Welkom op FanFic.nl

De Nederlandse website waar je fanfiction kunt lezen én schrijven.

Nu on-line: (0)

Home » Tokio Hotel » Stand Alones » Same thoughts [TC]

Stand Alones

19 maart 2010 - 18:58

2027

6

699



Same thoughts [TC]

Mijn eerste TC, please don't be too hard on me. :$

Zwijgend loop ik naast mijn broertje. Ik kan bijna voelen hoe de band die we ooit hadden, elke seconde verder aftakelt. Alles wat ons ooit met elkaar verbonden heeft, valt langzaam in kleine stukjes uit één. Het doet onbeschrijflijk veel pijn. Geen stekende pijn, maar een constante, zeurende pijn. Niet het soort wat tranen achter je ogen doet prikken en je smeekt al je frustratie uit te schreeuwen. Het verspreidt wel een wanhopig gevoel door mijn lichaam, wat bezit neemt van mijn spieren. Hierdoor moet ik nadenken over elke beweging die ik maak, omdat niets meer automatisch gebeurt. Ook spookt de vraag ‘Wat heeft het voor zin om te blijven ademen?’ uitdagend door mijn hoofd. Het antwoord op die vraag weet ik niet, maar ik weiger nu op te geven. Tegelijkertijd bevindt een verlammende druk zich op mijn borstkas, doet me naar adem snakken. Bij elke stap die ik zet voel ik mijn beenspieren slapper worden. Ik vraag me af hoe lang het nog zal duren voor de pijn teveel wordt, hoeveel tijd ik nog heb voor mijn lichaam mijn bevelen totaal zal negeren. Het vervelende aan dit soort pijn is dat er geen gebruiksaanwijzing bij zit. Het is elke keer anders. De ene keer gaat het binnen een dag over, de andere keer duurt het weken. Als je pech hebt gaat het helemaal niet voorbij.
Ik weet dat ik de touwtjes op dit moment nog zelf in handen heb. Mijn geheim verscheurt onze broederband. Als dit verkeerd afloopt, is het mijn schuld. Toch ben ik bang om het te vertellen, bang dat de situatie er alleen maar op achteruit zal gaan. Nu loopt Bill nog zwijgend naast me, als hij het eenmaal weet wil hij misschien helemaal niet meer naast me lopen. Aan de andere kant is er ook een klein kansje dat hij het positief opvat, een nog kleiner kansje dat… Nee, ik mag niet de gehele waarheid vertellen. Ik zal niet tegen mijn broertje liegen, ik hou de details gewoon voor mezelf. Zonder dat ik er erg in heb, neem ik een beslissing. Ik ga het vertellen. Als ik het niet doe, gaat de situatie er ook alleen maar op achteruit. Ik haal diep adem, overdenk alles nog één keer en blaas de lucht uit.
‘Ik moet je iets vertellen, Bill.’ Begin ik.
‘Dus toch? Heb je besloten me als nog in vertrouwen te nemen?’
‘Ja, eigenlijk wel. Maar als je zo begint, hoeft het voor mij al niet meer.’ Bill bijt schuldbewust op zijn onderlip. Zonder een woord te zeggen lopen we verder, we zijn nu bijna bij de voordeur.
‘Komt het nog, of niet?’ Vraagt Bill voorzichtig.
