Hoofdcategorien
Home » Tokio Hotel » Love Me Blindly » Hoofdstuk 9 - Rescue Me
Love Me Blindly
Hoofdstuk 9 - Rescue Me
*ONDERTUSSEN*
Het duurde niet lang eer Tom Georg gespot had tussen de vele mensen. Hij stond te praten met een kleine blondine en, zover Tom kon zien, had hij dit keer best succes. Hij lachte en stapte op hen af.
-Stoor ik? Grijnsde hij, met een knipoog naar Georg. Die bloosde onmiddellijk.
-Euhm, nee. Natuurlijk niet. Dit is Vanessa. Wees hij naar de bewuste blondine.
Vanessa, dit is Andi.
Ze knikte vriendelijk van achter haar tafeltje met warme dranken. -Leuk je te ontmoeten, Andi. Ze sloeg toe met een glimlach die geld waard was (maar natuurlijk niet zo veel geld als die van Bill). Tom had meteen door wat Georg in haar zag.
-Leuk gewei.
Tom schrok en graaide het bewuste diadeem meteen van zijn hoofd. -Euhmbedankt.
Georg verborg zijn grijs achter zijn handpalm. -Man, waar heb je dat ding vandaan?
De twee jongens keken elkaar enkele seconden aan, en antwoorden tegelijkertijd: -Bill.
-Kan ik je iets te drinken aanbieden? Gebaarde Vanessa naar de verschillende ketels voor haar. Het is gratis. Voegde ze er nog aan toe. Tom knikte. -Geloof het of niet, maar daarvoor kwam ik naar hier, in de eerste plaats.
Georg fronste verontwaardigd. -Ik dacht dat je voor mij kwam? -Oh, ik vermoedde wel dat je hier zou zijn. Weer een knipoog. Maar Bill staat hier ergens op een brug te bevriezen, dus ik heb een missie. En trouwens, zo interessant ben je nu ook weer niet.
Hij ontweek Georgs stomp met gemak. -Grappig hoor! Zet je gewei maar terug op, dan zal ik eens lachen!
Vanessa schudde haar hoofd. Jongens-Twee bekers chocomelk voor jou dan?
-Graag. Richtte Tom zich weer tot haar.
-Ik ken jou wel, van school. Begon ze te kletsen terwijl ze de bekers inschonk.
Jij trekt op met Gustav en deze uitslover hier. Ze gebaarde met haar hoofd naar Georg. En sinds kort ook met die nieuwe jongen. Bill, zei je toch, he?
Ze dacht dat het beleefder zou zijn om niet te laten merken dat ze Bills naam al lang kende, door het eindeloze geroddel. In een dorpje zoals Nachthertz, bestonden geen geheimen. Zelf praatte ze niet zo graag achter iemands rug om, maar ze kreeg genoeg verhalen te horen over anderen. Ik dacht dat hij hier nooit zijn plaats zou vinden. Je weet wel, omdat hij blind is enzo Ze dacht even na en schudde lachend haar hoofd. Maar hij is helemaal anders uitgedraaid. Ik ben blij voor hem. Ik weet hoe het is om naar een vreemd dorp te verhuizen. Ik woon hier nog maar een goeie vijf jaar. Soms mis ik ons oude huis nog
Ze gaf Tom de eerste beker en begon aan de volgende. Georg heeft me over hem verteld. Over Bill. Hij klinkt als een aardige jongen. -Is hij ook. Tom nam de tweede beker aan en grijnsde. Hij weet met wie hij moet omgaan.
-Dat zie ik. Ze gluurde subtiel naar Georg vooraleer ze haar ogen de brug liet afspeuren.
Ohbij nader inzien. Ik wist niet dat hij bevriend was met...
Georg onderbrak haar. Fronsend. Zijn ogen gefixeerd op hetzelfde punt als de hare.
-Dat ís hij ook niet!
Plots keken ze beiden bezorgd. Tom begreep hen niet. -Wat? Wat is er?
Georgs ogen werden groot. Vanessa gilde, net als verschillende anderen in hun buurt.
Paniek bereikte Toms hart. Hij was niet snel genoeg om zich om te draaien, hoorde alleen de hartverscheurende plons. Toen hij zich eindelijk kon focussen op de brug, was Bill nergens te bekennen. Het enige dat opviel was een rennende Cohenna, en een onheilspellend gat in het ijs.
Op dat moment stortte Toms wereld in elkaar. NeeNiet Bill. Alles behalve dat.
Hij hoopte dat zijn broertje weer uit zichzelf naar boven zou komen, maar dat deed hij niet.
Bill kon sterven, en niemand verroerde een vin.
-Bill! Voor Tom het wist, was hij aan het rennen. Hij trok zeker drie verschillende hoofddeksels van zijn hoofd en opende de rits van zijn jas. Hij moést iets doen.
-Andi! Riep Georg hem nog na. Niet doen! Dat is zelfmoord!
Tom luisterde niet. Dachten ze nu écht dat hij dat niet wist? Zijn jas en vest vielen op de grond. Dit kon zijn dood betekenen, maar liever die van hem, dan die van Bill.
Desnoods van hen allebei, want Tom zou zijn broer nooit meer alleen laten. En hij was bereid om dat heel letterlijk te nemen.
