Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Histoire d'amour » Paris, 9 septembre 1890

Histoire d'amour

15 maart 2010 - 11:36

1813

12

828



Paris, 9 septembre 1890

Georg rekte vermoeid zijn rug en veegde zijn met inkt bevlekte handen af aan zijn schort. Hij werkte intussen een maand in de drukkerij van Monsieur Bernard, maar het bleef zwaar werk. Het materiaal was verouderd, en bij zijn vader hadden ze altijd met drie knechten gewerkt. Hier was hij alleen met de oude man.
Toch had hij er zijn plezier in. Monsieur Bernard was een strenge baas die geen fouten tolereerde, maar hij was een eerlijk man met een gouden hart. Bovendien voelde hij een vaderlijke warmte voor zijn jonge knecht die hij niet meer had ervaren sinds zijn enige zoon Louis vele jaren geleden aan de longtering stierf. Zijn vrouw Madeleine was vervolgens weggekwijnd van verdriet, en sindsdien had hij de drukkerij in zijn eentje recht gehouden. Ja, af en toe diende een leerjongen zich aan, maar geen van allen beviel hem. Tot nu.
‘Dat is alles voor vandaag, jongen. Wat dacht je van een glas bij tante Josephine om je eerste maand in de grote stad te vieren?’
‘Graag, monsieur Bernard.’ Georg hing zijn schort over de roestige spijker naast de deur en verdween in de achterkamer. Het koude water van de pomp spoelde over zijn handen.
Hij bekeek zijn vingers. Eelt en inkt schetste zijn beroep in de palm van zijn hand. Mijn beroep, dacht hij trots. Ik ben een leerjongen bij een Franse drukker. Niet zomaar een zoon die thuis een handje toesteekt en intussen een vak probeert te leren. Ik heb een baan en een kamer, mijn Frans wordt beter met de dag en ik maak vrienden in Montmartre. Dit zou vader moeten zien.

Buiten rook het naar beginnende herfst. De laatste zomerwarmte trok uit de lucht en plotse frisse briesjes kondigden het keren van de seizoenen aan.
Bij tante Josephine rook het daarentegen altijd hetzelfde. Naar tabak, drank, samengepakte lijven en vochtig pleisterwerk. En naar gelach. Na een maand kon Georg een gezellig café herkennen aan de geur. Plezier had een eigen aroma, een combinatie van goedkope geurwaters die uit de halzen van de vrouwen opwelde, stoffige kleren van vermoeide reizigers, glad gesleten vloerplanken die niet meer wisten hoeveel voeten er al op hen hadden gedanst, en adem van honderd schaterlachende monden.
‘Ah, les garí§ons!’ Tante Josephine spreidde haar armen open toen Georg en Monsieur Bernard de deur van het café openduwden. ‘Het gebruikelijke?’
‘Graag, Josephine.’ Twee glazen wijn kwamen hun richting uit. Georg had de liefde voor rode wijn van zijn werkgever overgenomen en liet zich graag onderwijzen in de kunst van het wijnproeven.
Een week geleden hadden Monsieur Bernard en twee andere stamgasten hem de hele avond aan de lopende band glazen onder zijn neus geschoven terwijl ze maar doorpraatten over koppige wijn en droge wijn, zachte en scherpe smaken, goede druiven en kurk. De woorden gingen aan Georg voorbij, hij vond het allemaal best en dronk. Later die nacht kotste hij zich binnenstebuiten in de nachtemmer, maar hij bleef wijn lekker vinden. Met mate.
‘Bonjour, tante.’
‘Bonjour, ma fille.’ Een meisje met lang zwart haar, gekleed in een rode jurk en met een zware mand aan haar arm kwam het café binnen. Ze leunde over de bar en gaf tante Josephine een zoen op haar wang alvorens haar last op een barkruk te plaatsen. Georg kende haar. Ze huurde de kamer onder die van hem en ze werkte op de Place du Tertre in een schilderswinkel.
Toen hij haar voor het eerst zag, op de avond van zijn wijnproeving, dacht hij dat ze een hallucinatie was. Ze kruiste hem op de trap toen hij naar buiten strompelde om wat frisse lucht te halen. Bij het zien van haar goudgele ogen sloeg hij spontaan een trede over en brak bijna zijn nek. Ze glimlachte scheef en verdween in haar kamer zonder één woord.
De volgende dag stond hij later op dan gewoonlijk en kwam hij naar nogmaals tegen, dit keer in nuchtere toestand. Toen hij besefte dat ze geen waanbeeld was, kon hij eindelijk haar naam vragen.
Hélène.
‘En de Anglais is er ook bij, zie ik.’ Hélène noemde Georg steevast ‘Anglais’, en zoende hem bij elke begroeting op zijn beide wangen. Het Franse gebruik joeg de arme jongen elke keer opnieuw het schaamrood op de wangen, tot groot jolijt van alle tooghangers.
‘Een goede dag gehad, kindje?’ Tante Josephine schonk een glas wijn in voor Hélène.
‘Goed verkocht,’ knikte Hélène. ‘Maar het was een lange dag, en mijn boodschappen wegen niet weinig.’ Ze draaide zich om en knipoogde naar Georg. ‘Misschien is er wel een Engelse gentleman in de zaal die een dame in nood wil helpen?’ Ze liet het woord ‘gentleman’ van haar tong rollen alsof het een adellijke titel betrof. Georg kreeg spontaan de kleur van de wijn in zijn halflege glas.
‘Vooruit, jongen,’ spoorde monsieur Bernard hem aan. ‘Je mag een dame nooit laten wachten.’
‘Engelse gentleman, ja ja,’ spotte een andere stamgast. ‘Jullie eilandbewoners hebben nog veel te leren van ons, meesters van de romantiek.’
‘Misschien kunnen zij u dan iets leren over persoonlijke hygiëne, monsieur Michel,’ antwoordde Hélène vlotjes, waarop Michel door zijn bulderende kompanen op de schouders werd geslagen.
Georg stond nerveus op uit zijn stoel en nam Hélène’s tas van de kruk. Zij glimlachte, niet het meewarige lachje waarmee ze de dronken jongen op de trap had begroet, maar een brede lach die haar bijna perfect rechte gebit liet zien. Gelijkmatige witte tanden waren een zeldzame schat, en het zag ernaar uit dat Hélène gezegend was met elke mogelijke gave van moeder natuur. Maar niks overtrof haar ogen, die twee cirkels van amber waarachter iemand een gouden vonkje had geslagen. Ogen die een man betoverden om hem nooit meer te laten gaan.

