Hoofdcategorieën
Home » Tokio Hotel » Koordinaten Unbekannt » Ontbijt
Koordinaten Unbekannt
Ontbijt
Zwijgend kijk ik toe hoe het meisje het fruit verder schilt en in een houten kom gooit. Zodra ze al het fruit in de kom heeft zitten, schuift ze hem naar mij toe. Ze haalt een derde steen tevoorschijn, langwerpig, zonder hoeken, punten of snijvlakken. Ook deze geeft ze aan mij. Ik kijk haar vragend aan.
‘Fijnstampen.’ Legt ze uit.
‘Waarom? Ik kan toch ook gewoon kauwen?’
‘Voor eventuele wormen in de appels. Als je het fijnmaalt kom je die tegen.’ Mijn gezicht vertrekt. Ik heb meteen geen trek meer.
‘Grapje! Je geloofde me, hè?’ Roept ze vrolijk.
‘Jij woont hier al drie jaar, jij zal het wel weten.’
‘Eigenlijk weet ik niet waarom ik dit doe. Zullen we het overslaan vandaag? We kunnen ook gewoon de stukjes eten.’ Ik stem in, pak een stuk fruit uit de kom en begin er voorzichtig aan te knagen.
‘Zie je wel dat je niet kan eten? Je lijkt wel een konijn.’ Dat kind vind het naar mijn idee te leuk om mij in de maling te nemen. Ik mik de peer die ik in mijn handen had naar haar hoofd. Het was een hele mooie gooi geweest, als ik geraakt had. Maar het fruit landt een aantal meters naast het meisje op de grond. Er verschijnt een grote grijns op haar gezicht.
‘Mikken kun je ook al niet.’ Ik wil mijn volgende stuk fruit ook naar haar hoofd mikken, maar bedenk me dan dat ik het beter op kan eten.
‘Je zei dat je mensen ontving, toch?’ Verander ik van onderwerp.
‘Inderdaad.’
‘Zie je die mensen ooit nog terug?’
‘Nee, zeer zelden. De meesten trekken eropuit en komen nooit meer terug.’
‘Hoe weet je dan of ze nog leven?’
‘Dat weet ik niet, maar dat maakt me ook niet uit. Ik weet ook niet hoe groot deze wereld is. Als jij op de aarde iemand in Berlijn zou ontvangen, die dan ging reizen, weet jij toch ook niet of hij in Amsterdam of in Moskou aankomt? Als hij al ergens aankomt. De weg terug vindt hij natuurlijk nooit meer. Je kunt je er druk over maken, maar ik heb betere dingen te doen.’
‘Zoals?’
‘Mensen ontvangen, eten zoeken, eten klaarmaken, gereedschap maken, mijn hut in goede staat houden, zorgen dat ik genoeg droog brandhout heb om een noodvuur te maken.’
‘En dat verveelt nooit?’
‘Natuurlijk wel, maar ik moet het doen om te overleven. Ik kan niet meer naar de supermarkt rennen en een kant en klaar maaltijd halen, ik kan niet bij de buren aankloppen als ik toevallig geen zout meer in huis heb. Al het voordeel dat ik heb, boven de holbewoners van vroeger, is dat ik veertien jaar in de bewoonde wereld heb geleefd. De ontwikkelde, elektronische en automatische wereld. Zeg nou zelf, is dit niet veel beter?’
‘Niet zonder mijn broertje.’
‘Zet je eroverheen, je ziet hem nooit meer, hij ziet jou nooit meer. Het is voorbij, je moet verder met je leven.’
‘Heb je enig idee wie jouw meester is?’
‘Meester?’
‘Degene die jou je informatie stuurt.’
‘Nee, doet het ertoe?’
‘Ik vroeg het me af.’
‘Je stelt teveel vragen. We hebben hier geen encyclopedie waar we dingen even snel in kunnen opzoeken.’
‘Ik vroeg het me gewoon af, want ik heb een droom gehad over…’ Ineens is het meisje één en al aandacht.