De lucht was ijskoud, en Bill was nog altijd niet aan de oppervlakte verschenen. Tom probeerde tegelijkertijd te rennen en zijn schoenen uit te trekken. Het water kwam steeds dichterbij, en straalde ijzingwekkende kilte uit. De wind suisde rond zijn oren en deed hem pijn. De kou werkte op zijn adem.
Ergens hoorde hij de stem van Gerog, die blijkbaar achter hem aan was gelopen. Andi! De stroming! Je kunt dit niet maken! Verdomme, Trümper, kom terug!
Maar Tom voelde geen angst. Hij was niet Andi op dit moment.
Hij was Tom Kaulitz. Met hetzelfde bloed en dezelfde naam als de jongen in nood. En hij zou hem niét laten verdrinken. Ze waren samen geboren, en indien nodig, zouden ze samen sterven. Hij kon Bill niet nog eens verliezen.
Met die gedachte versnelde hij zijn pas. Rondom hem klonk er geschreeuw. Mensen die zich haastig naar de waterkant begaven. De overduidelijke klank van publieke paniek. Zonder enige aarzeling dook hij door het gat dat Bill had achtergelaten. En al het geluid was verdwenen. Het werd vervangen door een dof geruis.
De kou sloeg toe met meer kracht dan hij zich ooit had kunnen voorstellen. Ze stak hem, alsof tientallen messen zijn huid doorboorden. Enkele seconden lang kon hij niets anders doen dan ineenkrimpen van de pijn. Het had niet veel gescheeld of hij was onmiddellijk terug naar de kant gezwommen, voor zover dat mogelijk was. Maar hij wist wel beter. De pijn was maar relatief. Datgene dat écht belangrijk was, lag ergens op de bodem van deze rivier.
Tom rilde, maar dit keer niet van de kou. Hij moést Bill vinden. Het water was donker, en vol metleegte. Hij zag geen hand voor ogen. Er was geen enkele mogelijkheid tot oriëntatie, dus hij kon enkel de omgeving afspeuren met zijn handen. Het deed pijn om zijn armen te strekken. De vrieskou deed al zijn spieren samentrekken, en zijn hart onregelmatig slaan.
Zijn hoofd bonsde, en het materiaal van de kleren die hij nog droeg, woog zwaar. Het trok hem naar beneden, maakte de inspanning van het zwemmen zwaarder.
Hij moest wel gek zijn.
Voorzichtig liet hij zich iets verder naar beneden zakken. De rivier was niet zo heel erg diep. Hoogstens 2,5 meter. Maar het leek een eindeloze tocht. Nog steeds geen spoor van Bill. Tom begon zich zogen te maken toen hij de bodem bereikte. Hoe groot was zijn kan op slagen, eigenlijk? De kou drukte op zijn borstkast, waardoor het steeds moeilijker werd om zijn adem in te houden. Met verwoedde armbewegingen zocht hij verder. Hij zou niét terugkeren zonder hem. Zelfs al zou dat betekenen dat Wel, dat hij zelf nooit zou terugkeren in de eerste plaats.
Zijn lichaam weigerde steeds meer om mee te werken, en hij begon stilaan ook de moed te verliezen. Wat als hij nooit meer boven zou komen?
Welk leven had hij nog om naar terug te keren? Wetende dat Bill dood was, zou er geen leven meer zijn. Hij had zijn keuze gemaakt.
Het werd alles. Of helemaal niets.
Voor hij het wist, werd hij gegrepen door iets dat voelde alsof hij een mep kreeg van een baseball bat. De stroming. Helemaal vergeten. Hij werd achteruit geduwd met een kracht die hij zich amper had kunnen voorstellen, bij dit domme riviertje. Nu ja, niet zo dom meer.
Nog steeds tastten zijn handen in de leegte. Zonder enig effect. Hoe kon hij Bill ooit vinden? Dit was hopeloos. Hij gaf het op. Hij kon het niet meer aan. Hij liet zich meevoeren door de stroming. Als dit het einde moest zijn, dan was het maar zo.
In zijn hoofd kwamen de plaatjes die hij maanden geleden in Bills fotoboek had gezien weer tot leven. Alle momenten die ze samen hadden gedeeld. De dagen dat Bills ogen nog diepbruin waren en er geen vuiltje aan de lucht zat. En dan dacht hij aan de laatste maanden. De manier waarop hij Bill aan diens glimlach had herkendaan het feit dat hij die glimlach nooit meer zou zien.
Hij kneep zijn ogen stijf dicht. Klaar om zijn laatste adem los te laten. Net op dat moment botste hij met een harde klap ergens tegenop. Het was een knik in de rivier, en hij smakte tegen de wand. Hij dreef niet meer verder. In een reflex greep hij zich vast aanaan wat eigenlijk?
De massa in zijn hand was zacht en soepel. Bijna zoals
Was het mogelijk? Hij verstevigde zijn greep. Het was hí¡í¡r.
Een hoofd, een lichaam, een bril Toms hart maakte een sprong vol nieuwe hoop. Bill!
Met alle kracht die hij nog bezat probeerde hij zijn broer met zich mee te sleuren. Dat ging moeilijker dan verwacht. Tom was al zo lang onder water, hij beschikte niet meer over de controle die hij normaal had. Daar kwam nog eens bij dat Bill vast leek te zitten.
