Hoofdcategorieën
Home » Overige » Standalones » On top of the roof
Standalones
On top of the roof
Een middag in april. Het is redelijk warm voor de tijd van het jaar, de thermometers geven een aangename drieëntwintig graden Celsius aan. Zonnestralen likken langs de gebouwen in de stad. De zon zelf wordt enkel vergezeld door enkele kleine wolkjes, verder is de felblauwe lucht leeg.
Net zoals zoveel anderen, is ook deze stad volgebouwd met torenhoge flatgebouwen. De één reikt nog hoger dan de ander. Van al deze gebouwen lijken de meesten op elkaar, alsof het kopieën zijn. Hetzelfde, alles behalve uniek, gebouwd zonder enige vorm van creativiteit. Maar aan een enkeling is duidelijk meer aandacht besteed. Ze zijn apart, bijzonder. De architect heeft er duidelijk over nagedacht, niet zomaar iets gedaan. Waarschijnlijk werkte hij tijden lang aan allerlei zaken, de vorm, de materialen, de kleuren. Hij probeerde dingen, trok plannen en wiste ze weer, toonde lef, tot hij uiteindelijk tevreden was, en een kunstwerk geschapen had dat hem mogelijk onsterfelijk zou maken.
Maar dit verhaal, deze samenwerking tussen letters, die woorden vormen, woorden, die zinnen vormen, en zitten die samen een vertelling componeren, om dingen door te geven, uit te leggen.
Wat ik nu wil vertellen gaat echter niet over flatgebouwen en evenmin over letters, woorden of zinnen. Want op dit papier probeer ik iets duidelijk te maken, en ik weet dat dat niet gaat lukken aangezien mensen te stom zijn om zulke boodschappen te begrijpen, maar toch ga ik het doen.
In een stad zijn flats niets speciaals. Iedereen is het gewend, niemand kijkt er naar om. En als er al iemand zijn ogen laat vallen op zo’n gigantisch gebouw, dan is dat nooit op de normale, saaie gevallen. Er is daar niets te zien, dus waarom zou je er naar kijken? Nee, de imponerende gebouwen, ontworpen door wereldwijd begeerde architecten, die worden bekeken. Maar wat zie je als je dat juist niet doet?
Kijk eens goed, zoom eens in. Daar, op het dak, tegen de muur van het trappenhuis. Een gestalte, een gebroken hoopje mens, zit daar ineengedoken te snikken. Haar zwarte haren vallen slap langs haar gezicht, dat rood en kletsnat van het huilen is. Tranen vallen kapot op de betonnen vloerplaat van het dak. Haar schouders schokken hevig, ze kan haar emoties niet meer onder controle houden. Niets in haar lichaam kan ze nog beheersen, het gebeurt zonder dat ze er iets tegen kon doen. Tegenwerken is onmogelijk voor haar, want ze is volledig uitgeput.
Muziek schalt uit de draagbare boxjes van haar mp4 speler. Harde gitaren vermengen zich met haar gesnik. Alleen zij hoort het, want beneden is er niemand die aan haar denkt. Beneden is iedereen met zichzelf bezig. En bovendien is het beneden te lawaaierig om geluid van bovenaf te horen. Schreeuwen van wanhoop en pijn, geproduceerd door gebroken mensen, zoals zij. Samen vormden ze de bodem van het sociale stelsel, want tegenwoordig hangt je positie daarin af van hoe goed je alle anderen volgt. Gekleineerd, uitgescholden, dat zijn zij allemaal. Ze moesten de klappen opvangen, van hen die vonden dat ze meer waard waren, en velen van hen zijn daaraan onderdoor gegaan. Er moet toch een plek zijn waar zij geaccepteerd worden, en misschien wel meer dan dat? Een plek, waar ze rust vinden, maar toch zichzelf kunnen zijn. Waar geluk voor hen geen onbekend gevoel is. En wie weet, misschien vind je dat wel in de dood. Erger dan hun leven op aarde kan het toch onmogelijk zijn. Van al deze mensen, al deze verscheurde zielen, is er slechts een enkeling die nooit aan deze dingen heeft gedacht. En die enkeling moet dan extreem sterk zijn, want ze worden uiteindelijk gedwongen. Ze willen het niet, maar kunnen niet anders, want op aarde lijkt er geen plek te zijn voor hen.