‘Bedankt. Zet ze maar op tafel,’ wees Hélène. Georg liep achter haar aan de kamer in, en liet de zware mand bijna uit zijn armen vallen. Elk stuk van haar witgekalkte muren was bedekt met grote portretten. Tekeningen met houtskool, olieverfschilderijen, ruwe schetsen of prachtig gedetailleerde prenten, soms enkel een gezicht, soms met schouders of lichaam erbij. Maar van de eerste tot de laatste waren het allemaal tekeningen van haar.
‘Vind je het mooi?’ vroeg ze. Met een nonchalant armgebaar nodigde ze hem uit om de vreemde versieringen beter te bekijken. Nu zag hij pas de verschillen, niet alleen in stijl en materiaal, maar ook in het model. Hij zag Hélène’s gezicht op verschillende leeftijden. Dit was een werk van vele jaren.
Niet alle portretten waren gehandtekend, maar hier en daar zag hij een krabbel. Met enige moeite ontcijferde hij de namen. Cézanne, Monet, Renoir, Degas, Pissarro…
‘Ik werk op de Place du Tertre, dat weet je,’ sprak Hélène terwijl Georg als van de hand Gods geslagen in het rond bleef kijken. ‘Alle grote schilders van Europa trekken naar Frankrijk, en wie het dan wil maken komt naar Parijs. En van daaruit komen ze naar Montmartre. Ik heb hen allemaal materiaal verkocht, en voor zij die willen fungeer ik graag als muze. Blijkbaar inspireer ik iets in een man die geraakt is door de kunsten...’ En ze deed twee stappen naar Georg toe. ‘Ze zeggen dat het door mijn ogen komt, maar ik vind ze niet zo bijzonder. Misschien omdat ik ze al mijn hele leven gewend ben. Elke keer wanneer ik in een spiegel kijk.’ Ze stond nu heel dichtbij. Georg ademde stiekem diep in door zijn neus en voelde een lint van haar geur zich als een cocon om hem heen sluiten. Terpentijn, sigarettenrook en limoen.
Plots draaide ze zich van hem af en liep naar het krakkemikkige bed. Achter het hoofdeinde, als op een ereplaats, zag hij een grote tekening van haar gezicht. In haar haren droeg ze een takje kersenbloesems. De handtekening stak net boven het grauwe hout uit. Van Gogh.
‘Monsieur Vincent was een paar jaar geleden in Parijs,’ wees Hélène. ‘Een goede man. Hij heeft iets met bloemen, maar dat vond ik net zo leuk. Ik weet niet wat er intussen van hem is geworden, maar ik hoop dat hij is blijven schilderen. Hij had het. Talent, snap je?’ Georg knikte, zijn ogen gefixeerd op de kersenbloesems, zo levendig alsof ze uit het pleisterwerk groeiden.
‘Ik schilder niet,’ zei hij plots. ‘Maar ik schrijf wel. Ik weet alleen nog niet of ik talent heb.’ Hélène lachte, een klaterende lach die van haar kunstmuren terugbotste en Georg samen met haar geur en gouden ogen definitief inpakte.
‘George toch,’ zei ze zacht en liep weer op hem af, tot ze bijna tegen elkaar stonden. Ze waren precies even groot, maar toch voelde Georg zich naar haar opkijken. ‘Zo jong, zo onschuldig, met een hoofd vol dromen. Wat moet er van jou worden in deze wereld?’ Ze legde een handpalm tegen zijn wang, nauwelijks een aanraking, met een vlies van lucht tussen hun huid, maar toch voelde Georg de bliksem inslaan onder zijn schedel. Hélène’s ogen kregen iets van liefdevol medelijden, zoals een moeder naar haar kind kijkt wanneer het met geschaafde knieën en natte ogen de keuken in komt strompelen. Zuchtend streelde ze zijn haar achter zijn oor. ‘Ze zullen je verslinden.’