Maar hij kon niet opgeven. Nu hij zijn broertje had gevonden, zou hij hem niét achterlaten, hoe groot de drang naar lucht ook werd. Bill moest dit overleven. Met de nodige moeite kreeg hij de zwartharige jongen met zich mee. Tom opende voorzichtig zijn ogen en zocht naar de oppervlakte. De weg naar boven was zwaar, maar, zo lang hij zijn broer bij de arm had, niet onhaalbaar. Eens hij de bovenvlakte van de rivier bereikt had, stak een nieuw probleem de kop op: de ónderkant van het ijs. Tom vloekte in zichzelf. Natíºíºrlijk zou hij niet meer langs hetzelfde gat naar boven kunnen! Wanhopig begon hij op het ijs te bonken, zijn andere hand stevig om Bills pols geklemd.
Bills gewicht trok hem steeds weer naar benenden, en dat hielp niet echt. Ze zouden het niet lang meer uithouden. Het water was zó kóud. Toms zuurstof was op.
Het gevoel van opluchting dat hem overspoelde toen de eerste barstjes in het ijs verschenen, was onbeschrijfelijk. Als hij nog lucht over had, zou hij een diepe zucht slaken.
Enkele seconden later nam hij een diepe hap lucht.
Al waren zijn longen zo doorkoud dat ze amper zuurstof naar binnen konden zuigen. Tom werd verward door al het geluid dat plotseling terugkwam. Het verscheurde zijn trommelvliezen. Er was niet veel dat zijn lichaam nog kon verdragen op dit moment. Hij keek verwilderd om zich heen. Ze waren niet zo heel ver van de waterkant verwijderd. Maar in de strijd om ook Bills hoofd boven water te houden, zou het toch een moeilijke opgave worden. Bill bewoog niet, snakte niet naar lucht. Tom maakte zich zorgen.
Hij kon het wel uitschreeuwen van de pijn terwijl hij zich een weg naar de droogte ploeterde.
Hoe hij het uiteindelijk klaargespeeld had, wist hij niet, maar even later stond hij weer met beide voeten op bevroren ondergrond. Hoe wankel en beverig dat ook mocht zijn.
In de verte hoorde hij het gedempte geluid van mensen in paniek. Ze hadden hem nog niet eens opgemerkt. Tom moest een serieus eind van de markt zijn afgedreven.
Hij vond de kracht, noch de lucht om om hulp te roepen. En hij hí¡d hulp nodig.
Bill hing als een vod in zijn armen, met evenveel levensenergie als een versleten lappenpop.
Zijn lippen waren blauw, zijn huid eerder wit met een blauwe schijn. Hij was zijn muts en bril in de rivier verloren. Zijn make-up vormde donkere, uitgelopen kringen rond zijn gesloten ogen, maar was nog vrij dominant aanwezig. Waterproof. Was Bill maar even waterbestendig geweest...
Tom dacht niet dat Bill nog ademde.
-B..Bill? Zijn stem klonk hoger dan normaal, amper boven fluistertoon. Hij trilde op zijn grondvesten. Het was zo koud. Hij had zelfs geen gevoel meer in zijn handen. Zijn knieën begonnen het te begeven. Het kon niet lang duren voor hij ook het bewustzijn zou verliezen. Toch maakte Tom zich geen zorgen over zijn eigen persoontje.
Het was Bill. Bill moest dit overleven.
Hij voelde tranen van verdriet en uitputting zijn ogen vullen. Hij kon Bill niet nog eens verliezen. Hij mocht hem niet nóg eens in de steek laten.
Een schreeuw onderbrak zijn gedachtenstroom. -Kijk! Daar zijn ze!
Het was Georg, die op hen afkwam gestormd. Een hele troep mensen volgden hem op de voet. Roep de verplegers! Ze zijn hier!
Een eindelijk gejoel van stemmen die Tom niet eens herkende. Een flits van een camera.
Voor Tom leek het alsof het iemand anders overkwam.
Twee mannen rukten Bill uit zijn armen. -H..Hey.. Volgde Toms stille protest. Hij keek als verdoofd toe hoe zijn broertje op een brancard werd geplaatst, onderzocht en in een ambulance werd gestopt. Hij was nu niet in staat om helder na te denken, en tot voor kort was Bill de enige stabiele factor in zijn belevingswereld geweest. Zonder hem voelde alles raar, eng en onvertrouwd. Alsof de omgeving duizelde. Zijn armen voelden leeg zonder Bill.
-Andi? Georgs trillende hand rustte op Toms schouder. Andi, kun je me horen?
Tom hoorde hem, maar was te verdwaasd om ook maar eender wat te begrijpen op dit moment. Hij zakte door zijn knieën en zag vlekken voor zijn ogen.
-Wie is Andi? Was het laatste wat hij zei, voor hij op de koude grond neerviel.
***
Tom voelde zich alsof hij ontwaakte uit een diepe slaap, met een zware kater.