Een ingewikkelde bass-solo, die over het dak weerklinkt. Tussen de snikken door merkt ze soms een enkele noot op, voor nog meer ongecontroleerd lawaai de muziek overstemt. Voor haar, het meisje op het dak, is er slechts één woord dat nog telt. Eén woord, en één vraag. Een vraag waarvan het antwoord voor haar nog steeds onduidelijk is. Ze begrijpt het niet, snapt het niet. Moeizaam weet ze het over haar lippen te persen, tussen twee snikken door.
‘Waarom?’ Meteen verslikt ze zich weer in haar tranen. Ze heeft het gevoel dat ze stikt, en ze zou er geen problemen mee hebben als dat daadwerkelijk zou gebeuren. Helaas komen er al snel weer schokkerige teugen lucht binnen. Ze probeert houvast te vinden aan de muziek, zich weer wat omhoog te trekken aan de melodie, tussen het snikken door. Tergend traag wordt het snikken weer gelijkmatiger, maar met elke snik is het alsof haar binnenste steeds verder uit elkaar wordt getrokken. ‘Waarom ik?’
Zo vaak heeft ze zichzelf die vraag gesteld. Ontelbaar veel keren heeft ze hem naar de nacht gefluisterd. Hoe vaak heeft ze wel niet in haar vensterbank gezeten, om zich steeds weer die vraag te stellen. Hoeveel nachten heeft ze hierover gepiekerd? En nogsteeds weet ze het antwoord niet. Misschien dat ze er vandaag nog achter komt. Misschien kan de dood het haar vertellen.
Snelle noten, begeleid door ritmisch getik van een basdrum. Nadat de eerste paar noten in haar gehoorgang waren doorgedrongen, bleef ze het liedje, ondanks de luide snikken, duidelijk horen. Misschien komt het doordat ze dit nummer zo verschrikkelijk goed kent, maar het feit dat ze zich uit alle macht probeert te concentreren, om alles glashelder te horen en geen noot te missen, kan ook de oorzaak zijn. Voor het eerst sinds ze was aangekomen op het dak, vecht het meisje als een leeuwin tegen haar emoties en lichaam. Dit hadden zij gedaan, de mensen beneden, zij hadden dit veroorzaakt, haar banden doorgesneden. En als zij op dit moment aan haar liedje durven te komen, zou ze hen stuk voor stuk neer komen slaan, voor ze verder ging.
Een jongensstem voegt zich bij het geluid van de gitaar, bas en drum. Hij klinkt ietwat mechanisch, doordat hij met een computer bewerkt is, maar ondanks dat weet hij haar toch te betoveren. Bovendien is de tekst en de betekenis daarvan nu het belangrijkst voor haar. Ze krabbelt overeind, en sluit haar ogen, terwijl het mechanische geluid wegvalt, een daarmee het refrein aankondigt. Snotterend beweegt ze haar lippen mee met de woorden, terwijl ze uit alle macht het snikken tegen probeert te houden.
‘Cause I'm the one who will survive
The ones you eat alive
And nobody puts up a fight
They die!
They die!
Rolling dollar bills and popping all these pills
But I'll do what I wanna do
Cause I wasn't built to lose’
Dit is haar liedje. Survive van Sick Puppies, het had haar gesteund als ze het nodig had, en sleepte haar door moeilijke situaties heen. Het gaf haar kracht, en duwde haar zelfvertrouwen soms was omhoog. Het kon ervoor zorgen dat ze haar woede in zich hield, in ieder geval voor een kort moment. Ze kende geen beter gevoel dan losgaan op dit nummer, haar lijflied, alhoewel de tekst niet helemaal meer klopte voor haar. Ze was niet degene die zou overleven, niet meer, ze hadden het voor haar verpest. Overleven was haar onmogelijk gemaakt, haar net was gebroken, en nu viel ze met een rotvaart naar beneden, waar het einde snel dichterbij kwam. Eigenlijk hoopt ze dat er nog iemand komt om haar tegen te houden, je kunt het zien aan de blik in haar ogen, het kleine beetje ijdele hoop achter de wanhoop, maar ze weet dat die persoon niet zal komen. Er is immers niemand die dat zou kunnen doen, ze staat er alleen voor. Terwijl het lied verder gaat trekt haar snikken weer aan. Pas toen de laatste noten waren weggestorven, en het volgende lied al was begonnen, merkte ze het.