‘Ik ben meer dan ik lijk,’ antwoordde Georg zo luid als hij durfde, wat nauwelijks meer dan een fluistering was.
‘Dat mag ik hopen, Anglais,’ grinnikte Hélène. ‘Parijs spuwt de botten van de dromers elke ochtend in de Seine. Als je hier dromen wilt waarmaken, heb je maar beter voldoende talent en lef om je tegen af te zetten.’ Ze pauzeerde even. ‘En wanhoop. In Parijs heb je wanhoop nodig. Pas wanneer het leven zelf tussen je vingers doorglipt, weet je dat je het gemaakt hebt.’ Haar hand verloor het contact met zijn huid, ze keerde hem haar rug toe en begon haar boodschappen uit te pakken.
Het duurde even voor Georg zich weer kon bewegen. Hij liet zijn blik een laatste keer over de schilderijen dwalen en glipte de gang op, beklom met onvaste benen de trap naar zijn zolderkamer.
‘George!’ Hij leunde over de balustrade en zag Hélène een verdieping lager hetzelfde doen. Vanuit deze positie kon hij recht in haar jurk kijken, en hij vroeg zich af of dat haar bedoeling was.
‘Ja?’
‘Normaal heb ik het meer voor schilders, maar…’ Ze lachte haar tanden bloot en leunde nog wat verder voorover. ‘Als je ooit je wanhoop vindt, wil ik dat je een boek over mij schrijft.’ Zonder op een antwoord te wachten verdween ze weer en hij hoorde haar kamerdeur dichtvallen.
Boven zette Georg het raam van zijn kamer wijd open. Voor het eerst sinds hij in Parijs was gearriveerd opende hij de kist van zijn schrijfmachine en plaatste ze voorzichtig precies in het midden van de gammele tafel. Hij had gisteren een plankje onder één van de poten geschoven, maar ze wiebelde nog steeds.
Een blanco blad werd op zijn plaats gerold. Met scherpe tikken sloegen de hamertjes tegen het inktlint en een titel verscheen zwart op wit. Histoire d’amour, en eronder zijn naam, Georg Listing. Daarna rolde hij het papier helemaal naar beneden en in de rechter benedenhoek typte hij nog twee woorden.

Voor Hélène.


Reacties:

1 2 3

MoonRocker zei op 15 maart 2010 - 13:55:
Ik vind het leuk ^^
Vooral om het feit dat Georg de hoofdrol heeft :']
‘Parijs spuwt de botten van de dromers elke ochtend in de Seine. Als je hier dromen wilt waarmaken, heb je maar beter voldoende talent en lef om je tegen af te zetten.’

*-*

xoxo <3


xDevilBitch
xDevilBitch zei op 15 maart 2010 - 12:40:
Ah, ik vind dit echt een heel leuk verhaal.
Je zet Georg zo leuk neer, en ik vind z'n bijnaam leuk ^^ Het is een wereldwonder dat mijn Frans net goed genoeg is om dat te vertalen

‘En wanhoop. In Parijs heb je wanhoop nodig. Pas wanneer het leven zelf tussen je vingers doorglipt, weet je dat je het gemaakt hebt.’ Haar hand verloor het contact met zijn huid, ze keerde hem haar rug toe en begon haar boodschappen uit te pakken.

Dit is echt heel mooi <3

Daantje