Hoofdcategorieėn
Home » Loveless » I will be... » The first meeting<3
I will be...
The first meeting<3
Mijn ogen glijden over het doek. De kleuren spelen met mijn geest. Ik blijf naar het schilderij staren door zijn charme. De blauwe vlinders lijken zo echt, alsof ze zo van het doek af zouden kunnen vliegen. Het duurt even voor ik mijn ogen van het schilderij af weet te rukken en mij kan wenden tot het kleine bordje naast het schilderij. Ik lees de tekst en laat hem tot mij doordringen.
“Gemaakt van pijn…”¯ lees ik zachtjes hardop voor.
Hoe zou zo’n mooi schilderij gemaakt van pijn kunnen zijn? Daar is dit schilderij veels te liefelijk voor. Dan lees ik de naam van de schilder.
“Soubi Agatsuma...”¯
Ik sla deze naam op in mijn geheugen. Ik laat nog een laatste blink over het schilderij glijden en wend het dan mijn rug toe. Ik laat mijn ogen door de rest van de zaal glijden. Geen ander schilderij in deze zaal spreekt mij zo aan als die achter mij. De rest is ook mooi hoor, zulke schilderijen zou ik nooit kunnen schilderen, maar deze is gewoon nog net iets mooier.
Er schiet iets blauws langs mijn hoofd, van schrik deins ik wat naar achter en verlies ik bijna mijn evenwicht. Mijn ogen volgen het blauw. Gelukkig, het was maar een vlinder. Weer schrik ik even. Snel draai ik mij om naar het schilderij. Gelukkig, alle vlinders staan nog gewoon op het doek. Ik went mij weer tot de echt vlinder.
“Dit is geen goede plek voor jou, vlindertje,”¯ zeg ik.
De mensen die net de zaal inliepen en mij hoorden maken weer snel rechtsomkeert. Ik kijk de mensen spottend na. Dan vinden ze mij maar raar en gek, niet mijn probleem.
De vlinder komt onderzoekend op mij af en gaat op mijn rechterschouder zitten. Ik glimlach. De vlinder blijft even zitten maar vliegt dan van mij weg. Ik vraag me af waar die heen gaat. Waarschijnlijk naar buiten.
Met mijn blik volg ik de vlinder. In voel de drang om achter hem aan te lopen, en aangezien ik toch al voor gestoord word aangezien volg ik hem gewoon. Zonder erg te letten op waar ik heen ga volg ik de vlinder. De vlinder gaat zoals ik had verwacht naar buiten, de Japanse kunstacademie uit, het Japanse kunstacademieparkje in.
In het park zit alleen een man van ik schat iets rond de 20. Hij heeft lang blond haar, een bril en wat mijn nog het meeste opvalt geen kattenstaat en -oren. Hij zit aan een tafeltje met in zijn hand een potlood en op tafel een schetsblok. Hij is zo druk aan het werk dat hij mij niet eens opmerkt. De vlinder cirkelt een paar keer om hen heen en gaat dan op zijn hoofd zitten. Hierdoor schrikt hij op van zijn werk en krijgt mij in de gaten. Hij kijkt mij strak aan.
“Kan ik je helpen?”¯ vraagt hij.
Ik probeer mijn blik af te wenden maar zijn ogen houden de mijne vast.
“Uhm… nee… sorry dat ik u stoor,”¯ zeg ik snel.
De vlinder fladdert van zijn hoofd af en gaat op het mijne zitten, terwijl de man hem met zijn ogen volgd.
“Een vriend van je?”¯ vraagt hij.
“Uhm… sorry?”¯ vraag ik verward.
“De vlinder, is hij een vriend van je?”¯ vraagt hij.
Ik glimlach.
“Nee, eerder een kennis,”¯ zeg ik.
Nu glimlach hij ook. Hij schuift een van de stoelen naast zich naar achter.
“Kom er toch bijzitten,”¯ zegt hij.
Aan de ene kant lijkt het mij gezellig om me bij deze vreemdeling aan te schuiven, aan de ander kant weet ik dat het geen goed idee is om zo maar met vreemdelingen in contact te komen. Toch loop ik naar hem toe, plof ik op de stoel en schuif hem aan.
Mijn oog valt op de schetsen die op de tafel liggen. Het zijn schetsen van vlinders en bloemen.