Zonnestralen vallen niet langer op het dak. De zon is verdwenen, achter een andere flat, en het zal niet lang meer duren voor hij helemaal wegzakt, en de dag voorgoed met zich meeneemt. En bij het opkomen van de maan, sterft de dag. Terugkomen zal hij niet, nooit meer, het is voorbij, over en uit. In stilte neemt ze afscheidt van de laatste glimpen van de zon.
Tranen rollen niet langer, snikken verlaten haar mond niet meer. Ze heeft alles eruit gehuild, elke traan die ze kon laten, er is geen enkele meer over. Ze is helemaal schor, en krijgt geen geluid meer uit haar keel. De maan werpt een bleek licht op het dak, maar het is niet genoeg om erg veel te zien.
Voorzichtig kruipt het meisje naar haar mp4 speler toe. Ze laat haar vingers over de gladde behuizing glijden, naar de knoppen. Door een paar keer op wat toetsen te drukken begint Survive weer te spelen. Met haar ogen gesloten, en het apparaat in haar handen, luistert ze een tiental seconden ademloos naar het geluid. Dan legt ze het ding weer neer, en kruipt ze terug naar haar tas, die verlaten naast het huisje ligt. Ze opent hem, haalt er een doos stoepkrijt en een lamp uit, en sluit hem vervolgens weer.
Wankelend gaat ze overeind staan, met een stuk stoepkrijgt in haar ene hand, en de brandende lamp in de andere. Ze zet een paar moeizame pasjes, om haar slapende benen wakker te maken. Dan loopt ze naar het midden van het dak, waar een groot open stuk is. De lamp zet ze weer neer, en vlak daaronder zet ze de top van het stuk krijt op het beton. Met grote, sierlijke letters, begint ze te schrijven. Als alles erop staat maakt ze de letter nog wat dikker, zodat ze meer op zullen vallen. De lamp wordt opnieuw opgepakt, en het stuk krijt gooit ze neer. Nadat ze een paar passen achteruit heeft gedaan, aanschouwt ze het resultaat.
Cause I wasn't built to lose
Eén zin heeft ze opgeschreven. De ene zin die haar afscheidsbrief vormt. Eén klein zinnetje, onbegrijpelijk voor wie haar niet kent. Mensen zullen zich afvragen wat het betekend, wat ze bedoelt. En wie weet, misschien zal er ooit iemand zijn die haar weet te doorgronden. Misschien.
Met de lamp in haar hand loopt ze terug naar haar tas, terwijl ze zachtjes mee neuriet met Survive, die nog steeds speelt. Nog voor ze de muur bereikt drukt ze de lamp uit, waardoor de duisternis weer terrein wint op het dak. Ze zet hem neer bij de hoek van het huisje. Met een diepe teug ademt ze in. Het is zover, ze gaat het doen en ze kan niet meer terug. Even is het alsof de wind ‘Vaarwel’ fluistert.
Ze ritst haar tas weer open, en laat haar rechterhand er weer in glijden. Terwijl ze de tas met haar linkerhand tegenhoudt, trekt ze er een grote, plastic doos uit. Bovenop zit een rode deksel met luchtgaatjes. Haar vingers glijden langs de dood. Ze staart naar het wezen dat zich erin schuil houdt. In het donker is het haast niet te zien.
Een paar minuten blijft ze zo zitten. Haar adem vertraagt, en bewegen doet ze niet. Ergens, diep in haar, begint de twijfel op te spelen. In haar begint een tweestrijd, tussen twijfel en wanhoop. Stemmen en gevoelens razen als een tornado door haar heen. Maar al snel verliest de twijfel het weer. Ze zet haar vingers onder de rand van de deksel, en zet wat kracht, om hem omhoog te krijgen. Dat lukt, met een klik springt het deksel open, en meteen kiepert ze de doos om. Een kleine schorpioen valt op zijn rug op het beton. Meteen kruipt hij overeind, en neemt hij een aanvallende houding in. De doos glijdt uit de handen van het meisje. Voor ze het goed en wel doorheeft zit het zandkleurige beestje bij haar arm. Ze voelt een steek, die onmiddellijk begint te branden.