Heel zijn lichaam voelde zwaar, en rustte op al dan niet zachte lakens. Wat was er gebeurd? Had hij gedronken? Dat kon hij zich nochtans niet herinneren. Sterker nog, hij kon zich helemaal niets herinneren. In shock besefte hij dat hij de geur, de atmosfeer in de kamer niet herkende. Hij probeerde zijn ogen te openen, maar zijn oogleden wogen zwaar, en het heldere licht dat naar binnen viel, deed hem ongelooflijk veel pijn. Waar was hij? En hoe was hij hier terecht gekomen in de eerste plaats? De temperatuur in de kamer was vrij hoog, en hij voelde zich ongemakkelijk onder het stijve laken. Maar hij had simpelweg de kracht niet om het van zich af te gooien. Nogmaals probeerde hij de kamer in te pieren. Het licht brandde hem, en hij zag weinig door zijn wimpers heen, maar deze keer kon hij wel iets uit zijn omgeving opmaken.
Het eerste wat hem opviel was de felle, witte kleur van de muren. Hun al even felle weerkaatsing maakte zijn hoofdpijn er niet beter op. Rechtsboven hem was een kleine, zwarte doos aan de muur gespijkerd. Iets dat hij een paar seconden later herkende als een tv. Naast zijn bed stond een gammele, witte tafel en een versleten bruine eenzit.
Tegenover hem hing een houten kruis tegen de muur. Het rook er scherp, als een soort ontsmettingsmiddel, en Toms rust werd continu verstoord door een irritant, piepend geluid. Links van hem ontdekte hij de monitor die het voortbracht. Op het schermpje bewoog een groenkleurige lijn zich melodieus voort op het ritme van zijn hartslag.
Langzaam maar zeker begon Tom te beseffen waar hij was.
Zijn aandacht werd getrokken door de metalen paal die boven hem uit torende. Die bewuste paal ondersteunde verschillende plastiek zakjes, en buisjes die naar beneden liepen.
Ze liepen naar Oh nee. Alles behalve dat.
Een rilling gleed doorheen Toms lichaam terwijl hij een voorzichtige blik op zijn arm wierp. Zijn maag draaide zich om. Ní¡í¡lden.
Als er iets was dat hem de stuipen op het lijf joeg, waren het wel naalden. Snel probeerde hij zich te concentreren op iets anders.
Hoe hij hier terecht was gekomen bijvoorbeeld.
Hij realiseerde zich dat hij degene was die in een ziekenbed was beland, dus wat was er mis met hem? Was hem iets overkomen?
Tom dacht diep na. Enkel om tot de conclusie te komen dat hetgeen dat hem was overkomen best wel eens iets te maken zou kunnen hebben met het feit dat hij zich niets kon herinneren. Waar was iedereen trouwens?
Behoedzaam, deze keer voorbeid op het buitenlicht, tuurde hij naar de digitale klok van de tv. Het was namiddag. Laat in de namiddag.
Tom kneep zijn ogen stijf dicht en concentreerde zich zo hard hij kon. Wat was zijn laatste herinnering?
Georg had hem vaak geplaagd met de uitdrukking denken doet pijn, hé?, maar Tom had nooit gedacht dat hij hem ooit nog eens gelijk zou moeten geven.
GeorgJa, hij herinnerde zich Georg! Waar had hij hem voor het laatst gezien?
Ergensbuiten?en dan was er nog dat meisje. Ja, een meisje! Vickey, Valerie, Va...Vanessa? Ja! Vanessa, zij was er ook.
Was dat zijn laatste herinnering? Nee. Het moest iets anders zijn. Hij had het vreemde gevoel dat hij iets over het hoofd zag. Iets veel belangrijkers.
Iets waar hij meer om gaf dan het liefdesleven van Georg.
Wat was het? Was paste er in die lege plek tussen toen en nu?
Gustav? Gerald? Cohenna?Iets met Cohenna? Tom zou er zijn hoofd om breken.
Zijn broer? Bill.
In een fractie van een seconde werd hij overspoeld door de grootste paniek die hij ooit gevoeld had. Al flitsend voor zijn ogen kwam alles terug: Het park, de menigte, de brug, de plons, het water, de kou, de pijn en de wanhoop tijdens zijn zoektocht.
Het geluid. De sirenes. Georgs stemEn daarna niets meer.
Tom schoot rechtop. Voor het eerst zag hij zijn omgeving scherp. Nu hij weer helder kon denken, werd zijn hoofd gevuld met gedachten aan slechts één persoon. -Bill!
Zijn stem klonk hors. Hij trok de naald uit zijn arm en gooide zijn benen over de rand van het bed. Slecht idee. De kamer draaide en zijn hoofd voelde alsof het net geraakt was door een voorbij razende tram. Verdomme Hij knipperde een paar keer, net zo lang tot de ruimte weer tot stilstand kwam. Bill. Hij moest Bill vinden.
Deze keer op zijn hoedde, duwde hij zich van het bed af. Zijn tactiek leek te werken - de kamer draaide slechts een klein beetje - dus bewoog hij zich zo traag mogelijk naar de deur toe. Toch bleef de stem in zijn hoofd steeds schreeuwen dat hij moest voortmaken.
De gang waarin hij terecht kwam was kalm, bijna verlaten. En tot Toms grootste spijt, ook spierwit. De lichtweerkaatsing raakte hem met de kracht van een neerkomend blok beton.