‘Als we binnen zijn, niemand hoeft het te horen.’ Het is al erg genoeg om het aan Bill te vertellen. Niemand anders hoeft het te weten. Bill lijkt gerustgesteld. Voor een moment voelt het alsof onze band er nog altijd is. Twee verwachtingsvolle ogen, net zo bruin als de mijne, staren voor zich uit. Ik voel drang om sneller te lopen, nu de pijn een paar tellen weg is, maar ik houd me in. Al snel bereiken we de voordeur. Mijn broertje steekt zijn sleutel in het slot en gebaart dat ik voor moet gaan. Zodra we beiden binnen zijn, sluit ik de deur. Bill geeft me geen kans naar de woonkamer te gaan, maar verspert me de weg en spoort me aan meteen mijn verhaal te doen. Zijn opdringerigheid zorgt dat ik me niet bijster op mijn gemak voel. Ik hef mijn gezicht op, om te kijken wat voor uitdrukking mijn broertjes gezicht siert. Op het moment dat onze ogen elkaar ontmoeten, wendt Bill zijn gezicht af. Ik meen een rode blos op zijn wangen te ontdekken, maar dat zal wel verbeelding zijn. Bills ogen staren nu in het niets en er valt niets in te lezen. Geen verwachtingsvolle twinkeling, geen bezorgde glans en geen geruststellende diepte. Slechts uitdrukkingloze, bruine irissen die zonder waarschuwing overgaan in zwarte pupillen. Zijn oogleden sluiten niet eens, het lijkt wel of mijn broertje ver van deze wereld is. Onze band is weer helemaal verdwenen. Langzaam neemt de pijn weer bezit van mijn gehele lichaam. Ik grijp de deurklink vast in een poging overeind te blijven, aangezien mijn verkrampte spieren daar niet langer zelfstandig toe in staat zijn.
‘Komt er nog wat?’ Zijn stem is nu ongeduldig, lichtelijk geïrriteerd zelfs. Ik staar hem aan, een paar tellen totaal de kluts kwijt. Wat zou er moeten komen? Mijn gedachten dwalen van de pijn weg, op zoek naar wat ik zou vertellen. Ik scheur mijn blik los van de deurklik, waar hij in een reflex heen is geschoten toen ik die vastgreep. Eén blik op Bill zegt genoeg. Zijn ogen hebben dezelfde lege uitstraling als een paar tellen geleden, alleen zit er nu een verveelde ondertoon in.
‘Ik weet niet waar ik moet beginnen.’ Beken ik.
‘Het begin, misschien is dat een goed idee?’ Het was een gemene opmerking geweest, als Bill hem niet zo aarzelend had uitgesproken.
‘Het probleem is dat ik niet weet waar het begonnen is.’ Er klinkt minstens zoveel aarzeling in mijn stem als in de van mijn broertje. Ik volg zijn blik, maar kom niet verder dan de muur. Mijn hoofd is één grote warboel. Nog voor ik besloten heb dat ik er geen doekjes om ga winden, omdat ik toch niet weet waar ik moet beginnen of eindigen, rollen de woorden al over mijn lippen: ‘Ik ben homo.’
Bills gezicht verschiet van kleur. Eerst naar dieprood en dan naar spierwit. Zijn ogen zijn een mengeling van ontelbare emoties. Ik denk angst, hoop en strijdlust te herkennen, maar voor ik het zeker weet draait mijn broertje zich om een loopt bij me vandaan. Mijn ogen volgen zijn gestalte tot hij in de keuken verdwenen is en ik hem niet langer kan zien. Dan zak ik door mijn knieën en beland met een zachte plof op de grond. Met mijn rug leun ik tegen de voordeur. Ik trek mijn knieën op, sla mijn armen eromheen en verberg mijn gezicht ertussen. Ik dacht dat het soort pijn wat ik voel geen tranen veroorzaakte, maar ik had het mis. Langzaam rollen de warme, zoute druppels over mijn wangen en laten mijn lichaam ritmische snikken uitstoten. De tranen doorweken alles wat binnen hun bereik ligt. Niemand ziet het. Niemand hoort het. De onzichtbare kracht van pijn en verdriet.