Eén mei, de ochtendspits is zo’n half uur over, en de zon schijnt vrolijk boven de stad. Net zoals in vele andere steden is ook deze stad volgebouwd met flatgebouwen. Grijze, saaie gebouwen, waarvan er duizenden zijn, verspreid over de aarde, maar ook aparte gebouwen, met veel kleuren of een aparte vorm. Het is een doodnormale stad, er is niets bijzonders.
Een grijze flat in diezelfde stad. Niemand schenkt er aandacht aan, het is maar een normale flat, een kopie van zoveel anderen. Maar laat je blik er eens op vallen, waarom niet? En kijk eens goed, zoom eens in. Daar op het dak ligt een meisje, haar hoofd raakt de muur van het trappenhuis net. Verder liggen er een lamp, een tas, een plastic doos, de daarbij horende deksel, een doosje stoepkrijt, een los exemplaar, een mp4 speler met boxjes en een plas bestaande uit een stinkende mengeling van kots en bloed. De geur wordt verdreven door de uitlaatgassen beneden, er is niemand die het merkt.
Er ligt een meisje op het dak, ze is dood. De mensen beneden hebben haar pijn gedaan, gebroken, verscheurd. Ze zag geen uitweg meer, en toen brak haar net. Vallen was het enige wat ze nog kon, recht in de armen van de dood. Waarom? vroeg ze zich af. Waarom ik? Dat fluisterde ze duizenden keren naar de nacht, en naar de stervende dag in de schemering. Misschien kon de dood haar het antwoord geven, misschien weet ze het nu.
Er ligt een meisje op het dak, ze was pas vijftien jaar. Overleden in de nacht, vaarwel gekust door de wind. Gestorven door de wreedheid van mensen, de dood in gejaagd door het pesten. Een afscheidsbrief van één enkele zin. Onbegrijpbaar voor iedereen, behalve voor hen die haar kunnen doorgronden. Want alleen de personen waar de brief voor was zullen het begrijpen. De bodem, want zij weten wat ze voelt.
Cause I wasn’t built to lose, ze was niet gebouwd om te verliezen, maar verloor wel, door het valse spel van de tegenpartij.
Reacties:
Prachtig <3
En origineel, zelfmoordplegen doormiddel van een schorpioen, hmm.
Toevallig was ik Survive aan het luisteren toen ik dit las!
Je kan echt goed schrijven :3
Zonnestralen vallen niet langer op het dak. De zon is verdwenen, achter een andere flat, en het zal niet lang meer duren voor hij helemaal wegzakt, en de dag voorgoed met zich meeneemt. En bij het opkomen van de maan, sterft de dag. Terugkomen zal hij niet, nooit meer, het is voorbij, over en uit. In stilte neemt ze afscheidt van de laatste glimpen van de zon.
Dat moest gewoon even gequote worden...
De bodem, want zij weten wat ze voelt.
Cause I wasn’t built to lose, ze was niet gebouwd om te verliezen, maar verloor wel, door het valse spel van de tegenpartij.
En dat ook...
Daantje, het is prachtig
Echt waar Ö
Elke zin apart is een kunstwerk =)
Iloveit<3
Jezus.
Ik ga je aangeven.
Ik heb nog nooit zoveel kippevel gehad van één verhaal.
Nog nooit.
Als je klas híer niet stil van wordt, zijn ze wel heel gevoelloos.
Ik meen het, dit is écht, écht PRACHTIG. <33
Stiekem heb ik nog steeds kippevel. Echt, elke zin die ik las, als de kippevel niet was gaan liggen, gingen alle haartjes weer overeind staan.
Ik vind hem echt fí¡cking mooi <33
Oh my gosh.
Ik ben hier echt stil van, en mijn ogen vullen zich met tranen o.o'
Dit is echt prachtig.<3