Hij hield zich rechtop tegen de deurpost, maar teruggaan kon hij niet. Niet voor hij wist waar zijn broer was. Links van hem liep de gang dood. Rechts was dus de enige overgebleven optie. Tom wist niet hoe hij het voor elkaar kreeg om de ene voet voor de andere te zetten. Hij werd voornamelijk gedreven door instinct. Een instinct waarvan hij al lang vergeten was dat hij het had. Het was zijn tweelingband met Bill.
Zo hadden de twee het vroeger toch verklaard. Natuurlijk geloofde niemand hen (niet dat dat hen iets kon schelen). Het was alsof de helft van Bills aura op Tom rustte, en andersom. Tom was ervan overtuigd dat hij zo de signalen van zijn broer kon voelen. En op dit moment beloofden ze niet veel goeds. Er was iets aan de hand met zijn kleine broer, en hij zou hem kost wat kost vinden.
Aan het einde van de volgende gang, zag hij al niet meer dubbel. De verdoofdheid nam af, maar de pijn nam toe. Een onaangename, prikkende sensatie trok door zijn handen en onderbenen. Dat had vast iets te maken met de uitwerking van zijn medicatie. Hij bekeek het donkerrode vlekje op zijn arm, waar hij de naald had verwijderd. -Scheiße! Vloekte hij hardop. Deze trip zou er duidelijk niet makkelijker op worden, zonder de nodige pijnstillers.
Al begon de verwarrende laag mist die de hele tijd al in zijn hoofd leek te hangen, eindelijk op te trekken. Hetgeen dat daardoor onthuld werd, was echter niet zo hoopgevend.
Hij herinnerde zich Bill. Het gevoel van Bills levenloze, gebroken lichaam in zijn armen.
Het gevoel van diens ijskoude, rood - of paarsgekleurde huid en blauwgekleurde lippen.
De plotseling leegte toen ze Bill van hem wegnamen
Tom plaatste zijn handen tegen de zijkant van zijn hoofd, ogen gesloten.
Denk! Denk dan Tom! Concentreer je op iets anders. Wí¡í¡r kun je hem vinden?
Zijn ogen schoten open en speurden het plafond af. Er hingen slechts een paar bordjes met richtingsaanwijzingen, en ze waren geen van allen behulpzaam. Even verderop was een lift. Tom liep er doelbewust op af, en las het bord naast de metalen deuren. Onder de titel gelijkvloers vond hij wat hij zocht: Infobalie.
Hij duwde op de grote knop tussen de twee liften in, en wachtte ongeduldig.
Enkele seconden later openden de deuren links van hem. Er stond nog een handvol mensen in de lift - een gezin dat blijkbaar bij elkaar hoorde - maar hij wrong zich er toch nog bij. De knop van het gelijkvloers was al ingedrukt.
Al even ongeduldig wachtte hij tot de deuren weer sloten. Hij merkte dat zijn medepassagiers hem nogal raar aankeken. Geen wonder. Tom besefte nu pas wat hij aanhad.
Hij droeg een wit, veel te groot ziekenhuisgewaad dat ergens bengelde tussen een zak en een jurk. Het was gemaakt van een papier achtige stof, waarvan Tom nu pas merkte hoe hard ze jeukte. Hij hoopte maar dat hij er nog iets onderaan hadmaar dat viel te betwijfelen.
Hij liep immers ook op blote voeten. Hij bestudeerde zich wat beter in de spiegel die tegen de wand van de cabine was bevestigd. Zijn handen vlogen naar zijn haar.
Wí¡í¡r, in Gods naam, was zijn pet?! Zijn dreads waren slordig bijeen gebonden in een lage paardenstaart. Hij moest eruit gezien hebben alsof hij net was ontsnapt uit een psychiatrische instelling. Maar hij had geen tijd om zich daarmee bezig te houden.
Hij verplaatste zijn aandacht naar de verspringende cijfers boven hem. 21ping.
Nog voor de deuren volledig geopend waren, was Tom al naar buiten gestoven. Op het gelijkvloers was het veel drukker. Het was bevolkt door bezoekers, verpleegsters, Hij kon de cafétaria al van op afstand ruiken. Bezoekuur? Nu al? Door de hoge ruiten viel het witte zonlicht binnen. Raar dat in de winter, net op een dag als deze, de zon moest schijnen.
De infobalie was een klein bureautje dat achter glas verscholen ging. Tom plakte in een mum van tijd tegen de ruit aan. Gelukkig stond er geen rij. Trouw op post, zat een kleine vrouw van middelbare leeftijd, met rechthoekige leesbril en roodgeverfd haar, ietwat verveeld op haar bureaustoel. Ze was druk bezig met pennen, en leek Tom niet op te merken.
-Excuseer, mevrouw? Geen reactie. EuhmMevrouw? Hij keek nerveus toe hoe haar pen over het document kraste. Jow, mevrouw! Siste hij uiteindelijk door zijn tanden.
Wat voor personeel hadden ze hier eigenlijk? Had ze nog altijd niet door dat dit een dringende zaak was? Net toen hij zich onzichtbaar begon te voelen, erkende ze zijn bestaan.
-Hmm? Het was niet veel, maar Tom zag het als een uitnodiging om aan zijn overhaaste uitleg te beginnen. -Ik zoek naar een jongen die hier is binnengebracht met onderkoelingsverschijnselen. Tenminstedat denk ik toch. Nu hij erover nadacht, wist hij eigenlijk helemaal niet of Bill hier wel was. Zijn naam is Bill Kaulitz. Weet u waar ik hem kan vinden? -Relatie tot het slachtoffer? De stem van de vrouw klonk even nazaal als de van Cohenna. Tom woedde laaide op bij de gedachte aan het meisje. Met haar zou hij later wel afrekenen. Relí¡tie tot het slachtoffer? Vroeg de vrouw opnieuw.