‘Over wat? In deze wereld of in de vorige?’
‘Op aarde. Over een gebeurtenis vlak na mijn geboorte.’ De ogen van het meisje dwingen me verder te gaan.
‘Het gebeurde in het ziekenhuis. Mijn broertje en ik lagen in het ziekenhuis. Op een gegeven moment kwamen er drie wezens binnen, die ons vertelden dat onze zielen uitverkoren waren. Iets in die richting. Maar ze mochten onze zielen pas nemen wanneer ze of geen lichaam meer hadden, of wanneer we die vrijwillig gaven.’
‘Wat heeft dat te maken met mijn meester?’
‘Ik neem aan dat hij kiest wie hier komt en wie niet. Er is mij in die droom ook verteld, dat er alles aan gedaan zou worden om mijn broertje en mij zo snel mogelijk te pakken te krijgen. Iedereen weet hoeveel Bill en ik om elkaar geven, hoe moeilijk het voor ons is om niet samen te zijn. Nu zijn we voor goed gescheiden, misschien hopen ze dat ik me nu bij hen voeg?’
‘Je bedoelt, zelfmoord pleegt?’
‘Ik denk het.’
‘Doe dat alsjeblieft niet. Dat zou je broertje ook niet willen.’
‘Wel als we dan weer samen kunnen zijn.’
‘Toch moet je het niet doen.’ Haar stem is niet langer dwingend, het is nu meer smekend.
‘Dus, vertel nog een over die gevaren?’
‘Welke?’
‘Je zei dat het hier gevaarlijk was.’
‘Oh ja, sorry. Ik moest iets verzinnen om je hierheen te krijgen.’
‘Dat zeg je alleen omdat je denkt dat ik mezelf om ga brengen.’
‘Nee, ik meen het. Het is hier minder gevaarlijk dan op aarde. Hier kun je niet onder een auto komen, of een geraakt worden door vuurwerk, of doodgaan aan de CO2 uitstoot van auto’s. Er zijn geen vulkanen, ik heb nog geen aardbevingen meegemaakt en er lopen hier ook geen beren, tijgers of wolven rond. Volkomen veilig. Het grootste gevaar dat ik heb ontdekt is dat je gestoken kunt worden door een wesp. En de winters zijn bijna niet om uit te houden, zo koud.’
‘Is er dan ook maar iets wat wel waar is, of wat je wel weet?’ Vraag ik geïrriteerd.
‘Ja, bijna alles wat ik verteld heb is waar. En ik weet dat jij heel goed gelovig bent. Oh, en ik mag je wel, al ben je een beetje driftig.’ Als het Bill was geweest, had ik nu bovenop hem gezeten en hem gedwongen zijn woorden terug te nemen. Maar dit is Bill niet, dit is… Wie is dit eigenlijk? Ik bekijk het meisje nog eens goed, haar donkere huidskleur en haar vrolijke, bruine ogen. Het meisje zit vol met energie. Ik schat haar een jaar of zeventien. Haar kleren zien er armoedig uit, helemaal gescheurd en onder de viezigheid, maar dat is niet zo gek als je al drie jaar in de wildernis leeft.
‘Hoe heet je eigenlijk?’ Vraag ik nieuwsgierig.
‘Jamila.’ Antwoordt het meisje. Ik herhaal de naam een paar keer in mijn hoofd. Het duurt even tot het tot me doordringt waar ik haar van ken.
Reacties:
‘Mikken kun je ook al niet.’
---NEE HIJ KEN NIETS XDDDD
verder ?
I LIKE IT!
...
...
...
Ja, hoe kent hij haar?
*nieuwsgierig*
VERDER.
xx<3
PFFF
Ik ben bijgelezen
Maar nu maak je me wel heel erg nieuwsgierig.
-Meisjesogen-
Anders pak ik die ene jaren '70 tekenfilm erbij en je weet wat er dan gaat gebeuren...
~