Hoofdcategorieėn
Home » Tokio Hotel » Let's celebrate this innocent summer. » - Four
Let's celebrate this innocent summer.
- Four
De auto was nu zo goed als vol. Nadat we bij Benjamin waren geweest, hadden we ook Kianu en Stefan opgehaald. Met zijn vijven waren we aan het zeuren waar we nou heen zouden gaan, maar het mocht niet baten. Noah bleef wazig glimlachend voor zich uit kijken en ontweek slome auto’s op de snelweg. Toen Kianu het nog één keer probeerde, werd de autoradio nog harder gezet en gaven we het op.
“Houd nou maar op. Over een paar uurtjes weten jullie het,”¯ zei Noah ietwat geprikkeld. Grinnikend keek ik naar Benjamin, die nog steeds naast me zat. Het was ondertussen al weer zeven uur en ik begon toch wel een beetje honger te krijgen. Toch besloot ik er niks over te zeggen, aangezien Noah zich op de weg moest concentreren. En de andere jongens kennende, zouden die er een nog grotere heisa van maken. Ik geeuwde een keer en ging tegen Benjamin aan zitten. Mijn hoofd legde ik tegen zijn schouder aan en ik sloot mijn ogen. Door het geschud van de auto werd ik steeds slaperiger. Het duurde ook niet lang voor ik even in slaap viel.
Ik werd wakker van een geluid dat leek op het geluid van een straaljager. Maar dit geluid ging niet zo snel weg. Het bleek dat we op het vliegveld waren. De jongens zaten buiten naast de auto, op de grond - met eten. Ze keken me één voor één glimlachend aan toen ik de auto uitstapte en me uitrekte. “En, waar gaan we heen?”¯ vroeg ik nieuwsgierig. Noah schudde zijn hoofd. “Nog eventjes,”¯ antwoordde hij geheimzinnig. Kianu stompte hem tegen zijn bovenarm en daardoor ontstond er even een onderlinge kieteldood. Stefan trok aan mijn broekspijp om mijn aandacht te trekken. Toen ik naar hem keek, klopte hij met zijn hand op de grond naast hem. “Kom je hier zitten?”¯ vroeg hij met zijn onweerstaanbaar schattig gezichtje, wat ik natuurlijk niet kon weerstaan. “Tuurlijk.”¯ Ik liet mezelf naast hem op de grond zakken in een comfortabele houding. Kianu hield me een broodje hamburger voor en ik pakte het dankbaar aan. “Wat doen we we eigenlijk op het vliegveld?”¯ vroeg ik verbaasd, toen er alweer een vliegtuig over ons heen raasde. Ik werd dom aangestaard door vijf gezichten, maar het bleef stil. “Nou?”¯ vroeg ik nog een keer. Thomas zuchtte. “Ben jij nou werkelijk zo dom dat je nog niet eens een verband tussen ‘vakantie’ en ‘vliegveld’ kunt leggen?”¯
“Hoezo? Het kan toch zijn dat we hier even pauze houden en daarna weer verder rijden?”¯
“Zal ik je eens wat vertellen, schat?”¯ vroeg Noah grijnzend.
“Ik ben benieuwd.”¯
“We gaan wel degelijk op een vliegtuigvakantie,”¯ zei hij met een brede glimlach. De vier andere jongens deden een wave en begonnen te lachen. “En eet nu eerst je hamburger maar op, want die zal ondertussen wel bijna koud zijn,”¯ spoorde Kianu aan. Ik haalde mijn schouders op en begon braaf aan de koude hamburger.
Een paar uur later en we zaten nog steeds op het vliegveld. Ons vliegtuig had niet genoeg brandstof en had daarom een tussenstop moeten maken weet ik veel waar, waardoor het dus niet op dit vliegveld kon komen. We moesten drie uur wachten op een ander vliegtuig, die als vervanging diende. Maar het werd er niet minder luxe door. Uiteindelijk zaten we, na zo’n vier uur gewacht te hebben, in het juiste vliegtuig richting San Andros - Bahama’s. Toen Noah vertelde dat we naar dit eiland zouden gaan vielen er letterlijk vijf monden open. Want oh wat vinden we dat geweldig! We gaan naar de Bahamas!
VERDEEEEEEEEER