-IkIk ben zijn broer. Stamelde Tom voor hij het wist. Ik maak me zorgen.
Ongeïnteresseerd legde ze haar pen neer en tikte ze iets in op haar computer. Ondertussen had ze hem nog steeds niet aangekeken. Ze had niet eens een blik in zijn richting geworpen. Misschien maar goed ook, want als ze zag hoe hij erbij liep, zou ze waarschijnlijk een hoop vervelende vragen gaan stellen.
-Bill Kaulitz, intensieve zorgen, kamer 483.
Toms adem stokte en bleef op een onaangename manier steken in zijn keel.
-I..Intensieve zorgen?
-Derde verdieping, eerste gang rechts. Antwoordde de vrouw, terwijl ze haar pen weer opnam. Al was dat niet het antwoord waar Tom op aanspoorde. Hij was gewoon gechoqueerd
door het feit dat zijn broertje dí¡í¡r lag.
-Luister eens, het bezoekuur is voorbij jongeman, maar aangezien de toestand van je broer kunnen we misschien wel iets voor je regelen binnen enkele uurtjes. Op intensieve zogen mag je zomaar niet komen, begrepen? Stilte. Heer Kaulitz? Ze keek op, te laat. Heer Kaulitz!
Tom was al lang buiten gehoorsafstand. Hij was momenteel weer onderweg naar de lift, zijn manier van voortbewegen ergens tussen strompelen en looppas. De meeste bezoekers liepen de andere richting uit.
De pijn was erger geworden, en zijn huid voelde nu aan alsof ze hevig verbrandt was door de zon. Het bloed dat door zijn aderen stroomde, leek gevuld te zijn met kleine naaldjes die hem van binnenuit prikten. Hij hí¡í¡tte naalden.
Maar er was een nieuwe verdoofdheid die hem overspoelde. Een soort adrenaline die hem afsloot van alles, op één ding na: Het vinden van zijn broer.
Automatisme had weer de bovenhand genomen. Hij nam de tijd niet om op de lift te wachten, dus nam hij gewoon de trap. Het maakte niet uit hoeveel pijn het deed. Hij hoopte alleen dat zijn benen het halverwege niet zouden begeven.
Het meisje waar hij tegenop botste keek hem verwonderd aan.
-Nee, ik ga je niét vertellen waar ik deze coole outfit gekocht heb! Siste hij in haar gezicht.
Ze trok grote ogen en zette het op een lopen.
Hij was al snel buiten adem, uitgeput, en verlamd van de pijn. Ergens tussen de tweede en derde verdieping hield hij enkele seconden halt om op krachten te komen.
Bijlange na niet lang genoeg, maar het was alle tijd die hij zichzelf gunde. Daarna hervatte hij zijn missie zo snel dat hij uitschoof in de bochten van de traphal. Eens boven was hij aan het hoesten van de uitputting, maar nog eens stoppen was geen optie.
De eerste gang rechts. Kamers 425 - 500: Zoals het bord al deed vermoeden, was de gang eindeloos.
De kamers waren anders. Elk hadden ze een grote raam waardoor dokters makkelijk binnen konden kijken. Bij sommige waren de blinderingen gesloten. Elders zag je de mensen gewoon op hun ziekenbed liggen. Toms maag draaide om toen hij zich bedacht dat deze afdeling hem meer aan palliatieve zorgen deed denken. Deze mensen leken eerder op hun sterfbed te liggen. Buisjes, hartmonitors, apparatuur die hij nog nooit eerder gezien had, en waarvan hij niet eens wist waar het voor diende. Hij zag niemand bewegen.
Levenloos. Deze hele afdeling was als de dood zelve. Tom kon alleen maar hopen, wensen tot in het diepste van zijn ziel, dat Bill er niet hetzelfde uitzag.
Kamer 478, 480, 482,
Hoe dichter hij zijn doel naderde, hoe zenuwachtiger hij werd. Hier moest het zijn.
Aarzelend draaide hij zich in de richting van de oneven nummers. Hij snakte meteen naar adem. Een verstikkend gevoel nestelde zich in zijn borstkast en een verloren traan liep langs zijn linkerwang. Misselijkheid overspoelde hem, zijn benen konden het elk moment laten afweten. Daar was Bill.
Maar het was niet de Bill die hij kende. Er liepen verschillende buisjes naar zijn linkerarm en naar zijn neus. Een zuurstofmasker was op zijn mond geplaatst. Hij droeg een nachtkleed zoals dat van Tom, hing vast aan een gigantische monitor,
Met bevende handen voelde Tom aan de deur. Ze was niet op slot.
Binnenin de kamer was het stil, op het bekende piepgeluid van de hartmonitor na. Er was geen tv, geen tafel. Maar wel diezelfde versleten, bruine zetel.