Ik plof naast mijn broertje op de bank. Ik doe mijn best de andere kant op te kijken, maar merk alsnog dat hij van me wegschuift. Zonder erbij na te denken kijk ik op en zie dat hij zijn lichaam naar de andere kant van de bank heeft verplaatst, zo ver mogelijk bij mij vandaan. Meteen krijg ik spijt dat ik mijn hoofd gedraaid heb. Dat ik naast hem ben gaan zitten. Of eigenlijk spijt het me dat ik Bill een week geleden in vertrouwen heb genomen. Hij heeft er geen woord meer over gezegd, tegen niemand. Tegen mij heeft hij helemaal niets meer gezegd en hij ontwijkt al mijn blikken. Ik heb geen idee hoe lang ik dit nog vol ga houden. Ik wist dat het een kwestie van alles of niets zou zijn, maar stiekem hoopte ik op een minder negatieve reactie.
Gustav en Georg hebben ook gemerkt dat er iets niet in orde is. Ze hebben ernaar gevraagd, maar Bill haalde zijn schouders op en zond mij een vernietigende blik met de boodschap dat ik niets moest zeggen. De enige keer deze week, dat hij me heeft aangekeken. Nu ik eraan terug denk, besef ik dat ik net zo goed wel had kunnen praten. Bill negeert me toch al en het is bovendien mijn geheim, niet dat van hem. Behalve dan dat hij schijnbaar een hekel heeft aan homo’s. Dat is dan wel weer zijn probleem, niet het mijne. Nee, dat is niet waar. Voor mij is het ook een probleem. Ik voel hoe een emotie die ik in tijden niet meer gevoeld heb, omhoog komt borrelen. De afgelopen weken ben ik verlamd geweest van verdriet, gepaard met angst en zelfs een beetje wanhoop. Nu raak ik opnieuw de controle over mijn lichaam kwijt, van pure woede dit keer. Hoe durft Bill mij te negeren, alleen omdat ik niet op meisjes val? Hoe haalt hij het in zijn hoofd mij te vertellen wat ik wel en niet mag doen, terwijl het niet om zijn geheim gaat? Hij weet niet eens de gehele waarheid. Hij heeft me niet eens de tijd gegund hem die te vertellen. Voor ik het weet ben ik van de bank opgesprongen en ik sta tegenover Bill. Adrenaline giert door mijn lichaam en ik besef amper wat ik aan het doen ben. Als ik spreek heb ik een kalme, zachte stem. Ik heb nooit eerder zo’n kille toon van mezelf gehoord.
‘Nu je me toch negeert, kan ik je net zo goed het hele verhaal vertellen. Je wilt het niet weten, anders was je vorige week niet weggelopen en zou je me niet negeren. Ik vind het een belachelijke reden om me te haten, maar-’
‘Ik haat je niet.’ Brengt Bill er zachtjes tegenin.
‘Jawel, Bill. Je verafschuwt me.’ Ik spreek het spottend uit, zo belachelijk vind ik het dat hij er tegenin durft te gaan.
‘Je durft niet eens naar me te kijken en je walgt ervan te dicht bij me in de buurt te komen.’ Vervolg ik mijn verhaal.
‘Ik kan het uitleggen.’ Stamelt Bill. Zijn wangen hebben een rode kleur aangenomen en zijn ogen zijn wijd opengesperd, alsof hij is geschrokken.
‘Laat mij nu eerst mijn verhaal doen, voor je weer wegloopt.’ Ik begin geïrriteerd te raken, al moet ik toegeven dat ik nieuwsgierig ben.
‘Nee, ik blijf tot je me wegstuurt.’
‘Beloof je dat?’ De boosheid is op slag verdwenen, evenals de kilte. Ik betrap mezelf erop dat ik weer hoop heb.
‘Dat beloof ik.’ Zijn stem klinkt warm en ik ken mijn broertje lang genoeg om te weten dat zijn oprechtheid niet gespeeld is. Hij haalt diep adem, slaat zijn ogen neer en terwijl hij naar mijn voeten staart spreekt hij: ‘Ik hou van je.’
Ik doe mijn best het niet uit te schreeuwen, ik weet nog niet hoe hij het bedoelt. Ik raak bijna mijn evenwicht kwijt. Bill moet het gezien hebben, want hij kijkt voorzichtig op. Aan mijn gezicht moet hij kunnen aflezen dat ik het niet begrijp. Of eigenlijk, dat ik bang ben het verkeerd op te vatten.
‘Ik heb mezelf altijd verteld dat er geen hoop was. Jij zou ooit je droomvrouw vinden en ik - ik niet. Toen je vertelde dat je homo was, moest ik onwijs veel moeite doen mijn zelfbeheersing te bewaren, en-’ Ik luister niet meer. Ik kijk paniekerig om me heen, op zoek naar een voorwerp om me aan vast te houden. Ik vind redding bij de rugleuning van een stoel. Ik grijp hem vast en zie dat alle kleur uit mijn handen is weggetrokken.
‘Meen je dat?’ Stamel ik.
‘Ja, dat meen ik.’ Antwoordt hij zachtjes, terwijl zijn wangen nog roder kleuren.
‘Het spijt me. Word alsjeblieft niet boos.’ Even voel ik weer woede naar boven borrelen, hij is hier degene met belachelijke reacties. Dan kijk ik naar hem, hoe hij in elkaar gedoken op de bang zit en met angstige ogen naar me opkijkt, en de woede ebt onmiddellijk weg.
‘Wat wilde jij vertellen?’ Zijn stem wordt met elk woord onzekerder, waarschijnlijk omdat ik niet reageer.
‘Heel eerlijk gezegd, wilde ik precies hetzelfde zeggen.’ Bills ogen worden groot.
‘Echt waar?’ Stamelt hij, net zo ontzet als ik een paar tellen geleden was. Ik knik, niet in staat iets te zeggen. Mijn broertje staat wankel op en stapt voorzichtig op me af. Ik zie hem twijfelen en besluit zelf het initiatief te nemen. Met bonkend hart sluit ik hem in mijn armen en druk hem dicht tegen me aan. Na een poosje wurmt Bill zich een stukje los om zijn lippen op de mijne te drukken. Bijna verlies ik opnieuw mijn evenwicht, maar Bill weet me overeind te houden. Ik heb mijn emoties nog niet onder controle, maar stiekem geniet ik ervan me over te geven aan het gelukkige gevoel wat door mijn borstkas gonst.


Reacties:

1 2

TomEnDoos
TomEnDoos zei op 19 maart 2010 - 19:07:
OOOWW GAAWD

LORD

EINDELIJK SCHRIJF JE TC <333333333

oow damn dit is een SA
maar wel een verdomd mooie <33
zoo lief
<3
zoo mooi :3
vol met gevoelens en emoties <3333

-okee dit was weer ffe mn reactie ^^ -