer dat je daar stopt
duurde lang tot we eindelijk een echte beschrijving kregen
dat maakt het juist zo cool
hou wel van mysterious!
en dit deel is geweldig
gewoon prachtig
i love it !
Nouja zeg Ãâ
En dan zomaar stoppen!
Dat mag niet hoor, stoute Yasmine *corrigerend vingertje*
Hm, ik moet weer terug gaan leren D:
Jij succes met je tentamenweek...
-Laure zegt tenminste dat het een tentamenweek is en ik neem aan dat dat klopt-
Het was geniaal en een perfecte onderbreking van wiskunde^^
<3