Bills huid was bleek, nog bleker dan zijn normaal gezien ivoor kleurige verschijning. Alsof er geen bloed meer in zijn lichaam zat. Natuurlijk had hij geen make-up rond zijn ogen, waardoor hij er meteen een pak minder als zichzelf uitzag. Het enige teken dat aangaf dat hij nog leefde, was zijn borstkast die langzaam op een neer bewoog.
Dit was Bill niet meer.
Bill met zijn vrolijke opmerkingen, zijn stralende glimlach Tom besefte dat zijn broer op dit moment héél ver weg was.
Voorzichtig nam hij Bills hand. Bijna had Tom verwacht dat die ijskoud zou aanvoelen, maar dat deed ze niet.
Niet zoals Tom ze de laatste keer had gevoeld. Niet zo doods als toen hij hem pas uit het water had gehaald. Jammer genoeg voelde Bill ook niet bepaald wí¡rm.
Hij streek de verdwaalde zwarte lokken uit Bills gezicht, en probeerde zich in te beelden dat zijn broertje gewoon sliep. Een moeilijke, haast onmogelijke opgave.
Hij had Bill al vaak genoeg zien slapen, en nog nooit had hij buisjes in zijn neus gehad, of naalden in zijn armen. Bedroefd dacht Tom terug aan de eerste nacht dat Bill op zijn sofa in slaap was gevallen. Bill was nog nuchter aan het worden, en had Andi voor de eerste keer verteld hoe erg hij zijn tweelingbroer wel miste.
Tom slikte. Wat als hij nooit de kans zou krijgen om Bill te vertellen wie hij écht was?
Tom kon het niet helpen, hij kon geen reden zien waaraan Bill dit verdiend had, en gaf zichzelf dus maar de schuld. Als hij hem maar niet alleen had gelaten, als hij hem maar sneller uit het water had gehaald, Hoe dan ook, Tom geloofde dat hij dit had kunnen voorkomen.
Hij kneep zo hard mogelijk in Bills hand, hopend op een reactie. Hij hoopte dat Bill hem kon voelen, dat hij wist dat hij niet meer alleen was.
Tom had zelf geen gevoel meer in zijn hand. Een natuurlijke reactie van zijn lichaam, om de pijn draaglijk te maken. Maar voor Tom was het jammer genoeg niet de lichamelijke pijn die ondraaglijk was. Hij deed geen moeite om zijn gesnik te onderdrukken, barstte gewoon in tranen uit op Bills borstkast, zijn hoofd verscholen in zijn armen.
-H..Het spijt me Bill. Het balanceerde net op het randje van hyperventilatie. HHet is a..allemaal m..mijn schuld. S..Sorry, Bill. Ik had je n..nooit alleen mogen laten.
Minuten lang ging het zo verder. Tom die bijna letterlijk stikte in zijn excuses, en Bill die alles bewusteloos onderging.
Een half uur passeerde, een volledig uur, en er was nog steeds niets veranderd. Behalve dan dat Tom was gestopt met snikken, omdat hij er simpelweg de kracht niet meer voor had.
Maar de tranen bleven vallen. Hij tilde zijn hoofd op om naar zijn broer te kunnen kijken. Het leek nog erger dan hij zich herinnerde. Tom zuchtte en legde zijn hoofd terug neer.
Het spijt me, kleine broer Mompelde hij in een raspende, nog net hoorbare fluistertoon. Het is mijn schuld. Je was veel beter af geweest zonder mij. En toen gebeurde het ondenkbare.
Een zwakke hand vond zijn weg naar Toms haar. -Tomi? Tot Toms verbazing sloot Bill - met zijn andere hand, en met de nodige moeite - zijn vingers om de zijne.
Niet...weggaan. Bill klonk wanhopig. Laat me niet alleen.
Toms hart brak, lijmde zich weer aan elkaar, en brak opnieuw. Hij voelde zich vreselijk schuldig, maar tegelijkertijd ook euforisch. Bill was wakker!En hij dacht dat Tom hem zou verlaten, net als de vorige keer
-Geen zorgen. Hij nam Bills hand zijn allebei zijn eigen handen. Ik laat je nooit meer alleen. -M..Maar je haatte mij. -Niet waar. Huilde Tom, zo verstaanbaar als hij het kon opbrengen. Niet meer.
Hij dacht er niet eens over om zich als Andi voor te doen. Op dit moment kón hij Andi gewoon niet zijn. De pijn, de schuld en de liefde die hij tegenover zijn broer voelde was écht. Als hij nu beweerde dat hij iemand anders was, zou elk woord dat hij tegen Bill zei, gelogen zijn. Andi was een leugen. Een gemeen, bitter exemplaar, maar ook de mooiste leugen allertijden. Omdat het de leugen was die hem terug naar Bill had gebracht.
Maar Tom kon nu niet tegen Bill liegen. Hij kon niet tegen zichzélf liegen. Bill had zijn broer nodig, en niemand anders.
-Ik geloof het niet Een - nog steeds gemanicuurde - hand reikte naar zijn gezicht. Tom ving ze op voor ze hem bereikte en plaatste ze tegen zijn wang. Hij kon Bill niet toelaten om zijn gelaat af te tasten, zoals hij bij Andi had gedaan. Dan wist hij wie Andi was.
Je huilt. Merkte de zwaar afgetakelde jongen op. Tom knikte, onbeschaamd.