“Wow,”¯ zeg ik.
De vreemdeling kijkt naar zijn eigen werk.
“Vind je het mooi?”¯ vraagt hij.
Ik knik ja. De vlinders lijken sprekend op het mooie schilderij van daarnet.
“Zeg, ben jij soms Soubi Agatsuma?”¯ vraag ik.
Ik bijt op mijn lip. Het was wel heel erg ombeleeft om zo naar zijn naam te vragen.
De vreemdeling trekt een wenkbrauw op.
“Ja, hoe wist je dat?”¯ vraagt hij.
“Oh…”¯
Ik word een beetje rood bij de gedacht dat hij denkt dat ik hem gespioneerd heb op zo iets.
“Ik zag daarnet één van je schilderijen en herkende de vlinders die je maakt,”¯ zeg ik wat opgelaten.
“Ik vind je schilderijen prachtig,”¯ geef ik toe.
“Dank je. Zou ik naar jou naam mogen vragen?”¯ vraagt Soubi.
“Oh, ja natuurlijk. Mijn naam is Minori Mari. Niets bijzonders,”¯ zeg ik.
“Niets bijzonders hè?”¯ vraagt Soubi terwijl hij zijn ogen over mij laat glijden.
Ik begin wat op mijn stoel te wippen. Ik word een beetje nerveus van hem. En al helemaal van het feit dat hij geen katten staart en oren meer heeft.
“Dus jij bent student op de Japanse kunstacademie?”¯ vraag ik.
Soubi knikt ja.
“Ik zit hier al een tijdje”¯ zegt hij.
“En? Is het wat?”¯ vraag ik.
Hij glimlacht.
“Het heeft zijn charmes,”¯ zegt hij.
“Maar?”¯ vraag ik.
“Maar niets. Ik ziet hier wel goed. En jij? Op welke school zit je?”¯ vraagt hij.
“Oh, ik zit niet echt meer op school,”¯ zeg ik.
“Hoe oud ben je dan?”¯ vraagt hij.
“Ik ben 17,”¯ zeg ik.
“Je hebt school al afgerond?”¯ vraagt hij.
Ik hou mijn hoofd een beetje schuin.
“Soort van ja,”¯ zeg ik.
“Ben je soms van school getrapd?”¯ vraagt hij.
Ik wacht met antwoord geven. Pas als hij mij een doordingende blik geeft geef ik antwoord.
“Soort van ja,”¯ herhaal ik mijzelf.
Hij glimlacht.
“Ik mag jou wel. Hier,”¯ zegt hij terwijl hij een papiertje pakt en daar iets opschrijft.
Hij geeft het aan mij. Het is zijn mobiele nummer.
“Bel mij maar als er iets is,”¯ zegt hij.
“Wat ‘iets’?”¯ vraag ik in de war.
“Ik denk dat je slim genoeg bent om dat zelf uit te vogelen,”¯ zegt hij.
Zonder nog iets te zeggen stop ik het papiertje in mijn broekzak. Ik kijk in zijn ogen en hij in de mijne, beiden glimlachen we.
Soubi went als eerste zijn blik af en kijkt op zijn horloge.
“Is het al zo laat?”¯ vraagt hij, volgens mij, tegen zichzelf.
Hij pakt snel zijn spullen in zijn een schoudertas, staat op en slingert de band over zijn schouder.
“Ik moet nu echt gaan,”¯ zegt hij.
Zonder gedag te zeggen verdwijnt hij de kunstacademie in.
“Hé. Wacht nou ev-”¯
Het heeft geen zin. Volgens mij is hij al verdwenen. Ik zucht. Het ging zo snel dat ik niet eens de kans had om op te staan en hem te bedanken.
Plotseling steekt hij zijn hoofd toch nog even om de deur.
“Bel me,”¯ zegt hij en dan is hij weer verdwenen.
“Wach-”¯
Weer te laat. Ik glimlach. Plotseling vliegt de vlinder van mijn hoofd. Door Soubi was ik even vergeten dat hij daar zat. De vlinder vliegt de Japanse kunstacademie in en verdwijnt uit het zicht. Ik voel met mijn hand in mijn broekzak of Soubis nummer er nog in zit.
Ik ga jou zeker bellen, Soubi.
Nice ^^
Snel meer? 8D
Soubi is wel een beetje eng, vind je niet? x'D