Bills vingers streken langs zijn wang vooraleer hij zijn hand terugtrok en op bed liet vallen. Ik heb je gemist. Tom slikte hoorbaar. -Ik jou ook.
Maar ergens wist hij wel dat hij niet voor altijd Tom kon blijven, voor Bills eigen veiligheid. Andi was veilig grondgebied, Tom daarintegen werd gezocht door bendeleden die veel weg hadden van een Duitse maffia. Hij zuchtte, verslagen.
-Ik zit in de problemen Bill, ikik weet wat ik eerder gezegd heb. Maar ik kan niet blijven. Bill ging over tot paniek. -Nee! Je moét blijven! Mijn leven is niéts zonder jou. ík ben niets, als de helft ontbreekt. Hij greep Tom bij de arm, in zon haast dat hij krassen achterliet met zijn nagels. Hij trok hem in een omhelzing waarvan Tom wist dat die Bill hem pijn moest bezorgen. Ga niet weg. -Ik wil niet weg. -Blijf dan. Bills stem trilde terwijl hij zijn broer smeekte. -Ik zal í¡ltijd bij jou zijn, oké? Zei Tom, door zijn tranen heen. Je zal het gewoon niet altijd beseffen. -Natuurlijk niet, want ik kan je niet zién! Riep Bill hysterisch. Tom plaatste zijn hand over Bills mond. -Goed. Probeerde hij zijn stem de beheersen. Want de band die wij hebben, is blind. Geloof het of niet, maar dat heb jíj mij geleerd.
Hij haalde zijn hand weg. Zijn hoofd draaide en zijn lichaam brandde door het gebrek aan medicatie. Geen goed teken. Bill ademde haperig, maar diep in, en zuchtte.
-Altijd? Geen leugens? De vraag sneed harder door Tom heen dan de huidige pijn in zijn ledematen. Hij keek toe hoe Bills knokkels wit werden door de kracht die ze uitoefenden op zijn hand. Bills vingers sloten zich veel te hard om de zijne, het deed ongelooflijk veel pijn, maar Tom zei er niets van. Wat moest hij Bill vertellen? De afgelopen maanden waren één grote leugen geweest. Hoe kón hij dat vertellen zonder Bills eeuwige woedde over zich uit te roepen? En konden woorden ooit uitdrukken hoe zeer het hem speet? Tom zuchtte en hield wijselijk zijn mond. Hij kneep Bills hand in de plaats, net zo lang tot het voelde alsof zijn vingerkootjes verbrijzeld werden. Hij drukte een kus op Bills voorhoofd, en drukte daarna zijn eigen voorhoofd tegen het zijne. Bill zuchtte tevreden.
-Tomi, ik Maar hij maakte zijn zin niet af. De greep van zijn vingers verzwakte, zijn glazige ogen rolden weg in hun kassen, zijn hand gleed uit die van Tom
-Bill?Bill! Tom had moeten weten wat er gaande was, toen de monitor overging tot een lange biep, maar de huidige situatie liet hem nu eenmaal niet toe om helder te denken. Bill! Hij hoorde haastige voetstappen op de gang. Bill, wordt wakker!
Niet veel later greep iemand hem bij de schouder. -Andreas Trümper? Wat doe jij uit bed?! Het was een onbekende in een witte jas. Voor hij het goed en wel besefte was Tom op de gang geduwd en buiten gesloten.
-Hey! Met zijn handen tegen het raam keek hij toe hoe de man steeds opnieuw elektrische stroom door het lichaam van zijn broertje liet lopen. Elke stroomstoot die Bill kreeg, voelde Tom ook in zijn eigen lichaam. (Of was het gewoon de pijn die de wegebbende pijnstiller met zich meebracht?) Elke schok die door Bill heen ging, ging recht door Toms hart. Hij voelde het tot in het diepste van zijn ziel. Hoe kon het ook anders? Bill was zijn eeneiige tweelingbroer: een deel van hem.
Een deel van hem was aan het verdwijnen.
-Bill! Tom bonsde met zijn vuisten tegen het glas. Het trilde in het raamkozijn. Bill, waag het niet om dood te gaan! Tranen rolden opnieuw over zijn wangen. Ik heb je nodig, begrepen?! Ik kan niet meer half zijn!
En toen hij het bewustzijn verloor, wist hij dat het niet door de pijn in zijn eigen lichaam kwam.
WORDT VERVOLGD
Reacties:
Hij gaat zeker nog verder! Ik heb de laatste tijd nogal weinig tijd gehad omdat ik in mijn zesde jaar zat en de examens en de feestjes achteraf de kop opstaken Maar ik zal snel eens een hoofdstukje posten...
-Nee, ik ga je niét vertellen waar ik deze coole outfit gekocht heb! Siste hij in haar gezicht.En midden in de triestheid schoot ik keihard in de lach. x']
Ik heb geen idee hoe ik dit over het hoofd heb kunnen zien, maar dit hoofdstuk had ik nog niet gelezen, en het is al twee maanden geleden gepost! En nu lees ik het plotseling. :x
Het blijft prachtig. En zo zielig. En man - ik wil zo graag weten hoe het verder gaat! Ãâ
Ga je nog verder? *puppyeyes*
<3
hihi ik dacht al zoiets als examens
Maar ik dacht, laat ik het ff chekku ^^
Want ik houd van dit verhaal